De historische en actuele leugens die constant het nieuws over “Israël  en de Palestijnen” doordrenken, zijn zó pervers, zó smerig, zó walgelijk dat althans mijn verstand erbij stil staat. Wij worden tegenwoordig gevraagd om globale migratie als een groot multicultureel goed te zien, maar als het over Israël gaat, dan geldt dat ineens niet meer. Terwijl de moderne migratie naar het Westen door sommige mensen toch als problematisch wordt ervaren, schijnt het moorddadige geweld waarmee de Joodse migratie naar Palestina indertijd door een lokale “elite” werd beantwoord, wel okay te zijn. In de ogen van mensen die “multicultuur” voor het Westen prachtig vinden, ja moreel verplicht, hoeven ook anno nu de vertegenwoordigers van Hamas of Hezbollah, net zoals voordien die van de PLO, helemaal niet  “multicultureel”  te zijn, maar mogen zelfs vrijelijk racistische en genocidale taal uitslaan.

Dit is, één, des te merkwaardiger, omdat de Joden naar Palestina, een desolaat en verlaten gebied, vanaf 1882 welvaart brachten vanuit hun levensbevestigende gewetenscultuur. Dit is, twéé, des te merkwaardiger omdat de geschiedenis van de mensheid vol is van migratie en volksverhuizing, maar alleen deze ene, het Goede brengende migratie, die met gewelddadig Kwaad werd bestreden door een lokale “elite”, wordt afgewezen door dezelfde Goede Mensen die alle andere migratie zo mooi vinden.

“Israël is gewoon een expansionistische staat”, hoorde ik ergens in 2009 knuffelbeertje Maarten van Rossem gezellig grommen. Gewoon, niks bijzonders die Joden met hun Holocaust, tuig als alle ander tuig, leek van Rossem te willen zeggen. Het was in “de Wereld Draait Door” en het was een casual opmerking, even tussendoor, zoals alle received wisdom over Israël de laatste decennia in de media als een vanzelfsprekendheid wordt gebracht. “Bezette gebieden”: dat weet iederéén toch? Er heerst in onze nationale televisie-huiskamers gezellige overeenstemming over “Israël”: de gastheren, of ze nou Matthijs van Nieuwkerk, Jeroen Pauw of Paul Witteman heten, worden niet gehinderd door enige kennis, de “politiek-correcte” gasten-van-voorkeur ook niet en het publiek thuis en in de studio weet doorgaans al helemáál niks anders dan de domme clichés waarmee ze in alle media worden doodgegooid.

In maart 2010, toen ik aan dit opstel schreef, kreeg ik een mail van een vriend uit Antwerpen, Sam van Rooy. Hij schreef

“Vanmorgen was er op de regionale zender van Antwerpen een debat met Ludo Abicht en de Belgische Turk Selahattin Koçak, die een boek vol nonsens schreef over de islam (ik las het), waaruit wij deze boodschap moeten verstaan: ‘de islam is eigenlijk fantastisch en Vlamingen moeten daar geen schrik van hebben, ze moeten de islam omarmen’.  Om dat te bewijzen ontkent hij doorheen het boek dat de islam, gewelddadig, vrouwonvriendelijk en anti-joods is. Alle cliché’s worden door hem op een onwetenschappelijk manier ‘bewezen’, zoals het feit dat ‘jihad’ eigenlijk ‘innerlijke strijd’ betekent, terwijl men al lang heeft uitgerekend dat jihad in de islamitische geschriften in 97 procent van de gevallen gewapende strijd tegen niet-moslims betekent.  Maar  zeer verontwaardigend was het moment waarop het ging over (het gevaar van) moslimextremisme. De oud-marxist Ludo Abicht zei toen dit: ‘Moslimterrorisme zal verdwijnen als de oorzaken verdwijnen, zoals bijvoorbeeld de bezetting van Palestina. Daar heeft het heel veel mee te maken. ( . . .) Ik vind het hypocriet dat men dat niet vermeldt.’  Niemand die Abicht tegensprak. Dit kon ongestraft gezegd worden en het kwaad is dus alweer geschied; ik moet u niet uitleggen welke gevolgen deze korte maar duidelijke stelling van Abicht betekent voor het beeld van de Antwerpenaar over het Midden-Oosten, moslimextremisme en de rol van Israël.”

Sam van Rooy heeft gelijk: het gevaar van dit modieuze “anti-Zionisme”  is groot. Het zit grotendeels onderhuids, in halve waarheden, verzwegen foute aannames, weggelaten context en voorgeschiedenis. Je kunt het vinden in nagenoeg elke reportage van “onze correspondenten”. In elke verslaggeving van Sander van Hoorn van de NOS of van Alex Burghoorn van de Volkskrant, om twee voorbeelden te noemen, zit minstens één zin waaruit alleen een kenner van de “kwestie Israël” de smerige insinuatie richting Israël kan halen. Daarnaast is er natuurlijk  een voortdurend zo goed mogelijk verzwijgen van 80 jaar leugens en terreur vanuit de Arabische wereld. Deze sfeer van des-informatie heerst al decennia in steeds sterkere mate en het berust op een geschiedbeeld dat uit leugens bestaat en daardoor haat tegen Israël en de Joden wekt.

Met een groeiende, niet-integrerende moslimbevolking in de Nederlandse steden past dit voortdurende liegen over Israël door de Nederlandse media natuurlijk naadloos in wat Al Jazeera  vertelt via de schotel op het Nederlandse balkon. Die leugens zijn gefabriceerd door een “linkse” generatie die zijn ene totalitaire ideaal kwijt raakte, het communisme, en nu verliefd is geworden op een nog gevaarlijker totalitarisme: de islam. De oude “linkse” generatie, die de “jaren zestig” nog heeft meegemaakt, heeft zijn “mars door de instituties” succesvol afgesloten, heeft  universiteit, media, politiek en justitieel apparaat vergiftigd met zijn postmodernisme annex cultuurrelativisme annex deconstructivisme en heeft, zelf met riant pensioen, inmiddels in alle maatschappelijke gremia  klonen van zichzelf neergezet. Ik heb dit herhaaldelijk een “Orwelliaans conglomeraat” genoemd en in de praktijk heeft dat er voor gezorgd dat in de discussie over “de vier I’s” (Islam, Immigratie, Integratie, Israël) kritiekloos over de eerste drie I’s en zeer “kritisch” over de vierde I wordt gesproken.

Standaard in de modieuze mythologie is ook dat “de “Palestijnen” zitten opgesloten in een “ghetto” en langzaam worden “afgeknepen” door de Israëli’s. Maar de waarheid is dat de er in de geschiedenis nog nooit een volk is geweest dat zoveel hulp heeft geboden aan een doodsvijand dan de Israëli’s aan de “Palestijnen”.  Het is door hun eigen”elites” dat de “Palestijnen” al 80 jaar misbruikt, afgeknepen, de dood ingejaagd en in een staat van oorlog en haat worden gehouden”. Zestig jaar lang zijn de miljarden aan hulp door de Verenigde Nazi’s (geen spelfout), Europa en Amerika gebruikt voor corruptie, wapenaankopen en haatopwekking. Niet alleen hebben Gaza en “de Westbank” (Samaria en Judea!) per hoofd een record aan internationale hulp ontvangen, ze hebben ook zo’n beetje de grootste bevolkingsgroei ter wereld. Vergelijkingen van de “Palestijnse” gebieden met het ghetto van Warschau in WO II of zelfs met Auschwitz  zijn perverteringen in het kwadraat. Smeriger en leugenachtiger kan je het niet verzinnen. Maar “onze correspondenten” in “de door Israël bezette gebieden” verzinnen het.

De psychologie achter deze deze totaal-pervertering, heb ik hier geprobeerd te doorgronden. Als het over de gotspes over Israël gaat, zoals in dit geval bij van Rossem – “Israël is gewoon een expansionistische staat” – denk ik persoonlijk altijd eerst aan krypto-Jodenhaat en dan “gewoon” aan domheid en luiheid. Maar is nog een andere verklaring, die overigens de domheid en de luiheid niet uitsluit. Eddy Terstall sprak er een keer over ergens in een posting op het internet. Het hoeft geen Jodenhaat te zijn, zei Terstall. Ook het “anti-Zionisme” is misschien “gewoon” een afgeleide van zelfhaat, dus van dat christelijke schuldcomplex in het Westen, dat uit een verleden van “kolonialisme & imperialisme” en van Twee Wereldoorlogen de conclusie heeft getrokken dat “wij” alleen maar slecht zijn en tot niets goeds in staat. En “Israël” wordt dan gezien als een soort “wij-par-excellence”, meent Terstall. Dus: wij zijn het Westen en schuldig en Israël is heel érg het Westen en dus heel érg schuldig. Vanuit deze verblinding, zei Terstall, kan deze “elite” geen enkele werkelijkheid meer waarnemen en geven ze voortdurend die tenenkrommende perversiteiten ten beste. Het is mogelijk. Ik bedoel: dat Van Rossem dus geen platte anti-semiet is, maar een domme, luie, christelijke zelfhater, een relict uit de jaren 1960 en 1970.

Mede op voorspraak van Maarten van Rossem kreeg ik lang geleden, in 1989, nog eens een academisch prijsje toegekend. Sinds dat gloriejaar heb ik steeds vaker twijfels gekregen of een mens blij moet zijn met intellectuele waardering betoond door Maarten van Rossem. Dat gevoel berust niet op ’s mans geschriften. Het enige dat ik ooit van hem heb gelezen is zijn proefschrift. Wel schoof hij in de jaren daarna steeds vaker mijn tv-beeld binnen.  En hij begon me steeds heftiger te irriteren.  Ergens in 2008 kreeg een CD te leen waarop een hoorcollege van Van Rossem over Amerika  te beluisteren was. Ineens viel me die wegwerpende  toon op, waarop die man over alles praat. Van Rossems bedoeling was, zo begreep ik van het gelach van de studenten in de zaal, humoristisch, maar ik vond het naar en ergerlijk. In 2009 viel bij mij het Van-Rossem-kwartje definitief. Ik schreef toen:

“Op donderdag 28 februari zat ex-hoogleraar Maarten van Rossem bij Pauw & Witteman. Van Rossem heeft altijd de lachers op zijn hand. Dat doet hij door voortdurend, op consequent schouderophalende toon, alles wat hem voor de voeten komt af te zeiken. Van Rossem spreekt als een plattelander die bij voorbaat nergens van onder de indruk is. Hij speelt onafgebroken de professor-boerelul.”

Alles wat  deze best wel relaxte figuur zegt,  begint met een schouderophalend “mwah!”  Wat bromde professor “Amerikanist” toen, bij Pauw en Witteman in 2009? Amerika, baste hij, was het meest intolerante land ter wereld  .  .  .   (laat die even bezinken!),  als Wilders de koran wilde verbieden dan toch ook de bijbel, want de islam was een soort christendom en als de bewaking van Wilders werd opgeheven dan gebeurde er niks. Terwijl ik naar zijn stuitende gezwam luisterde, bedacht ik hoe goed een tulband zou staan rond dat vlezige stoppelbaard-hoofd:  Baarten van Moslem.  En een tijdje later hoorde ik hem dus bij “De wereld Draait Door” met eigen oren zeggen: “Israël is gewoon een expansionistische staat.”

Vandaar dat ik hieronder Israël  maar eens uitgebreid ga uitleggen aan professor doctor Baarten van Mwah-tot-Schouderophalen.  Hopelijk komt het ook een paar leden van de generatie onder ogen die nog door professor “opgeleid” zijn.

Expansionisme in de wereldgeschiedenis. Zullen we daar inleidend eerst even over kort over spreken? Dat moet van Rossem als historicus interesseren. Van de 4e tot de 6e eeuw had je de Grote Volksverhuizing: Germanen , Franken, Angelen, Saksen, Visigothen,  Ostrogoten, Kelten, Scotti, de Gael, de Hunnen.  Hartstikke “expansionistisch” allemaal.  En dan schijn je in de 7e eeuw een “geloof”  gehad te hebben op het Arabisch schiereiland –  “islam” of zo: heb ik dat goed? – dat honderd jaar later, in 732, in het Westen tot bij Poitiers stond en in het oosten tot in Afghanistan en dat  vervolgens 1000 jaar lang bloedig expansionisme pleegde.  Ergens in de 13e eeuw schijnt er nog Djenghis Khan en een  Gouden Horde geweest te zijn. Amerika, het studie-object van Van Rossem, is toch ook een volksplanting die in de 18e en 19e eeuw een beetje groter is geëxpansioneerd dan Israël. Vervolgens had je nog Pakistan, in 1947 gesticht in een zee van bloed omdat de Mohammedanen een “pure” moslimstaat wilden, waarin het sharia-paradijs gevestigd ging worden. Nou dat is gelukt: een islamitische terreurstaat  die een spoor van geweld, onderdrukking en moord heeft getrokken tot op de dag van vandaag.  Enfin, ik ben geen specialist in irredenta en verdere Heimatvertriebenen, maar na  WO II zijn er toch ook buiten Palestina wel een paar mensen op drift geraakt, die de Heimat nooit meer zagen . Maar Maarten van Rossem wil het –  net als de 57 moslimstaten van de OIC die de Verenigde Naties hebben gemaakt  tot de Verenigde Nazi’s –  graag vooral over Israël hebben:  “Israël is gewoon een expansionistische staat.”

Al die verhuizende volken uit de geschiedenis  hebben natuurlijk onderscheidbare vormen van blijdschap en ellende gebracht naar de landstreken waar ze naar toe gingen. Zo hebben de duizend jaar expansie van de islam, met voortdurende invallen in Europa  – in1683 bij Wenen stopte het pas  –  niks anders dan massaslachting, verkrachting , roof en slavernij gebracht. Maar daarentegen heeft het westers kolonialisme in de “Derde Wereld” naast ellende ook nogal wat vooruitgang opgeleverd, op cultureel, economisch en technisch gebied.  Maar er zullen slechts weinig “koloniale” volken zijn geweest, die zoveel welvaart brachten als de Joden sinds 1882  in Palestina. Bovendien keerden die Joden terug naar een landstreek waar ze een verleden van misschien wel 4000 jaar, maar historisch bewijsbaar dik 3000 hadden liggen. Voorts hadden die Joden een zeer goede reden – duizenden jaren van diaspora en discriminatie plus de Holocaust – om aan een veilig bestaan op juist dát stuk land de voorkeur te geven.  Zou Baarten van Moslem ons een vergelijkbaar vruchtbaar “expansionisme “ in de wereldgeschiedenis kunnen aanwijzen?

In 1920 krijgt Engeland van de Volkenbond een mandaat over onderstaand gebied

met de opdracht – (de definitieve mandaats-tekst  werd vastgesteld  op 24 juli 1922)  – tot het  “creëren van omstandigheden die de ontwikkeling van een Joods nationaal tehuis mogelijk moesten maken”.

Al op 23 september 1922, dat is dus twee maanden later,  stemde de Volkenbond in met een Brits voorstel tot wijziging van het mandaat, namelijk om het gebied ten oosten van de Jordaan, “Trans-Jordanië” geheten, uit te sluiten van Joodse vestiging. De Britten hadden het in die twee maanden namelijk  al verkwanseld aan de Jordaanse koning Abdullah, die gecompenseerd moest worden voor een machtsgreep van de Saoedies. Die Joden begonnen dus al behoorlijk “expansionistisch”, dat ziet Baarten van Moslem goed:  twee derde van het vestigingsgebied waren ze al na zestig dagen kwijt. Van belang is overigens dat het Joodse “expansionisme” vooral leidde tot meer welvaart en bestaanszekerheid in en rond het gebied dat nu “Israël” heet, waardoor weer vele Arabische immigranten aangetrokken werden. Expansionisme als inpansionisme, zou ik tegen Van Moslem willen zeggen. Er zijn dan ook onderzoekers die menen dat vele Arabieren uit de gewone bevolking, dus niet de feodale en religieuze “elite”, blij waren met de Joden. Desondanks waren er vanaf 1920 op beperkte schaal rellen tegen de Joden. In 1920 kwamen er al Joden om het leven.  In 1921 vielen er 52 doden. Daarna was het relatief rustig tot 1929, met 133 doden.

De grote omslag in de relatieve tolerantie tegenover de Joden komt in de jaren 1930 en is bijna singlehanded tot stand gebracht door één man: Hadj Amin el-Husseini, Groot-Moefti van Jeruzalem. Dat singlehanded is in zoverre overdreven dat aan de Moefti en de kliek om hem heen natuurlijk wel de gehele islam ten dienste stond. In tegenstelling namelijk tot wat types als Maarten van Rossem geloven, is er maar één islam, een “extremistische”, een “fundamentalistische”. De “salafisten”  hebben in de islam niet alleen de beste papieren, ze hebben de énige, want er zijn in de islam geen andere dan extreem agressieve en haatdragende papieren. Wie gematigd moslim is, is dat ondanks de islam. Ik heb hier en hier en hier geschreven over Hadj el-Huseini , de Grootmoefti van Jeruzalem, een massamoorddadige ploert , een stuk vuil uit de hel, die ongetelde levens van Joden, inclusief vele kinderen, op zijn geweten heeft. Ik wil Baarten van Moslem uitdrukkelijk aanraden eens ter hand te nemen en misschien ook nog te lezen in: Klaus-Michael Mallmann en

Martin Cüpers, “Halbmond und Hakenkreuz. Das Dritte

Reich, die Araber und Palästina.”

De terreur tegen de Joden –  die steeds existentiëler bedreigd leefden in een wereld van landen waar ze niet mochten blijven en van landen waar ze niet welkom waren –  werd vooral sinds 1936, zelfs in dat kleine vestigingsgebied dat nog over was, steeds grover en openlijker . En geterroriseerd werden de Joden door fanatieke islamitische massa’s opgehitst door de Moefti. Expansionistisch?

Een artikel van Efraim Karsh in het Amerikaanse “Commentary” (hier en ook hier) geeft op grond van “recente declassificatie van miljoenen documenten” uit de periode van het Britse mandaat (1920-1948) en de eerste dagen van Israël een heel ander beeld dan de lasterende mythologie van “expansionisme” en van rovende Joden die de arme “Palestijnen” van hun land verjoegen en tot vluchtelingen maakten. De “elite” van Arabische Palestijnen is, nogmaals, zélf in de jaren 1920 begonnen met een systematische haatcampagne tegen de Joden en dat was in de meeste gevallen tegen de wensen en het welzijn van hun eigen bevolking in. Die haat-hets elite (die ik in het vervolg van dit verhaal ook consequent zo zal noemen, al is “niet-multicultureel”  ook best  treffend als karakteristiek)  heeft ervoor gezorgd dat de niet aflatende pogingen van de Joden in vrede samen te leven met de gewone Palestijnse Arabieren mislukten en dat er op 29 november 1947 door de VN via resolutie 181 moest worden besloten tot de oprichting van twéé staten, een Joodse en een Arabisch-Palestijnse. De Joden hebben die twee-staten-oplossing, die resolutie van de VN, aanvaard. Let wel! Dit was 10% van de oppervlakte welke in 1922 door de Volkerenbond aanvankelijk aan de Joden was toegewezen als vestigingsgebied, om daar, min of meer geïntegreerd, te leven samen met de Arabische Palestijnen.  In dit  plan van 29 november 1947 kreeg Israël niet de belangrijkste stad, Jeruzalem, waar de Joden minstens 3000 jaar verleden hebben liggen. Ze kregen dus ook niet de Tempelberg, de heiligste plek uit de Joodse mythologie.  Tien procent van de grond en géén Jerusalem of Tempelberg werd door de Joden dus geaccepteerd, maar de Arabische haat-hets-elite weigerde. Vervolgens heeft die haat-hets-elite, nu in samenwerking met vijf Arabische staten, in 1948 zelf de eigen bevolking opgeroepen te vertrekken uit Israël om ruim baan te hebben voor hun voorgenomen genocide op de Joden onder de belofte dat die eigen bevolking spoedig terug kon keren. Toen de haat-hets-elite die oorlog van 1948 had verloren, heeft  ze, bewust, tot in onze dagen in de 21ste eeuw, het “vluchtelingenprobleem” in stand gehouden om een haat-object te hebben voor hun eigen bevolkingen die leden en lijden onder de terroristische en incompetente dictaturen van diezelfde haat-hets-elite.

Over vluchtelingen gesproken over wie nooit gesproken wordt:

“Israël, op nog geen 10% van het Mandaatgebied, zonder oliegeld en met veel minder VN-subsidie, heeft iets volbracht waar de Arabierende klieren in de Volkskrant natuurlijk géén melding van maken en wat nauwelijks bekend is bij het grote publiek: Israël heeft 850.000 Joodse vluchtelingen, verdreven uit Arabische landen vlak na 1948, naadloos en soepel geïntegreerd. Dan zijn er dus 100.000 meer dan er ooit “Palestijnse vluchtelingen” waren.”

Het hetzen van de haat-elite rond de Moefti begon al in de jaren 1920 en leidde in 1929 tot een progrom waarbij 133 Joden werden vermoord en honderden gewond raakten.  Karsh toont aan, onder andere via citaten van Ze’ev Jabotinsky , oprichter en leider van de Joodse “militaire ondergrondse”  Irgoen Zvai Leoemi (Etsel), van Chaim Weizman en van David Ben Goerion,  dat desondanks  de gehele periode van het mandaat  –  zelfs tot aan de vooravond van de inval van vijf Arabische naties in de één dag oude staat Israël!  –  de Joden pogingen hebben gedaan, de Arabische Palestijnen te bewegen te blijven en dezelfde rechten te genieten als de Joden in de nieuwe staat. Dat de gewone Arabische Palestijnen dat zouden willen, was geen rare gedachte,  want vanaf het moment dat de Joden hun invloed lieten gelden in Palestina namen welvaart, levensverwachting en bevolking toe. Karsh citeert terzake het Peel-rapport uit 1937. Maar het hetzen van de welgestelde haat-elite rond de Moefti  luidde in 1936 een omslag in: het geweld verbreidde zich toen steeds meer. In juni 1936 begonnen grootschalige opstanden door Arabische bendes, maar . . . naast Joden werden vooral andere Arabieren (!) die met de Joden wilden samenwerken en die als “verraders” bestempeld werden tot slachtoffer.

De periode van intensief geweld duurde van 1936 tot 1939. Het geweld werd voorgesteld als  een nationalistische opstand tegen het Britse bestuur  en tegen de komst van Joodse vluchtelingen die in die tijd naar Palestina  emigreerden om te ontsnappen aan  de nazi’s. Echter: veel meer Arabieren dan Joden of Engelsen werden vermoord door Arabische bendes, die de hele Arabische bevolking onderdrukten. Met duizenden vluchtten Arabieren het land uit. Hier werd al een begin gemaakt met het “vluchtelingenprobleem”, maar het was niet veroorzaakt door de Joden.

Karsh geeft geen speciale aandacht aan de periode van de Tweede Wereldoorlog zelf . Laat ik voor die tijd, ten overvloede, om het “expansionisme” van de Joden in Palestina tijdens WO II speciaal voor Maarten van Rossem nog eens te illustreren, een  passage (pp. 165-66) vertalen uit “Halbmond und Hakenkreuz”:

“De dodelijke bedreiging die in de zomer van 1942 ontstond uit de vernietigende opmars van Rommel enerzijds en de open vijandigheid van de Arabieren anderzijds, werd binnen de jischuw precies geregistreerd. [ jischuw = Joodse gemeenschap  in Palestina vóór 1948] Er daalde een gespannen sfeer neer over de Joodse gemeenschappen; de reacties van de mensen vielen echter heel verschillend uit. Velen probeerde zich, met het oog op het naderen van de Duitsers te verbergen in Christelijke kloosters; anderen zorgden in het bezit te zijn van cyanide, omdat ze de voorkeur gaven aan zelfmoord boven een leven onder nationaal-socialistische bezetting. ( . . .) Een voor de Duitsers werkende agent-provocateur berichtte ( . . .) dat na de inname van Tobroek,  alleen al vóór september 1942, 15000 emigranten uit Egypte in Jeruzalem waren aangekomen.  Naar zijn zeggen heerste daar een gedrukte en bezorgde stemming. ( . . .) In deze zeer gevaarlijke situatie, waarin de troepen van Rommel nog slechts weinige dagmarsen verwijderd waren en de bevolking bestond uit grotendeels vijandelijke en tot collaboratie bereid zijnde Arabieren die in afwachting waren van het verschijnen van de Duitsers, verschenen van de een op de andere dag plotseling geheimzinnige gekalkte tekens op Joodse huizen. Nadat aanvankelijk niemand dat kon verklaren, werd het met de tijd duidelijk, dat Arabieren, in de zekere verwachting van de komst van Rommel en een daaruit resulterende machtswisseling, vast bezitsclaims op het onroerend goed publiek maakten. Willekeur, dagelijks geweld en existentiële bedreiging waren voor de Joden in Palestina in de zomer van 1942 allang niets nieuws meer. “

Keren we terug naar Karsh. Eind 1947 probeerde de haat-elite rond de Moefti het scenario van 1936 te herhalen. Zijn Arabisch Hoger Comite (AHC)  paste zoveel mogelijk geweld toe om uitvoering te voorkomen van het VN-twee-staten-plan van november 1947. Maar veel “gewone” Palestijnse Arabieren, met 1936-1939 nog vers in de gedachten, wilden niets te maken hebben met de agressie en de haat-hetzerij van de Moefti en zijn medestanders. Velen gingen door met samenwerken met de Joden en sommigen verzetten zich zelfs metterdaad tegen de oproepen tot geweld tegen de Joden. De oorlogslust onder de Palestijnse Arabieren was zo gering dat drie maanden nadat de haat-campagne door de Moefti c. s. was gestart, Ben Goerion in februari 1948 kon zeggen “dat de Arabieren in de dorpen voor het grootste deel aan de zijlijn zijn gebleven”.

Het beeld dat uit het artikel van Karsh oprijst is dus klassiek: een minderheid weet via terreur een sfeer van angst en geweld te scheppen die vicieuze cirkels op gang brengt en de loop der gebeurtenissen beslissend beïnvloedt. (Dat zou in gedachten gehouden moeten worden elk keer als multiculturele Gutmenschen in onze dagen wijs en bedaard zeggen “Ach, het gaat maar om een kleine minderheid.”) Want  ondanks de goedwillendheid en afzijdigheid, ja zelfs afwijzende opstandigheid tegen de hetzers van de meeste goedwillende Palestijnse Arabieren, was de terreur in de periode van het Britse Mandaat, dus van 1920 tot 1948 nooit weg. Ik citeer Karsh:

“Vuurgevechten, sluipschutters, hinderlagen, bomaanslagen, die in de wereld van vandaag zouden veroordeeld worden als oorlogsmisdaden, waren dagelijkse kost in het leven van burgers. ‘Onschuldige en weerloze mensen, die hun dagelijkse ding deden’, schreef de Amerikaanse consul-generaal in Jeruzalem Robert Macatee in december 1947, ‘worden van rijdende bussen geschoten, lopend op straat en verdwaalde schoten treffen zelfs mensen tijdens hun slaap in bed. Een Joodse vrouw, moeder van vijf kinderen, werd neergeschoten in Jeruzalem terwijl ze wasgoed te drogen hing op haar dak. De ambulance die haar in allerijl naar het ziekenhuis voerde werd met machinegeweren onder vuur genomen en tenslotte werden op haar begrafenis de rouwenden aangevallen en werd een van hen doodgestoken.’ ”

Ook de Joden sloegen nu steeds meer terug.  Veel mensen hebben wel eens gehoord van “Deir Yassin”, waar in april 1948 zo’n 100 Arabieren werden gedood door de Joodse militie “Etsel” (Irgoen). Maar bijna niemand weet dat de slachting bij Deir Yassin plaats vond in het kader van een regulier gevecht,  terwijl de wraakneming van de Arabische extremisten daarentegen plaats vond binnen een paar dagen en wel op burgers: op weg naar het Hadassah-ziekenhuis op de berg Scopus in Jeruzalem  werden 77 Joodse verpleegsters en dokters vermoord.

Laat ik de passage die David Mei-Levi  wijdt aan Deir Yassin, maar eens in extenso vertalen, want dat is een van de hardnekkigste mythes:

“Er is nog steeds felle onenigheid over de gebeurtenissen die plaatsvonden in Deir Yassin. Maar de Arabische leiders hebben zelf toegegeven dat de Arabische leugens over de fictieve ‘massaslachting’ zijn verzonnen om de Arabische legers beschaamd te maken en ze zo aan te zetten tot strijd tegen de Joden, de  gewone Arabieren schrik aan te jagen en zo aan te zetten tot vluchten. Het dorp ligt in de buurt van Jeruzalem en ziet uit op de weg naar Tel Aviv. Joods Jeruzalem werd belegerd en de enige levensader  van de stad was deze ene weg naar Tel Aviv. Een contingent Iraakse troepen was op 13 maart 1948  Deir Yassin binnen getrokken. Sommige bronnen suggereren dat zij werden gevraagd om te vertrekken. Blijkbaar hebben ze dat niet gedaan, want hun gewapende lijken waren talrijk onder de doden na de slag.  Het was duidelijk dat ze zouden proberen om de weg af te snijden. Dat zou het einde hebben betekend van Joods Jeruzalem. Dus ging  op 9 april 1948 een contingent van de Irgoen-Zvai-Leoemi (een para-militaire splintergroep, ook genoemd “Etsel”) het dorp binnen. Deze operatie was volkomen in overeenstemming met het oorlogsrecht, omdat de Iraakse aanwezigheid het dorp tot een legitiem militair doelwit had gemaakt.

Hun opzet het dorp te overmeesteren en de Irakezen te verdrijven was vanaf het begin volstrekt duidelijk, omdat ze met een jeep en luidspreker binnenkwamen en de burgerbevolking opriepen het dorp te ontvluchten. Helaas gleed deze jeep in een greppel, dus een aantal  dorpelingen heeft het bericht misschien niet gehoord; velen hoorden de boodschap echter wel  en namen de vlucht voor de Irgoen het dorp bereikte. In plaats van het dorp af te zetten om hun ontsnapping te voorkomen, liet de Irgoen verschillende routes open om de burgers alsnog de kans te geven te vluchten, waarvan honderden burgers gebruik maakten. Maar de Irakezen hadden zich vermomd als vrouw – het is  erg gemakkelijk om wapens verbergen onder de golvende plooien van de boerka – en verscholen zich tussen de vrouwen en kinderen in het dorp. Dus toen de strijders van de Irgoen het dorp in kwamen, werden ze onder vuur genomen door ‘vrouwen!’ Toen de strijders van de Irgoen terug vuurden,  doodden zij  ook onschuldige vrouwen, omdat de Irakezen waren gekleed als vrouwen en zich achter hen verscholen. [Dit is dus precies wat  de PLO en Hamas ook deden en doen.] Nadat meer dan 40 procent van hun strijdkrachten waren gedood of gewond, slaagde de Irgoen erin de Irakezen te doden of gevangen te nemen. Vervolgens, terwijl ze nog steeds een groep vormden, nog steeds gekleed als vrouwen en nadat ze zich hadden overgegeven en akkoord waren gegaan met krijgsgevangenschap, openden een aantal van de Irakezen opnieuw het vuur met wapens verborgen onder de vrouwenkleding. De strijders van de Irgoen werden hierdoor verrast, nog een aantal van hen werden gedood en anderen openden het vuur op de groep. Irakezen die zich inderdaad hadden overgeven werden samen gedood met degenen die alleen maar gedaan hadden alsof en vervolgens toch het vuur hadden geopend.

Toen de Haganah in Deir Yassin aankwam, troffen zij de dode vrouwen en andere burgers aan en beschuldigden zij dus ten onrechte de Irgoen van moord en massaslachting. Maar het Rode Kruis, dat werd opgeroepen om de gewonden en burgers te helpen, vond geen bewijzen voor een massaslachting. Ook  het meest recente overzicht van het bewijsmateriaal (juli 1999) door Arabische geleerden aan de universiteit Beir-Zayyit in Ramallah geeft in feite aan dat er geen massaslachting was, maar veeleer een militair conflict waarin burgers in het kruisvuur werden gedood. Het totale aantal Arabische doden, met inbegrip van de Iraakse soldaten, werd door Beir Zayyit geraamd op 107.

Dus waar komt dat idee van een massaslachting dan vandaan? Dezelfde Arabische bronnen die toegeven dat zij de Arabieren hebben opgeroepen om te vluchten, hebben ook toegegeven dat Arabische woordvoerders op dat ogenblik cynisch het aantal slachtoffers van de strijd in Deir Yassin overdreven en verhalen verzonnen van groepsverkrachting, van het molesteren van zwangere vrouwen, van ongeboren kinderen door bloeddorstige Joden gesneden uit de schoot van de moeders, van massamoorden waarbij lichamen in een nabijgelegen steengroeve waren gegooid. Diezelfde Arabische bronnen gaven toe dat het doel van al deze leugens was om de Arabische naties beschaamd te maken zodat zij zich met meer scherpte in het conflict zouden inzetten, zodat de Joden zouden worden vernietigd door  het overweldigende  aantal  van de Arabische invallers.

Het plan sloeg op de Arabieren zelf terug. Als gevolg van deze propaganda, raakten de Arabische burgers in paniek en vluchtte met tienduizenden tegelijk. Dit werd bevestigd in de PBS documentaire ‘Fifty Years of War’ uit 1993 waarin overlevenden uit Deir Yassin werden geïnterviewd. Zij getuigden dat ze Dr. Hussein Khalidi,  directeur van de ‘Voice of Palestine’ (het Palestijnse radiostation in Oost-Jeruzalem) hadden gesmeekt de leugens en verzinsels over nooit gebeurde  wreedheden niet meer uit te zenden. Hij antwoordde hen toen: “We moeten deze geweldige kans maximaal uitbuiten!”

De vlucht van de Arabieren was reeds vele maanden voor het incident in Deir Yassin begonnen. Dus kan Deir Yassin ook niet als verklaring worden aangevoerd voor die honderdduizenden Arabieren die gevlucht waren vóór 9 april 1948. Bovendien, terwijl de huidige Arabische propaganda nog steeds beweert dat Deir Yassin een van de vele voorbeelden was van Joodse massamoord en slachtingen, bestaat er anderzijds geen enkel ander gedocumenteerd voorbeeld van dergelijk gedrag door de Joden. Hoe men het ook bekijkt, was Deir Yassin niet een voorbeeld, maar een uitzondering.

( . . .)

Bovendien  beschikken we over informatie uit een beroemde bron, Yasser Arafat zelf geeft toe (in zijn ge-autoriseerde biografie door Alan Hart: ‘Arafat: Terrorist or Peace Maker’) dat de leugens, die over Deir Yassin door de Egyptenaren werden verspreid, waren bedoeld “als een rode vlag voor de neus van een stier”. Vervolgens, na de Arabieren met deze verhalen te hebben geterroriseerd, waren de Egyptenaren in het gebied ertoe overgegaan hen te ontwapenen in het gebied en hen op te sluiten  in gevangenkampen in de Gaza (de huidige vluchtelingen-kampen van Gaza). Waarom hebben de Egyptenaren dit gedaan? Volgens Arafat om de Arabieren het gebied uit te krijgen, omdat de Egyptenaren de vrije hand wilden hebben voor hun oorlog.  Egypte had de vaste bedoeling om de Negev te veroveren en het zuidelijke deel van de kustvlakte. De Egyptenaren wilden geen inmenging van de lokale Arabieren.

Deir Yassin was geen massaslachting; niets dat zelfs maar vaag verwant  is aan datgene waarvan de Joden worden beschuldigd,  is ooit gebeurd. We weten niet hoeveel Arabieren gevlucht zijn als gevolg van de Arabische propaganda over Deir Yassin. Verscheidene  honderdduizenden is een goede schatting. De meeste van hen eindigden in de Egyptische gevangenissen in Gaza.”

Tot zover David Meir-Levi over Deir Yasin.

De Joodse leiders en de Joodse media verzwegen het geweld in de maanden voorafgaande aan 14 mei 1948 niet, maar dikten vooral niets aan om paniek te voorkomen en de kans op verzoening en samenleven in stand te houden. De Arabische haat-hets-elite en hun media bliezen de gebeurtenissen echter zo groot mogelijk op, overdreven schromelijk en verzonnen zelfs gruwelijke gebeurtenissen en details. Het doel van de Arabische haat-hets-elite was uiteraard de Joden als beesten af te schilderen en het geweld op te voeren. Maar het resultaat was niet zozeer woede richting Joden, maar veel meer paniek onder de gewone Palestijnse Arabieren. In April 1948, dus een maand voor het uitroepen van de staat Israël en het binnenvallen van de vijf Arabische nationale legers op 15 mei, begonnen steeds meer Palestijnse Arabieren te vluchten, naar veiliger plaatsen in “Israël” zelf of naar naburige landen.

Karsh schildert  de periode vlak vóór het uitroepen van de staat Israël op 14 mei 1948 als een toestand met drie kenmerken; 1) doorgaand hetzen van de Arabische haat-elite, die zeer ontgoocheld reageert op 2) de paniek-en-vlucht-reactie van de doorsnee Palestijnse Arabier, 3) het totale gebrek aan solidariteit van de Palestijnse Arabieren onderling.

Karsh geeft voorbeelden van dat gebrek aan solidariteit onder de Arabisch-Palestijnse gemeenschappen. Steden en dorpen met overvloed weigerden voedsel te delen met gemeenschappen waar  tekort was, Arabische vluchtelingen werden niet alleen vernederd, mishandeld en bespot om “lafheid” door mede-Arabieren, maar moesten ook buitensporig betalen in geld en goederen voor noodhulp. Het bloedbad van Deir Yasin zou nog decennia een grote rol blijven spelen in de haatpropaganda van de Arabische hets-elite, maar slechts vijf dagen na de tragedie ging een delegatie van oorspronkelijke bewoners van het dorp Silwan, waar de overlevenden van Deir Yassin naar toe waren gevlucht, naar het hoofdkwartier van de Arabische haat-hets-elite in Jerusalem, het AHC (Arabisch Hoger Comité), om te eisen dat de overlevenden elders zouden worden ondergebracht. (!)  Niet dat het AHC ooit reageerde.

Het punt waarop Karsh terecht steeds weer veel nadruk legt, is dat de paniekvlucht van vele Arabische Palestijnen ontstond terwijl de Joodse leiders, ook locaal, ten eerste bij hen aandrongen op blijven en gelijkberechtigd en vreedzaam samenleven, en, ten tweede, er helemaal geen sprake  was van een Joods offensief. De terreur onder leiding van Arabische hets-haat-elite was wel wijd verbreid, maar toch nog incidenteel. Karsh citeert Safwat, de commandant van de “ALA” (Arabic Liberation Army) die op 23 maart1948, dus minder dan twee maanden voor  het uitroepen van de onafhankelijkheid op 14 mei, liet optekenen dat het Joodse leger “tot nog toe geen enkel Arabisch dorp heeft aangevallen behalve wanneer het daartoe werd uitgedaagd.” Zelfs op 14 mei waren van de ongeveer 300.000 Arabische Palestijnen die op de vlucht waren misschien “een handvol” (meent Karsh) door de Joden verjaagd en dat dan steeds vanuit specifieke en legitieme locale militaire overwegingen.

Dus nogmaals en met nadruk: geheel in tegenstelling met de Arabische propaganda die tot op onze dagen het beeld bepaalt, namelijk dat agressieve Joden de Palestijnse Arabieren uit hun huizen joegen, was het omgekeerde het geval: de Joden bleven tot op het laatst proberen de Arabische Palestijnen bewegen tot blijven, terwijl het AHC, het “Arabisch Hoger Comité “(de Moefti en zijn haat-hets-kliek) alles in het werk stelde hen op de vlucht te doen slaan, omdat ze niet wilden dat ze burgers zouden worden van de Joodse staat die aan het ontstaan was. Ze werden in veel gevallen rechtsreeks door Arabische milities uit hun huizen gedreven. Karsh geeft vele voorbeelden van zowel enerzijds de pogingen van de Joden de Arabische Palestijnen te bewegen tot blijven, alsook anderzijds van het verdrijven van de Arabische Palestijnen door de Arabische milities. De Arabische Palestijnen die wel bleven, en ook daarvan geeft Karsh voorbeelden, werden tenslotte veelal toch bang en vertrokken alsnog naarmate de datum van 14 mei naderde, omdat hun locale leiders overal wegvluchtten en aldus het voorbeeld gaven.

Karsh wijst op het gebrek aan solidariteit van de Palestijnse Arabieren onderling in Palestina zelf, maar geeft ook vele voorbeelden van de rechtstreekse minachting en vijandigheid die de vluchtelingen – nogmaals: op de vlucht gejaagd door hun eigen “elite” –  ten deel viel van de omringende Arabische landen. Regeringen en bevolkingen reageerden met minachting voor de “lafheid” van de Palestijnse Arabieren en met onwil tot fatsoenlijke opvang. John Troutbeck, hoofd van een onderzoeks-commissie in Gaza in 1949 en “geen vriend van Israël of de Joden” (Karsh) hoorde tot zijn verbazing van de gevluchte Palestijnse Arabieren dat ze vooral vijandig stonden tegenover hun eigen “elites” en hen verweten dat ze onnodig waren gedwongen hun huizen te verlaten en hij had zelfs horen zeggen dat ze de Israëli’s hartelijk zouden verwelkomen als ze Gaza kwamen overnemen.

Tot zover het Israëlische “expansionisme” tot 1948. Nu dat van de periode 1948-1967. We houden in gedachte dat Israël, na verwoede pogingen tot vreedzaam samenleven met de Arabische Palestijnen, die stuk liepen op geweld dat was opgeroepen door de Arabische haat-hets-elite, op 10% van het oorspronkelijke vestigingsgebied, had ingestemd met het twee-staten-verdeel-plan van de VN van November 1947 en daarbij had afgezien van Jeruzalem en de Tempelberg. We houden in gedachten dat de Arabische haat-hets-elite die verdeling weigerde en vervolgens, een dag na het uitroepen van de staat Israël, op 14 mei 1948, met vijf Arabische legers, Israël binnenviel. We houden dat in gedachten omdat we bezig zijn met Maarten van Rossems “Israël is gewoon een expansionistische staat.”

In die oorlog van 1948 bleef Israël weliswaar overeind, maar kwamen  “de West Bank” (Samaria & Judea) en Oost-Jeruzalem onder controle van Jordanië. Egypte vestigde zijn brute heerschappij over de Gazastrook en behandelde de “Palestijnen” daar op de gewone Midden-Oosten-manier: genadeloos en wreed. In 1950 formaliseerde Jordanië de sinds 1948 feitelijk bestaande toestand en annexeerde zowel Samaria -Judea (de “Westbank”) alsook Oost-Jeruzalem, een daad van expansie die geen enkele morele basis had, want volgend op agressie. De daad, zonder basis ook in het oorlogsrecht , kreeg geen internationale erkenning,  behalve van Engeland en haar kolonie Pakistan.

Kijk, dát was nou expansionisme, mijnheer van Rossem!  Maar dat kwam dus van de andere kant! Laten we dat feit niet vergeten, als we zo dadelijk, ná de juni-oorlog van 1967, gaan  kijken naar de “bezette gebieden” (smerig propagandawoord) op de “West-Bank” (in Samaria en Judea). Want die “bezette gebieden”, veroverd dus door Israël in de oorlog van 1967, zijn minieme stukjes grond aan de uiterste grens van Israël met die “West-Bank” (Samaria & Judea). Het zijn lapjes terrein die militair-strategisch nodig zijn om Israël goed te kunnen verdedigen. Het zijn stukjes grond die Israël na 1967 in talloze vredesonderhandelingen ruim heeft willen compenseren met stukken land die voor Israël niet van militair strategisch belang zijn. Laten we voorts niet vergeten – nogmaals! –  dat drie keer (3 X) in 1948, in 1967 en nog een keer in 1973 die “West-Bank” de springplank was voor de Jordaanse legers om Israël binnen te

vallen, samen met de rest van de Arabische wereld, teneinde een nieuwe Holocaust te realiseren, teneinde een nieuwe genocide op de Joden te plegen.

Laten we voorts niet vergeten dat de “Westbank” ( Samaria & Judea)  onderdeel was van een begin 19e eeuw desolaat, verlaten en uitgebuit gebied waar de Joden sinds 1882 welvaart en fatsoen kwamen brengen, een gebied waar helemaal niet een “Palestijns volk” woonde, maar waar Palestijnse Joden al minimaal vanaf 1250 vóór Christus  en Palestijnse Arabieren relatief pas sinds kort woonden, namelijk pas sinds die bloedige verovering door Mohammedaanse legers in de 7e eeuw ná Christus. Palestina is na de verovering door de Mohammedanen altijd een verwaarloosd en onderbevolkt deel geweest van een groter rijk van veroveraars: de Romeinen, de verschillende islamitisch-Arabische Kalifaten (Ummayaden, Abassiden, Fatimiden, etcetera), onder het Turkse (Ottomaanse) Kalifaat , en tenslotte als deel van Syrië onder de Britten. Hoezeer het gebied door de Arabieren en islamieten níét als bewoond door een “natie” of “volk” werd gezien, blijkt uit de eigen Arabische aanduiding ervan die in de Mandaatperiode (1922 – 1948) nog steeds algemeen gebruikt werd voor Palestina, namelijk ‘balad ash-Shaam’. Dat betekent: land van Syrië. Een van de Arabische protesten in 1947 tegen de deling van Palestina in een Joods en Arabisch deel, luidde dan ook: dat kan niet, want Palestina is een deel van Syrië!

Nog iets dat we niet moeten vergeten bij het checken van het Israëlisch “expansionisme”  in de periode 1948 – 1967, namelijk de voortdurende terreur die vanaf die “West-Bank’ werd gepleegd in die periode.  De terreur gepleegd vanaf  de “Egyptische” Gaza-strook eindigde grotendeels in 1956 na Israël’s “Sinaï-campagne”, waarin Israël opnieuw niet “expandeerde” maar de Sinaï teruggaf aan Egypte.

We komen in deze periode 1948 – 1967  terecht bij de man die zich door kleine jongetjes net zo makkelijk liet pijpen als dat-ie ze vervulde met haat en tot “shadid” (martelaar)  promoveerde in zijn “intifada’s”. We zitten dan midden in de sfeer waarin Maarten van Rossem is blijven hangen, namelijk die van de jaren 1960 en 1970: Amerika en het hele Westen als de boosdoeners, de Sovjet-Unie en China best wel okay en de rest van de wereld alleen maar heldhaftige en nobele wilden die slachtoffer zijn van de Westerse imperialisten.

Arafats PLO werd in 1964 opgericht. Waarom? Met het doel “de Joden de zee in te drijven” zoals openlijk werd gezegd. Toen waren er dus nog géén “bezette gebieden”, niet  in Gaza en niet op “de Westbank” (Samaria-Judea). Het ging er ook niet om “de Westbank”  of Gaza te bevrijden van Jordanië of Egypte. Het ging “gewoon” om de vernietiging van Israël. En daar gaat het anno 2010 nog steeds om. Dat is de enige verklaring voor het al decennia maar niet slagende “vredesproces”.  Het officiële statuut van 1964 van de PLO zegt dat de organisatie geen soevereiniteit heeft of zoekt over Gaza of “de Westbank” (Samaria-Judea). Maar in 1967, toen Israël, na opnieuw aangevallen te zijn, Samaria & Judea (de “Westbank”) bezette, werd het statuut van de PLO ineens veranderd en werd er plotsklaps soevereiniteit geclaimd van een “Palestijns volk” over Gaza en “de Westbank” (Samaria-Judea). Die twee regio’s moesten dus plotseling ook “bevrijd” worden toen niet meer Egypte en Jordanië, maar Israël er de baas was.  Ik citeer David Meir-Levi:

“De Jordaanse bezetting van de Westbank en de Egyptische controle van de Gazastrook waren gekenmerkt door totalitaire repressie. In de

woorden van Arafat zelf, voerden de Egyptenaren de Palestijnen in 1948 in vluchtelingenkampen, sloten ze op achter prikkeldraad, zonden spionnen naar binnen om de Palestijnse leiders te vermoorden en executeerden degenen die probeerden te vluchten. Er was geen enkel Palestijns protest tegen deze onderdrukking in naam van enige zelfbeschikking die hen zou zijn geweigerd.”

Maar in 1967 was er dus ineens dat “Palestijnse volk” en die “nationale bevrijdingsstrijd” tegen het “Zionistisch imperialisme”. En de bijkomende “bevrijdingsideologie” was al een paar jaar in de maak. Arafat had al in 1964 zijn vertrouweling Abu Jihad naar Noord Vietnam gestuurd om te leren hoe Ho Chi Minh zijn “bevrijdingsstrijd” voerde. Fatah vertaalde toen al de revolutionaire handboeken van generaal Giap, van Mao en Che Guevarra, van wie we inmiddels toch wel allemaal kunnen weten dat het massamoordenaars waren, inclusief de Jezus van de guerrilla.  Arafat was vooral benieuwd naar het geheim van het succes waarmee Ho Chi Minh de aanval van Noord-Vietnam op Zuid-Vietnam in de ogen van Westers “links” had omgetoverd in een “nationale bevrijdingsstrijd”. Giap schreef aan Arafat: “Stop met praten over de vernietiging van Israël en verander in plaats daarvan je terreur-oorlog in een worsteling om mensenrechten. Dan zal het Amerikaanse volk uit je hand eten.” Vanaf de jaren 1970 bleek steeds meer hoezeer Giap gelijk had. En Maarten van Rossem gelooft het allemaal nog steeds.

Arafat, die door de Sovjets werd gezien als een bruikbare pion in de Koude oorlog tegen het Westen,  werd door de Russische KGB in de leer gedaan bij “het genie van de Karpaten”, Nicolai Ceauçescu. Vanaf midden jaren 1960 waren Arafat en zijn entourage meermalen te gast bij deze moordenaar en megalomane krankzinnige. Het opvoedende werk werd in de praktijk gedaan door Ion Mihai Pacepa, hoofd van de militaire inlichtingendienst in Roemenië. In een ook in het Nederlands vertaald boek vertelt Pacepa wat voor een moeilijke leerling Arafat was.  Ik vertaal en citeer nu Meir-Levi ( “History upside Down”, p. 30):

“Maar terwijl Arafat tenslotte de lessen die hij had geleerd van zijn Roemeense en Noord-Vietnamese gastheren en coaches oppikte en toepaste, waren de Sovjets, zoals Pacepa het beschrijft in ‘Red Horizons’, nog steeds niet zeker van zijn betrouwbaarheid. Dus maakten ze, met Pacepa’s hulp een zeer speciale “verzekerings-polis”. Gebruik makend van de goede diensten van de Roemeense ambassadeur in Egypte, filmden de Sovjets Arafat’s bijna elke avond plaats vindende homoseksuele interactie met zijn lijfwachten en met de ongelukkige weesjongetjes, jonger dan tien, die Ceauçescu aan Arafat leverde als onderdeel van de ‘Roemeense gastvrijheid’. Met videotapes van Arafats gulzige pedofilie in hun kluizen, en op de hoogte van de traditionele houding jegens homoseksualiteit in de islam, was de KGB van gevoelen dat Arafat een betrouwbare aanwinst was voor het Kremlin.”

Tot zover de bronnen waaruit de leugenpropaganda  zou gaan opborrelen over het “expansionisme” van Israël waarin Maarten van Rossem nog steeds gelooft.

Hoe zat dat nou met het directe ontstaan van de de oorlog van 1967? In de aanloop naar de juni-oorlog  van 1967 stapelden de bewijzen zich op dat de Arabische wereld uit was op oorlog met Israël. President Nasser van Egypte kreeg gedaan dat de VN-vredestroepen in de Sinaïwoestijn, daar gestationeerd na de Suez-oorlog van 1956,  zich metterdaad terugtrokken. Nasser begon met een  blokkade van de Straat van Tiran, waardoor geen schepen meer de Israëlische haven van Eilat in konden. Nasser liet het Egyptische leger vooruitgeschoven posities innemen in de Sinaïwoestijn. Nasser bezigde opruiende taal tegen Israël:  “We weten dat de sluiting van de Straat van Tiran oorlog betekent met Israël ( . . .) Als de oorlog zal komen zal die totaal zijn en het doel zal de vernietiging van Israël zijn (  . . .).” Assad, de Syische president  riep: “We beginnen aan een uitroeiingsoorlog!”  De Iraakse president Abdul Rahman Arif sprak terzelfdertijd van: “Israël van de kaart vegen”. Enige dagen voor de oorlog uitbrak sloten Jordanië en Egypte een defensieovereenkomst . In Jordanië verzamelden zich een leger van duizenden Irakese soldaten.

Minister van Defensie van Israël, Moshe Dayan, probeerde alles om Jordanië buiten de oorlog te houden en besloot preventief toe te slaan richting Egypte op 5 juni 1967. In een paar uur tijd werd met een verrassingsaanval de hele Egyptische  luchtvloot op de grond vernietigd. Diezelfde ochtend stuurde  Israël rechtstreeks en via internationale kanalen aan de Jordaanse Koning Hoessein de boodschap dat Israël noch Jordanië noch de “West-Bank” (Samaria en Judea ) zou aanvallen zolang Jordanië zich buiten de oorlog hield. Koning Hoessein begon echter Israëlische steden en het militaire vliegveld te bestoken met artillerie en gevechtsvliegtuigen. Hoessein was overigens met opzet verkeerd geïnformeerd – ach, het heerlijke Midden Oosten! –  door Nasser, die de preventieve uitschakeling op de grond van de Egyptische de luchtmacht verzweeg en Hoessein wijs maakte dat Egypte met een succesvolle aanval op Israël bezig was.

Vooral in de meest heilige stad voor de Joden, Jeruzalem, ging het Jordaanse leger vlak na 5 juni 1967 flink te keer. Op bijgaande illustratie is goed te zien dat Jerusalem op de grens ligt van Israël met  Samaria en Judea, “de West-Bank”. In 1948 was daar de strijd gestaakt en in 1949 werd een wapenstilstand gesloten tussen Jordanie en Israël, waarbij Jeruzalem was gesplitst in een Oostelijk deel (met de oude stad!), dat aan Jordanië kwam en een westelijk deel dat aan Israël kwam. Vanaf 1948/49 tot het moment dat de juni-oorlog van 1967 uitbrak, hield Jordanië Oost-Jeruzalem en die hele “Westbank” bezet. Die bezetting berustte dus in laatste instantie op niks anders dan de agressie van 1920 tot 1948, die door de Moefti en zijn kliek vanaf het begin was aangeblazen. Na drie dagen van hevige gevechten tussen Israël en Jordanië  veroverde Israël in juni 1967 de “West-Bank” en Oost-Jeruzalem (inbegrepen de Oude Stad). Het Jordaanse leger en luchtmacht werden vernietigd dan wel vanuit de West Bank teruggedreven over de Jordaan naar de . . . . eh . . . . “East-Bank”.

Toen de oorlog beëindigd was vanwege overwinning van Israël, werd de vredeswil van de Arabische haat-hets-elite al zichtbaar toen in augustus 1967 een conferentie plaats van Arabische landen in Khartoem (Soedan). Daar werden het beruchte “drie keer nee van Khartoem”  tegen Israël geformuleerd door de verzamelde Arabische hoofden van staat: geen erkenning van Israël, geen onderhandelingen met Israël, geen vrede met Israël.  Abba Eban, op dat moment ambassadeur voor Israël bij de V.N. zei: “Dit is de eerste oorlog waarbij de winnaar vrede zoekt en de verliezer onvoorwaardelijke overgave eist.”

De “bezette gebieden” is een term die na 1967 steeds vertrouwder  in de oren is gaan klinken. Maar het zijn alleen de vijanden van Israël die spreken van de “bezette gebieden.”  (Ja, onder hen zijn ook Joodse zelfhaters. Zelfhaat heb je niet alleen onder  christenen. De islam heeft er duidelijk veel minder last van.)  De verdedigers van Israël spreken van “betwiste gebieden”. Beide benamingen zijn onjuist:  die gebieden zijn, in hun geheel, zowel  moreel als  juridisch, legitiem Israëlisch gebied. Vijanden (bezet!) en verdedigers als Meir-Levi (betwist!) hebben het dan over hele kleine stukjes land aanleunend tegen de grens van Israël met “de Westbank” (Samaria en Judea), de zogenaamde “groene lijn”. Die grens, die “groene lijn” is de bestandslijn van 1948 met Jordanië na de overlevingsoorlog van Israël met  vijf Arabische naties. Ook de benaming “betwiste gebieden” is onjuist: de  totale “Westbank” inclusief natuurlijk Jeruzalem, is  legitiem Israëlisch gebied, niet alleen die paar vlekjes tegen de “groene lijn” aan. “Westbank” is voorts een onjuiste benaming – (ik heb het geloof ik al gezegd, mompelde  hij sarcastisch) –  erin geramd door de “Palestijnse” propaganda en de collaborateurs van de Westerse media: deze streken heten al millennia Samaria en Judea.

Het morele en juridische recht van Israël op het totale gebied  Samaria en Judea berust op de onderstaande overwegingen:

De “West-Bank” ( Samaria en Judea) is al 3000 zowel spiritueel als materieel het thuisland van de Joden.

De Arabieren hebben pas in 632 ná Christus Palestina veroverd middels hun haat-ideologie, dus toen de Joden daar al millennia zaten. Daarna is ook pas de Al-Aqsa-moskee gebouwd, die eeuwen lang van weinig belang werd geacht in de islamitische ideologie. Pas uit verzet tegen het Goede dat de Joden brachten (welvaart, levensbevestiging  en gewetenscultuur) begonnen de Arabieren tegen eind 19e eeuw te beweren dat  ze Jeruzalem, de Tempelberg en de al-Aqsa-moskee zo belangrijk vonden. Het is een “invented tradition”, uitgevonden om de islamitische Jodenhaat te dienen. De Palestijnse Arabieren zijn grotendeels zelfs later in Palestina komen wonen dan de meeste in de 19e eeuw geïmmigreerde Joden.  Pas  toen de Joden vanaf 1882 het land tot welvaart brachten, kwamen ze in grote aantallen vanuit de omringende Arabische landen.  De Arabische haat-hets-elite heeft vanaf het begin van de Joodse immigratie, en steeds sterker vanaf de jaren 1930, de Joden geterroriseerd en de burgeroorlog willens en wetend gecreëerd, daarmee tegelijk het Goede dat de Joden brachten, kapot gemaakt.

Ook het “vluchtelingenprobleem” is door de Arabische haat-hets-elite zelf gecreëerd. Hun “Nakba” is de Palestijnse Arabieren aangedaan door hun eigen “elite”. In dit verband mag de meest stuitende stupiditeit die in dit verband de laatste jaren is gedebiteerd niet ontbreken. Eberhard van der Laan (PvdA), ex-minister van integratie, liet niet zo lang na zijn aantreden het volgende weten: “Zo zouden Arabieren zich kunnen verdiepen in de Holocaust en Israëliërs in de Nakba, het verdrijven van Arabieren uit Israël in en na 1948.” Nou, dat hebben we bij deze dan gedaan, ons erin verdiept.

Vooral vanaf de jaren 1930 is met name door de kliek rond de Grootmoeftie van Jeruzalem, in samenwerking met de Duitse nazi’s,  bewust aangestuurd op burgeroorlog en massamoord op de Joden.

Een “Palestijns volk” heeft nooit bestaan, het gebied was eeuwenlang onderdeel van allerlei grotere “kalifaten”.  Dat “Palestijnse volk”  werd pas  in 1964 propagandistisch uitgevonden door de Sovjet-Unie die Arafat inschakelde in de anti-Westerse Koude-Oorlogs-ideologie. De Palestijnse Arabieren moesten de rol spelen van door het “kolonialisme” en “imperialisme” onderdrukt “volk”. Ja, de schrijver valt in herhalingen, maar het schijnt hard nodig.

De kwestie  “bezette gebieden” en “nederzettingen” wordt diepgaand behandeld door David Meir-Levi,  in zijn “Big Lies: Demolishing the Myths of the Propaganda War against Israël”. Meir-Levi verdeelt de “nederzettingen” in 5 Kategorieën.

Om te beginnen het type “militaire verdediging”. Dat zijn nederzettingen die op, voor Israël, militair kwetsbare plekken liggen. De Arabische haat-hets-elite heeft drie maal ( 1948, 1967, 1973) een genocidaal bedoelde oorlog tegen Israël gevoerd met die “Westbank” (Samaria en Judea) en Gaza als springplanken. Volgens oorlogsrecht,  en natuurlijk volgens elke normale morele overweging, hadden de Israëli’s al vanaf 1950, toen Jordanië de “Westbank” en Oost-Jeruzalem illegaal inlijfde, het recht dit oeroude Joodse land terug te veroveren. Na de oorlog van 1967, waarin Jordanië tegen Israëlische waarschuwingen in, toch weer Samaria en Judea als springplank voor voorgenomen genocide op de Joden had gebruikt, werd dit recht driedubbel-overgehaald. Was de Yom-Kipoer aanval van 1973, waarin Judea en Samaria wéér springplank waren, nog nodig om dit recht zesdubbel-overgehaald te maken? Is het eigenlijk nog wel nodig op te merken dat tot 1994 Jordanië formeel in oorlog wenste te blijven met Israël? Want op de beruchte conferentie van Khartoem in augustus 1967 hadden de Arabische landen immers hun “drie keer nee” geformuleerd. Nee tegen onderhandelingen met Israël, nee tegen erkenning van Israël, nee tegen vrede met Israël.

De “bezetting”-schreeuwers wijzen altijd op resolutie 242 van de plenaire vergadering van de Verenigde Naties van november 1967 en beweren dat Israël daarin verplicht wordt zich terug te trekken achter de zogenaamde “groene lijn”, de grenzen die na de oorlog van 1948 werden overeengekomen. Maar de resolutie 242 roept niet op tot terugtrekking uit alle “bezette” gebieden, maar roept op tot terugtrekking uit “bezette gebieden”, maar wel zodanig dat Israël “erkende en veilige grenzen” krijgt.

De Conventie van Genève wordt  door  “Palestijnse” propaganda en de westerse collaborerende media vaak aangehaald in verband met de nederzettingen. Men doet dan net alsof Israëls nederzettingen daarmee in strijd zijn. Dat is niet zo! De Conventie verbiedt om gebieden te koloniseren na een offensieve oorlog onder verdrijving van de oorspronkelijke bevolking. Israël heeft de nederzettingen gebouwd na  twéé defensieve oorlogen en heeft nooit oorspronkelijke bevolking gedeporteerd. Dat is overigens wel potsierlijk zacht uitgedrukt “niet gedeporteerd”. Het omgekeerde is gebeurd. Vanwege het  “open-bruggen-beleid” van Israël  langs de rivier de Jordaan migreerden  van1967 tot 1994 grote aantallen Arabieren naar Israël en in Samaria & Judea (op de “Westbank”) verdriedubbelde  de Arabische bevolking van 650.000 tot 2.000.000,  kwamen er honderden nieuwe Arabische nederzettingen bij (!) en was de welvaart van deze streek ongekend. Dit dus ondanks dat Jordanië tot 1994 in staat van oorlog met Israël wenste te blijven.

Het Charter van de Verenigde Naties loopt parallel met de Conventie van Genève. Dat Charter zegt dat de bestemming van land, bezet in een defensieve oorlog, vastgelegd moet worden in een vredesverdrag tussen de oorlogspartijen. Men kan volhouden dat  bijvoorbeeld Samaria en Judea (“de Westbank”) dus “betwist” blijven zolang zo’n verdrag er niet is. Maar in het geval van Israël moet daarenboven bedacht worden – mijn verhaal wordt eentonig, ik besef het – dat a. via het “betwiste” gebied in 1973 voor de derde keer de aanval werd geopend door dezelfde vijand, die sindsdien geen enkele blijk van vredeswil heeft gegeven, maar in tegendeel bewust alle vredesvoorstellen en vredesverdragen heeft gesaboteerd met haat-propaganda en terreur, dat b. deze terreur door de “elite” van de “Palestijnen” een geschiedenis heeft vanaf de jaren 1920, dat  c. door deze terreur Israël gevestigd is op slechts 10% van wat het oorspronkelijk mandaatgebied was.  De terreur vanaf de “Westbank” is  dus vanaf 1948 nooit opgehouden en werd zelfs door  Arafat versterkt na de Oslo-accoorden” van 1993,  totdat Israël daar in 2003 een anti-terreurhek plaatste.

De militaire verdedigings-nederzettingen zijn anno 2010 nog steeds nodig niet alleen in Samaria en Judea (“Westbank”), maar ook op de Golan-hoogte. Niet meer in Gaza sinds de ontruiming  door Israël in 2006. Gaza is inmiddels door Hamas herschapen in een terreur- en raketbasis. Kijk hier voor een ontzenuwing van de mythe dat Israël Gaza zou afknijpen. Israël heeft zijn doodsvijanden juist tot in het krankzinnige gepamperd. Waarom tot in het krankzinnige?  Omdat de Westerse media klaar staan om nog heviger te gaan hetzen als Israël “de Palestijnen” zou  behandelen als wat ze zijn: terreurzaaiende doodsvijanden.

Over de Golan-hoogte, dat andere front , heb ik in 2008 dit geschreven:

“Tussen 1948 en 1967, 19 jaar lang,  controleerde Syrië de Golan-hoogte. Vandaaruit werden gedurende al die jaren in de lager gelegen aangrenzende Israëlische gebieden Joden beschoten door Syrische scherpschutters.  Dat lager gelegen land is de Hula-vallei, het vruchtbaarste en voornaamste Israëlische landbouwgebied. Arafat’s PLO en de de Syriërs zelf gebruikten de Golan als uitvalsbasis om mijnen te leggen in het noorden van Israël.  De Golan-hoogte werd op 9 juni 1967 door Israël veroverd op Syrië in een oorlog die, net als de oorlog van 1948,  aan Israël  was opgedrongen door de Arabische landen en genocidaal was bedoeld. Israël veroverde de Golan ten koste van 115 doden. Dat is erg veel doden voor een klein landje als Israël. In 1973, op Yom Kippoer, belangrijkste religieuze feestdag van de Joden, pleegden de Arabische landen een verrassingsaanval, opnieuw zoals altijd, met genocidale bedoelingen. Opnieuw moesten de Israëli’s, net als in 1948 en 1967, op verschillende fronten tegelijk vechten tegen een enorme overmacht. Op de Golan-hoogte stonden dit keer 180 Israëlische tanks tegenover 1400 Syrische tanks.  De Israëli’s wonnen.

Sinds 1974 is de Golan rustig. Syrië is tot op de dag van dit schrijven, december 2008 op andere plekken doorgegaan met terreur tegen Israël, direct en indirect, met name in Libanon via de verschillende  “Palestijnse”  terreur-organisaties.  Enige  honderdduizenden Syrische soldaten, zo’n 17% van het Syrische leger, zijn permanent gelegerd in de buurt van de Golan.  Vanaf de rand van de Golan is het nog geen honderd kilometer voor tanks gemakkelijk terrein naar Haifa en Acre, het industriële hartland van Israël.  En dan is er dat punt dat steeds belangrijker wordt, maar dat voor Israël nooit een primaire reden is geweest de Golan te bezetten: het hooggelegen meer van Galilea is een belangrijke bron van water.

Als de Syriërs de kans krijgen zich opnieuw in te graven op de Golan-hoogte, zal daarvan een gruwelijke dreiging blijven uitgaan voor Israël.  Met islamitische landen is geen vrede te sluiten, omdat de Mohammedaanse ideologie voorschrijft dat de ongelovigen bedrogen moeten worden als dat nodig is om ze te slachten of onderwerpen (taqiyya). Dat geldt zeker voor Joden, ergere  Untermenschen immers nog dan “gewone” ongelovigen in de ogen van de islam. Daarnaast is er op de Golan-hoogte nu een early-warning-radar-system geïnstalleerd, dat na teruggave van de Golan-hoogte na verhuizing richting het dal veel minder early in zijn warning zal zijn. Dat is niet handig met het oog op de verraderlijke, genocidaal bedoelde verrassingsaanvallen en terreur in het verleden en in verband met die “taqiyya”, het tot verraad aan ongelovigen verplichtende leerstuk van de islam.”

Tot zover ikke in 2008. En tot zover Meir-Levi’s eerste categorie: “militaire nederzettingen”.

Het tweede type nederzetting, na de militaire, dat Meir-Levi onderscheidt is de “terugkeer-nederzetting”. Dan ging het om Joden die terugkeerden naar plekken waar Joden al millennia hadden geleefd (bijvoorbeeld Hebron en Jeruzalem) en waar ze verjaagd waren door pogroms. Bijvoorbeeld de pogrom in Hebron in 1929 waarbij honderden Joden vermoord werden. Of de pogrom in Jeruzalem gedurende de oorlog van 1948, waarin de helft van Joodse bevolking van Jeruzalem werd afgeslacht. Soms gaat het ook om plekken waar de Joodse bevolking in de 20ste eeuw niet talrijk was, maar waar al begin 20ste eeuw Zionistische pioniers land hadden ontgonnen en waar Arabische bendes gedurende de Israëlische overlevings-oorlog van zomer 1948 massamoorden op Joden hadden gepleegd.

De derde soort nederzetting die Meir-Levi onderscheidt zou ik de “kroonland-nederzetting” willen noemen. Dat zijn nederzettingen vlak bij de “groene lijn” (de wapenstilstandsgrens van 1948) op bijna uitsluitend land dat aan de Jordaanse kroon toebehoorde. Nou, eigenlijk niet toebehoorde dus, want in 1948 illegaal bezet na een offensieve oorlog. Dat “kroonland” was dus niemandsland. Israël had daarom na 1967, na een tweede aanval van Jordanië, alle recht  (óók volgens de Conventie van Genève)  om dit land tot ontwikkeling te brengen en er Joden te huisvesten. Waar nodig werden particuliere eigenaren betaald. Het kopen door Joden van land in Samaria & Judea (de “Westbank”)  verliep zo succesvol dat Arafat in 1994, toen de “Palestijnse Autoriteit”  na de Oslo-Acoorden van 1993 het gezag kreeg over het gebied (behalve over de “nederzettingen” natuurlijk), op verkoop van land aan de Joden de doodstraf (!) zette. Sommige “Palestijnse”  families die ooit

land hadden verkocht aan de Joden, vluchtten weg uit Samaria en Judea. Tot op de dag van vandaag worden “verraders” geëxecuteerd. Zie de afbeelding hieronder, waarop is te zien hoe in Hebron in  april 2009 een Palestijnse Arabier  wordt vermoord als straf voor het verkopen van grond aan een Israëlische onderneming.

Bij dit sinds 1967 verkochte “kroon-land”  ging het bovendien vooral om Jeruzalem en omstreken, om dus de millennia-oude spirituele en materiële hoofdstad van de Joden. Hoeveel “respect” de Jordaanse Arabieren tijdens hun bijna 20-jarig ”beheer” van Oost-jerusalem (1948 – 1967) hebben opgebracht voor de bijbelse heilige plekken en de Joodse synagoges en begraafplaatsen in de oude stad kan men hier kort en hier uitgebreid lezen: vernielen, kapot maken, oeroude grafstenen als wegverharding gebruiken, tot puin maken van archeologische vondsten die de millennia oude Joodse aanwezigheid bewezen. (Je moet je toch niet voorstellen dat de Israëli’s zoiets geflikt hadden. Dan waren alle remmen van het  “anti-Zionisme” los gegaan!)  De welvaart was, zoals overal waar de islam zijn voet zet, binnen de kortste keren verworden tot algemene armoede. Direct nadat de Joden in1967 de macht kregen in Jeruzalem, deden fatsoen en welvaart opnieuw hun intrede. De stad werd weer toegankelijk voor iedereen. Om de lange tenen van de moslims te ontzien over hun “invented tradition”, namelijk dat de Tempelberg en de al-Aqsa-moskee zo heilig en centraal voor hun “religie” zouden zijn, mocht een islamitische organisatie, de Waqf, de Tempelberg beheren. Dat voorrecht hebben ze gebruikt om vernielingen en intimidatie te plegen en de Joden, die serieus archeologisch onderzoek wilden doen, juist weer geheel onterecht van de vernieling te beschuldigen die ze zelf pleegden. (Hier overigens een Christen die het islamverhaal in deze kwestie respectvol bloedserieus neemt.)

De vierde soort die Meir-Levi onderscheidt is eigenlijk van dezelfde orde als de derde soort, maar alleen betreft het nu niet nederzettingen vlak tegen de “groene lijn”, maar dieper Samaria & Judea  ( de Westbank”) in en dan meestal rond oude heilige en vestigingsplaatsen van de Joden, bijvoorbeeld Nabloes. Ik zou ze “culturele nederzettingen” willen noemen. Natuurlijk heeft de “Palestijnse” propaganda ook hier geclaimd dat het land zonder betaling in bezit is genomen, maar  dat hoort bij het routinematig liegen in de Arabische en islamitische cultuur, ook in eigen kring envooral in de strijd tegen “ongelovigen” waarin “taqiyya”  voorgeschreven is. Israël claimt dat het land tegen marktprijzen is gekocht.  Er is in de Israëlische maatschappij strijd over de vraag of deze nederzettingen “verstandig” zijn, maar vooral onder de regeringen (1974 – 1983) van achtereenvolgens  Rabin en Begin was de beleidslijn: ermee door gaan en eventueel deze nederzettingen gebruiken  als “bargaining chips” in komende onderhandelingen. Dat was nog in een tijd, dus, dat de illusie bestond dat er ueberhaupt met  de Palestijnse “elite”  te onderhandelen viel. Gedurende zijn eerste ambtsperiode (1996 – 1990) is Netanyahu er ook mee door gegaan, maar toen al met minder illusies want na “Oslo, mag men aannemen.

De vijfde categorie nederzettingen die Meir-Levi onderscheidt zijn de “rogue”-nederzettingen. Een moeilijk te vertalen term. Schelmen-nederzettingen? Piraten-nederzettingen lijkt, gezien ook de zanderige omstandigheden, wel een boeiende term. Meir-Levi noemt deze nederzettingen zonder meer illegaal, maar levert niet zoveel onderbouwing bij dat standpunt. Het is namelijk de vraag in hoeverre deze nederzettingen volgens internationaal recht illegaal genoemd zouden kunnen worden.  Misschien wel volgens Israëlisch recht en inderdaad gaat de  discussie in Israël  vooral over dit type nederzettingen. De kolonisten die ze bemannen worden beschuldigd van de meest vreselijke dingen. Israël een slechte naam bezorgen is het minste verwijt. Land bezetten zonder betalen en “terreur” tegen de “Palestijnen” zijn de zwaardere. De Westerse media zijn, in samenwerking met de “Palestijnse”propaganda, hongerig gespitst op het brengen van elke misstap van deze kolonisten. Maar beelden en beschrijvingen die kunnen wedijveren met de “Palestijnse” terreur zijn desondanks nog niet opgedoken.

En nog eens wat: als er tot 2005, ruw geschat, zo’n 150 Joodse en zo’n 300 “Palestijnse” nieuwe nederzettingen zijn bijgekomen in Gaza en in Samaria & Judea (“de Westbank”)  gezamenlijk, wat maakt dan dat alléén over de Joodse zo’n stampij wordt gemaakt en de “Palestijnse” blijkbaar heel gewoon worden gevonden? Alléén de Joodse nederzettingen zijn een “gevaar voor het vredesproces”? De “Palestijnse” niet?

De grote lijn in de geschiedenis van “de Palestijnse kwestie” is dus als volgt te periodiseren: van1948 tot 1967, een periode waarin Egypte over Gaza heerste en Jordanië over Samaria  & Judea en die zich kenmerkt zich door stagnatie, armoede en terreur. De periode van 1967 tot 1993/4, onder beheer van Israël, kenmerkt zich, vooral voor de Westbank, door openheid en welvaart . Vanaf 1994, toen in het kader van de “Oslo-Accoorden” (1993)  de macht in Gaza en Samaria & Judea aan Arafat en de Palestijnse autoriteit kwam (1994) tot nu zijn de gebieden teruggezakt in de oude patronen.

Wat vanaf “Oslo” kristalhelder is geworden: de “Palestijnse” “elite” (ja, twee keer aanhalingstekens) benevens grote  terreur-segmenten in de rest van de Arabische wereld, plus het Perzische Iran met zijn Arabische proxies Hamas en Hezbollah,  zijn niet geïnteresseerd in vrede. Wie wil weten hoe Arafat vanaf het tekenen van de Oslo-accoorden (1993) onmiddellijk is begonnen met het saboteren ervan door de terreur te intensiveren, zie Relentless: the Struggle for Peace in the Middle East. In deze documentaire van een uur kan men ook kennis nemen van de nog veel genereuzere vredesvoorstellen die Arafat daarna nog zijn gedaan, bijvoorbeeld in Camp David in 2000.  Toenmalig Israëlisch premier Barak  (1999 – 2001) accepteerde een voorstel dat zeer pijnlijke concessies van Israël vroeg en aan Arafat  97% gaf van wat hij wilde. Arafat weigerde.

Het “expansionisme” van Israël, zo kan men concluderen na dit overzicht, is non-existent. Het is omgekeerd: Israël heeft minimale stukjes grond terug veroverd van veel grotere gebieden waarop het alle morele recht heeft. Ook volgens het oorlogsrecht en het verdere internationale recht is wat Israël doet volkomen legitiem. Dat Israël nooit heeft “doorgepakt”, zelfs niet nadat in 1973 met de Yom Kippoer-oorlog de derde genocidale aanval wéér via óók die “West-Bank” was gegaan, komt niet alleen voort uit Israëls edelmoedigheid, maar is ook welbegrepen eigenbelang. Wat moet Israël als democratische rechtstaat met een bevolking van “Palestijnen” die door hun eigen “elites” doordrenkt zijn met leugens, rancune tegen de Joden en de haat-ideologie van de islam ?

______________________________________________

Wie in iets langer bestek dan hierboven  – 100 pagina’s tekst! – te weten wil komen hoe totaal geperverteerd de hele geschiedenis van “Israël en de Palestijnen” in onze media, schoolboeken en in de kop van professor Maarten van Rossem is terecht gekomen, zou moeten lezen: David Meir-Levi, “History Upside Down: The Roots of Palestinian Fascism and the Myth of Israëli Aggression” , (Encounter Books), New- York/Londen, 2007.

Nog korter en ook zeer instructief is het internet stuk van Meir-Levi waarnaar ik hierboven een paar keer gelinkt heb: Big Lies.

___________________________

Link naar het oorspronkelijke stuk op Artikel 7