Hier en hier vindt u de eerste twee delen van mijn bespreking van Ari Shavits boek over Israël en zijn geschiedenis: “Mijn Beloofde Land”. Het boek is een symptoom van het Stockholmsyndroom: de gegijzelde (Shavit) gaat veel begrip tonen voor de gijzelnemer (de Arabische islam) en gaat de schuld voor de situatie bij zichzelf zoeken. Israëliër Shavit geeft toe altijd in angst te hebben geleefd en die angst heeft zich blijkbaar omgezet niet alleen in zijn morele verontwaardiging over “de bezetting” van Samaria-Judea (de “Westbank”), maar vooral ook in een visie op de geschiedenis van Israël waarin de Joden de schuldigen zijn. Shavit beschuldigt de Zionisten van na 1880 van kolonialisme, verdrijving, etnische zuivering en bewuste massamoord. Dat zijn bewijsbare leugens, ingegeven door decennia van Arabisch-islamitische propaganda en Shavits Stockholmsyndroom.

Anderzijds probeert Shavit te laten zien dat de Joden vaak/soms niet anders konden en voortgedreven werden door historische krachten, vooral door het groeiende antisemitisme en de pogroms in Europa na 1880. Daarbij mythologiseert Shavit de Joden niet zelden tot gekwelde en geniale helden.

Die gespleten benadering resulteert in proza dat gekenmerkt wordt door wat ik noem Shavits “Stockholm-dualisme”: kronkelende redeneringen vol onopgeloste tegenstellingen, vol enerzijds-anderzijds, vol (sociale, morele, psychologische) duo-kwalificaties. Daarbij gaat het, natuurlijk, vooral over de tweedeling goed-slecht. En de vraag die Shavit eigenlijk stelt is: hebben de Zionisten, de Joden, de Israëli’s vanaf 1880, gegeven de tragische omstandigheden die hen voortdreven, moreel zo goed mogelijk gehandeld? Na 475 pagina’s verbositeit en Stockholm-dualisme, blijft de lezer met de overweldigende indruk achter dat het antwoord “nee” luidt.

Hoofdstuk drie van Shavits boek heet “SINAASAPPELPLANTAGE – 1936”. Die plantage en de sinaasappels staan model en symbool voor de verre staat van ontwikkeling waarin de Joden de door hen beheerste gebieden hadden gebracht. Shavit probeert die moderne ontwikkeling – zijn gespletenheid getrouw – te tekenen als een mengsel van zowel degelijkheid alsook beginnende decadentie. Het jaartal 1936 duidt op de aanvang van de zogenaamde “Arabisch Opstand”, een driejarige periode van geïntensiveerde terreur van de door de Moefti van Jeruzalem opgehitste Arabieren. Het thema van dit hoofdstuk luidt: het kan er soms vredig en welvarend uit zien, maar onder de bodem broeit iets vulkanisch’.

Ik heb er in mijn bespreking van hoofdstuk één al op gewezen dat het tekenend is dat de Moefti van Jeruzalem, een volstrekt bepalende figuur, door Shavit slechts summier aangeduid wordt. Wel bespreekt hij al-Kassam, een Hamas-achtige of ook wel Che Guevara-achtige figuur die sociale actie en charitas combineerde met islamisme en terreur.

“In 1925 kwam al-Kassam met een plan in vijf fasen: de geesten rijp maken voor revolutie; clandestiene revolutionaire cellen oprichten; geld, wapens en informatie vergaren; Joden doden; en algehele gewapende strijd beginnen. In 1930 werd het plan ten uitvoer gebracht en kwam er een netwerk van verboden cellen tot stand in Noord-Palestina. Elke cel telde vijf leden die zwoeren bij de islam, bij geheimhouding en bij de strijd tegen de Joden. ’s Avonds trainde al Kassam zijn mannen in de steengroeven op de hellingen van de Karmelberg, vanwaar men over Haifa uitkijkt. Hij predikte over religie, moraal, geweren en zelfgemaakte bommen. In april 1931 doodden al-Kassams volgelingen drie leden van een kibboets, die met een hooiwagen van het veld terugkeerden. In januari 1932 doodden ze een boer die in de deuropening stond. In maart 1932 vermoordden ze nog een boer. In december 1932 doodden ze in de vallei van Jizreëel een boer en zijn achtjarige zoon door een bom in de woning te gooien. Toen de politie achter ze aan ging, gingen de klandestiene cellen ondergronds.”

Tsja. Shavit wéét het wel. En toch ook weer niet. Hij hoeft voor mij niet te beweren, zoals ik doe, dat het als eerste beginnen met de terreur anno 2014 al 1400 jaar typisch is voor de islam, altijd en overal. Hij hoeft voor mij óók niet tot de conclusie te komen van Dennis Präger, levenslang hoogleraar in de “Palestijnse” problematiek, namelijk dat je daarover heel ingewikkeld kan doen, maar dat het tenslotte hier op neer komt: de islamitische Arabieren willen de Joden vermoorden. Maar voor Palestina had Shavit ergens in al die 475 pagina’s toch wel kunnen concluderen dat de islamitische Arabieren de terreur steeds zijn begónnen, al bijna honderd, vanaf 1920. Maar het lukt ‘m niet. Last van Stockholmdualisme, vermoed ik.

Dat hij het weet, maar weigert de waarheid onder ogen te zien, blijkt bijvoorbeeld alleen al uit één klein woordje in deze passage:

“Op 18 oktober 1935, toen de sinaasappelteler in afwachting was van zijn eerste oogst, arriveerde er een lading Belgische cementvaten in de haven van Jaffa. Daarbij viel een van die vaten naar beneden en brak open: er rolden duizenden geweerkogels uit. Er brak paniek uit in de haven: het was duidelijk dat de illegale munitie bestemd was voor de verboden Joods paramilitaire organisatie, de Hagana. In een paar uur tijd had de paniek zich uitgebreid tot het hele land. De Palestijnen hadden nu het gevoel dat niet alleen de Joodse immigratie een bedreiging vormde, maar zeker ook de opbouw van een Joods leger. Nadat er een algemene staking was uitgeroepen, oordeelde al-Kassam dat het tijd was om in actie te komen. Zo’n 120 kilometer ten noorden van de Rehovot-plantage hield hij zijn laatste toespraak: ‘Ik heb jullie geleerd wat religie is en wat nationaal bewustzijn is’, zei hij tegen zijn volgelingen. Nu is het jullie plicht de jihad te volbrengen. Op! Islamisten! Ga op jihad!’ “ [mijn vet]

Natúúrlijk zijn vooral “paniek” maar ook “bedreiging” niet de juiste woorden. Shavit gebruikt die woorden om de Arabische haat en terreur te verdoezelen, te “begrijpen” en als “redelijk” voor te stellen. Maar het zijn dus gewoon haat en lust tot terreur, die al vanaf 1920 door de Moefti werden beoefend en gepredikt, die een uitweg vonden. Onder de titeI “Palestina 1920 -1940: de moefti, de nazi’s en de Joden” heb ik in 2010 een samenvatting gemaakt van het eerste hoofdstuk van een Duits-degelijke academische studie*** naar de verbanden tussen het nazisme en de islam, vooral gepersonifieerd in de Moefti. Uit mijn eigen samenvatting citeer ik deze passage:

“Ondergronds waren sharia-rechtbanken gevormd die beslisten over ‘fouten’ in eigen kring en over het lot van Joodse gegijzelden. De terreur richtte zich niet alleen tegen de Joden en de Britten, maar vooral ook tegen ‘verraders’ uit eigen kring. Tussen 1936 en 1939 werden 547 Joden en 494 Arabieren gedood door Arabische terreur. Wie van de Arabieren tot enig compromis bereid was met de Engelsen of de Joden, dan wel weigerde de terroristen het geld te geven dat ze vroegen, werd bedreigd en vervolgens, bij volharding, gedood.  Een Arabische ambtenaar die voor de Engelse mandaatsmacht werkte, werd bijvoorbeeld verplicht tot spioneren. Alle mannen werden door de terroristen verplicht dezelfde hoofdbedekking te gaan dragen als de terroristen zelf, de hoofddoek met hoofdband. De ‘tarbush’ (die omgekeerde grote beker) de dracht van de Arabische stedeling, verdween uit het straatbeeld. Niet alleen islamitische vrouwen,  ook christelijke werden gedwongen zich te behoofddoeken en zwaar in de lappen te hullen. Vrouwen die weigerden werden voor ‘hoer’ uitgescholden en een eventuele hoed werd ze van het hoofd getrokken. Terroristenleiders dreigden met straf voor de vrouwen die ‘volhardden in hun lichtzinnigheid’.”

Verder heb ik in de literatuur noch via google een aanwijzing kunnen vinden dat er op de door Shavit genoemde tijd een algemene staking onder de Arabieren uitbrak. Er is er een die begon op 13 oktober 1933 en een die op 25 april 1936 uitbrak, maar niet een die op 18 october 1935 vanuit Haifa begon. Misschien is dat hele verhaal van dat gevallen kogel-vat dus door Shavit zowel enorm opgeblazen en heeft hij vervolgens ook nog die gevoelens van “paniek” en bedreigd zijn in de nobele “Palestijnen” geprojecteerd. Want het zijn natuurlijk óók alreeds “Palestijnen” geworden en niet islamitische Arabieren die weer eens gehoorzaamden aan de innerlijk dynamiek van hun prachtgeloof: geweld en terreur.
_________________
Klaus-Michael Mallmann en Martin Cüppers, “Halbmond und Hakenkreuz. Das Dritte Reich, die Araber und Palästina“,  Darmstadt , 2007.
Het is ook in het Engels vertaald onder de titel: “Nazi Palestine: The Plans for the Extermination of the Jews in Palestine”.
______________
Dit stuk is doorgeplaatst op E. J. Bron