MASSADA 3

Wie iets inleidends en algemeens wil lezen over het boek “Mijn Beloofde Land” van Ari Shavit waarvan hier het vierde hoofdstuk wordt besproken, moet naar de eerste alinea’s van eerdere besprekingen: deel een of deel drie.

Het hoofdstuk 4 dat ik hier bespreek heet “MASSADA – 1942”. Het gaat over Joden die een last ditch fight leveren zoals tegen de Romeinen op de natuurlijke burcht Massada in 73 na Christus. Na zich lang verdedigd te hebben, bleek de overmacht te sterk en liever dan na een onvermijdelijke nederlaag hun vrouwen en kinderen bloot te stellen aan verkrachting en slavernij, pleegden de Joodse verdedigers collectief zelfmoord Tien mannen werden door loting aangewezen om de anderen met het zwaard te doden. Van deze tien doodde één man weer de andere negen en die laatste man pleegde zelfmoord. Het verhaal is geboekstaafd door de Romein Flavius Josephus. In 1923 werd het relaas van Josephus in het Hebreeuws vertaald, in het kader van een opleving van het Joodse nationalisme.

Shavit beschrijft hoe de in 1909 in Schotland geboren Zionist Shmaryahu Gutman, die op zijn derde met zijn ouders naar Palestina emigreerde, op 33-jarige leeftijd een cruciale rol heeft gespeeld bij het tot leven wekken van de Massada-mythe. Dat deed Gutman door in 1942 expedities te organiseren van groepen jonge zorgvuldig geselecteerde Zionisten, jongens en meisjes, naar het zeer moeilijk bereikbare plateau van Massada. Hij deed dat omdat hij in dat jaar 1942 zich zeer bewust was van het feit dat een onverzettelijke “Massada-mentaliteit” nodig zou zijn om Israël te redden contra de gecombineerde agressie van nazi-Duitsland en de Arabieren. Als de jonge Zionisten de werkelijk moeilijke en gevaarlijk beklimming voltooid hebben, kamperen ze een paar dagen en nachten op het plateau en bezinnen zich intens op de betekenis van Massada. Dat is voor Gutman niet dood en zelfvernietiging, maar een paradox: alleen degenen die bereid zijn te sterven zullen Israël kunnen beschermen.

“Daarna breken de jongelui hun tenten op, pakken de rugzakken in en dalen de berg af die nu in hun bewustzijn is gegrift.” [mijn vet]

Inderdaad wordt, aldus Shavit, de dreiging al in maart 1942 zo groot dat er op hoog niveau overwogen wordt om letterlijk een Massada-nieuwe-stijl op de berg Karmel te stichten:

“Het is niet de bedoeling op die Karmelberg zelfmoord te plegen; het uiterst geheime plan behelst het concentreren van de Joodse bevolking van Palestina in de bergachtige streek langs de zee zodat er een oorlog te voeren valt die de Duitsers afremt en de Britten ervan overtuigt de Joden niet in de steek te laten.”

Waarom is de angst dermate groot? Omdat de Duitsers, in casu Rommel en zijn tanks, Palestina dreigen te bereiken en het gerucht gaat, zo vertelt Shavit, dat de Engelsen dan Palestina zullen opgeven, waardoor de Joden alleen zullen staan. De berichten over de wel héél erg grote pogrom die de nazi’s aan het uitvoeren zijn, bereiken ook Palestina.

“Er zijn berichten dat Britse officieren in Caïro geheime documenten verbranden. ( . . .) In Palestina gaan verhalen dat Joden huizen en land aan Arabieren verkopen, dat ze schuilplaatsen in christelijke kloosters regelen en dat ze christelijke en moslimvrienden vragen hen te beschermen. Sommigen schaffen buitenlandse paspoorten aan, anderen kopen gifcapsules.”

Dit hoofdstuk heeft het minste last van Shavits Stockholmdualisme: de goedslecht duokarakteriseringen, de ambivalentie waaronder de lezer vooral de (zelf-) beschuldiging richting Joden, zionisme en Israël detecteert. Maar toch, als Shavit vertelt hoe er ’s avonds bij het licht van kampvuren gedanst wordt op het plateau van Massada, kan hij het niet laten:

“Dan spreekt Gutman de groep toe. Hij vertelt het verhaal van Massada en de helden. ‘Ook onze tent is aan de afgrond opgezet’ zegt hij. Als hij uitgesproken is, stapt hij weer terug de duisternis in en ziet dat men opnieuw begint te dansen. ( . . .) De jonge mannen en jonge meisjes van Israël zijn teruggekeerd naar Massada om er met overgave bij de afgrond te dansen. ( . . .) De berg waar zich een tragedie heeft afgespeeld, zal betekenis aan hun strijd verlenen. In naam van Massada zullen de nu dansende jongens en meisjes de rampzalige oorlog voeren die het zionisme zal redden en die de Joden zal redden.” [mijn vet]

Er was een ramp voor nodig, voor die redding van de Joden, zegt Shavit in toch weer typisch Stokholmdualisme. Namelijk de oorlog van 1948. Daarmee wijst Shavit al vooruit naar zijn volgende hoofdstuk “LYDDA – 1948”: het verhaal over de vermeende massamoord en vermeende etnische zuivering door de Israëli’s. Maar Shavit verzuimt opnieuw vast te stellen dat “Lydda” net als de hele oorlog van 1948, en die van 1967 en die van 1973, maar één oorzaak hebben gehad: de islamitische Arabieren zijn de terreur begonnen en hebben hem volgehouden. En ook in Lydda lag de oerschuld bij de islam, bij de Kassams en de Husseini’s, die met Groot Kwaad het Goede probeerden te voorkomen, namelijk het tot bloei en humaniteit brengen van Palestina.

Masada 2
__________________

Dit stuk is doorgeplaatst op E. J. Bron