In dit artikel van mij kunt u lezen hoe mijn belangstelling voor Ari Shavit ontstond en wat het negatieve belang is van zijn boek “Mijn Beloofde Land”, waaruit ik desondanks veel heb geleerd.

Dit is deel één van een poging tot analyse van Shavits boek. Er zullen waarschijnlijk nog 16 “delen” volgen, want ik zal alle hoofdstukken ervan apart fileren. Die analyses zullen evenwel niet zo lang zijn als deze eerste, omdat ik hier ook de algemene lijnen al trek waarlangs mijn betoog zal lopen. Ik behoud mij het recht voor om, al vorderend, de voorgaande delen telkens bij te werken. Tenslotte zal ik proberen er één, zo compact mogelijk artikel van te maken. Ik kan niet aangeven op hoeveel pagina’s ik verwacht tenslotte uit te komen – hopelijk minder dan 30 – want Shavit is een héle dikke en héél erg kronkelende slang. Moeilijk te vangen, ja. Maar wel de moeite waard als je ‘m eenmaal hebt. Dan kan je ‘m de kop afhakken en stil leggen, waarna je kan aantonen wat je na globale lezing van zijn boek alleen gevoelsmatig “weet”: dit is een mooi geschreven en heel complex boek, maar ook een fout boek.

Ik heb in bovengenoemde eerdere tekst, toen ik op de helft van zijn boek was, Ari Shavit een geweldige schrijver en “arrangeur” genoemd. Maar verder lezend in zijn 475 pagina’s kreeg ik steeds meer weerzin tegen zijn proza en vorderde ik soms nog slechts tien of twintig pagina’s per dag. Op tweederde van zijn boek was ik zijn verbositeit spuugzat.

Natuurlijk zijn de Joden het meest heldhaftige, gekwelde en geniale volk, maar het voortdurende opblazen van die kenmerken tot mythische proporties begon me te storen bij Shavit. Vooral ook omdat ik hem ervan verdenk op die typisch linkse manier bezig te zijn met zelfmanifestatie, natuurlijk óók via veel begrip voor “de Palestijnen”, maar tegelijk toch ook via mythologisering van het Jodendom.

Maar ik kreeg vooral genoeg van die kronkelende redeneringen vol onopgeloste tegenstellingen, van dat alsmaar niet eindigende boek, vol enerzijds-anderzijds, vol goed-slecht, vol sociale, morele en psychologische duo-kwalificaties. Ik zal deze werkwijze van Shavit in de hier onder volgende bespreking benoemen als het ”gewetensvolle” dualisme of ook wel als het Stockholm-dualisme. Door dat dualisme lijkt het boek voor een diepzinnige opvatting te kiezen, namelijk dat er meer dingen tegelijk waar kunnen zijn. Dat maakt weer dat de tekst zeer genuanceerd lijkt en een adequaat complexe beschrijving van het nu eenmaal complexe en tragische lot van de Joden en Israël, maar . . . . . . . . . daardoor wordt de grondtoon gemaskeerd en die grondtoon luidt: de Joden zijn schuldig!

Wat me nog het meest begon te ergeren aan Shavits boek was het besef dat het een hele klus zou worden om dat laatste te bewijzen.

*******

Deze bespreking en analyse van het boek gaat lang worden, maar ik zal nu vooraf uitleggen welke essenties onder die ene absolute essentie van het boek liggen, te weten: de Joden zijn schuldig. Vergeef me de hoofdletters in de volgende alinea’s. Ze staan er ten dienste van mezelf, maar ook van de lezer om in één oogopslag te kunnen zien hoe ik dit boek na eindeloos veel moeite definieer.

1) “Zolang ik me kan heugen, herinner ik me angst – EXISTENTIËLE ANGST.”
2) “Zolang ik me kan heugen, herinner ik me de BEZETTING.”
3) “Eerst een paar jaar geleden begon het mij ineens te dagen dat mijn existentiële angst betreffende de toekomst van mijn land wel eens verband kon houden met mijn MORELE VERONTWAARDIGING over het bezettingsbeleid van mijn land.” [mijn hoofdletters]

Die morele verontwaardiging veronderstelt SCHULD bij de Joden. Shavits boek zit dan ook vol BESCHULDIGING AAN ISRAËL die in feite ZELFBESCHULDIGING is, want Shavit identificeert zich ten volle met Israël. Shavits boek heet niet voor niks “MIJN Beloofde Land”. De MISDADEN waarvan Shavit de Israëli’s beschuldigt heten KOLONIALISME, VERDRIJVING, BEZETTING, ETNISCHE ZUIVERING en MASSAMOORD.

Al die (zelf-) beschuldigingen komen voort uit EEN STOCKHOLMSYNDROOM EN DE LEUGENS VAN DE ISLAMITISCHE PROPAGANDA. Hij gaat volledig mee in die propaganda en in al die 475 pagina’s van zijn boek NOEMT Shavit de literatuur niet eens die al die leugens aan de kaak heeft gesteld en die de ISLAM ALS OERBRON VAN HET KWAAD EN DE LEUGENS heeft aangewezen. Als rijpe Haaretz-journalist móét hij die literatuur kennen. De standpunten daarin worden dagelijks uitgedragen in de grote tegenpool van het “linkse” Haaretz, namelijk de “rechtse” Jerusalem Post. Shavit doet net of “rechts Israël” en diens analyses niet bestaan. En daarom is hij niet te goeder trouw. Maar je mag twijfelen of dat verraad 100% aan Shavit valt aan te rekenen, want het is mogelijk dat het verraad voor een deel voortkomt uit een Stockholmsyndroom. Nu begrijpt u, lezer, waarom ik het “gewetensvolle” dualisme van Shavit ook soms Stockholm-dualisme noem en waarom ik “gewetensvol” tussen aanhalingstekens zet.

Wikipaedia zegt:

“Het stockholmsyndroom is het psychologisch verschijnsel dat soms optreedt tijdens een gijzeling. Het verschijnsel houdt in dat de gegijzelde sympathie voor de gijzelnemer krijgt. De benaming komt van de Norrmalmstorg-overval op de Kreditbanken aan het Norrmalmstorg in Stockholm en de daaropvolgende gijzeling van 23 tot 28 augustus 1973. De gegijzelden namen het voor hun gijzelnemers op, zelfs nog ná de zesdaagse gijzeling.”

 *******

Het eerste hoofdstuk van Shavits boek vertelt het verhaal van Shavits overgrootvader, de in Engeland rijk geworden, anglofiele en Zionistische Jood Herbert Bentwich en diens verblijf van twaalf dagen in Palestina in 1897 met een gevolg van dames en heren die Shavit omschrijft als Victoriaans-kolonialistische types. Bentwich vindt dat hij de Joden die in Oost-Europa vervolgd worden, moet helpen aan een thuisland. Hij en zijn gezelschap reizen hier rond mede ter voorbereiding van het Eerste Zionistisch Congres dat later dat jaar in Bazel zal worden gehouden onder leiding van Theodor Herzl.

Dit eerste hoofdstuk is meteen al rijk aan passages met die vaak impliciete en verkapte enerzijds-anderzijds werkwijze van Shavit die hij het hele boek volhoudt. Ja, precies: dat “gewetensvolle” Stockholm-dualisme. Hier beschrijft hij het Bentwich-gezelschap:

“Ik bekijk ze nog eens goed: het zijn zestien mannen en vijf vrouwen. Zestien Britten, drie Amerikanen en twee Europeanen van het vasteland. Op drie na allemaal Joden, op één na allemaal welgesteld. Het zijn allemaal belezen, rijke, geëmancipeerde Joden van de moderne tijd. En hoewel ze een tikje wonderlijk gekleed zijn en wat naïef ogen, zit er geen kwaad bij. Ze zijn hier omdat ze ten einde raad waren; en wanhoop zorgt voor vastberadenheid. Ze zijn zich niet bewust van de grote krachten die ook hen raken – imperialisme, kapitalisme, natuurwetenschap, technologie – en die het land zullen transformeren. En als dat imperialisme, dat kapitalisme, die wetenschap en die technologie zich verbinden met hun vastberadenheid, houdt niets hen nog tegen. Die krachten zullen bergen verzetten en dorpen bedelven. Ze zullen ervoor zorgen dat het ene volk plaats maakt voor het andere.” [mijn vet]

Men ziet: er zit geen kwaad in die wanhopige Joden die zich niet bewust zijn van hun eigen imperialisme maar die wel een Palestijns volk gaan verdrijven en Palestijnse dorpen gaan “bedelven”. Het zijn naïeve schuldigen, onschuldige misdadigers.

Dit soort onopgeloste tegenstellingen, deze ingewikkelde en schadelijke onzin produceert Shavit dus voortdurend.

Shavit gebruikt als vanzelfsprekend het woord “kolonisatie” voor de onderneming die de Joden naar Palestina bracht, het Zionisme. Dat blijft hij het hele boek doen. Maar in dit hoofdstuk, waarin hij zou moeten uitleggen waarom hij daartoe gerechtigd is, doet hij dat niet. In feite beweert hij net zo hard dat het Zionisme géén kolonialisme is:

“Ze [Bentwich c.s.] willen dat Europa dit Arabische gebied confisqueert zodat er, buiten de grenzen van Europa, een oplossing komt voor een Europees probleem. Maar de delegatie van Bentwich wil dat er nog een stuk van de planeet wordt veroverd,niet tot meerdere eer van Groot-Brittannië, maar om daarmee vervolgde massa’s te redden. Ze zijn niet de vertegenwoordigers van een koloniaal rijk, maar van een misdeeld volk dat de hulp van de grote mogendheden nodig heeft. Ze beogen niet te onderdrukken, maar juist te bevrijden. Ze willen het land niet uitbuiten, maar erin investeren. ( . . .) De hele opzet en ook hun doen en laten mogen dan koloniaal zijn, de pelgrims zijn geen werktuigen van een koloniale mogendheid. ( . . .) Integendeel. Ze zijn slachtoffers van Europa. En ze zijn hierheen gekomen namens de ultieme slachtoffers van Europa.”

De onbewuste slachtoffer-imperialisten zijn dus toch weer niet kolonialistisch, of toch wel of hoe hebben we het nu? Men ziet: in Shavits Stockholmdualisme lopen het positieve en het negatieve door elkaar zonder dat er naar een oplossing van de tegenstellingen of een conclusie wordt gezocht. Die conclusie wordt wel impliciet getrokken: het hele boek zal steeds de indruk gewekt worden dat het wél gewoon kolonialisme is.

Maar de waarheid is natuurlijk dat klassiek 19e eeuws kolonialisme een moederland had waar de winsten naar toe gingen. Dat was bij deze Joden niet het geval. Shavit maakt terecht een enorm punt van die atmosfeer van ongemak (West-Europa) tot vervolging (Oost-Europa) die de Joden in de 19e eeuw ten deel viel, en uit de geciteerde alinea hierboven blijkt overduidelijk dat er dús geen sprake van kolonialisme kon zijn, omdat de Joden geen moederland maar slechts verbrande schepen achter zich hadden. Maar waarom dan toch voortdurend die suggestie in het hele boek dat het wél zo was, dat het wél kolonialisme was. In hetzelfde eerste hoofdstuk al:

“Is dit een teken van kolonialisme? Als het eruitziet als een eend, waggelt als een eend en kwaakt als een eend, is het waarschijnlijk een eend. De foto’s pleiten tegen hen: witte safaripakken, kurkhoeden en tenten van Thomas Cook.”

Ook vinden we deze zin:

“Wanneer mijn overgrootvader omkijkt, ziet hij voor het laatst een land dat nog niet is aangetast door zijn latere onderneming, een land dat nog niet is veranderd door de noden van de wanhopige Joden. [mijn vet]

Aangetast is natuurlijk een fout woord. Het goede woord is “ontwikkeld” en wel in elk opzicht, zowel in materieel als in ethisch-humaan opzicht. Maar volgens Shavit dus uit wanhoop “aangetast”. Onschuldige misdaad, derhalve.

Shavit herhaalt in dit hoofdstuk voortdurend een bepaalde bewering, namelijk dat Bentwich tijdens zijn reis de Palestijnse Arabieren die in Palestina wonen niet ziet stáán, ze niet eens opmerkt, ze arrogant-kolonialistisch over het hoofd ziet. Zoals Shavit zelf zegt is zijn boek “geen geschiedkundig werk van een academicus”, maar hij geeft achterin wel voor al zijn 17 hoofdstukken summier de bronnen aan. Dit eerste hoofdstuk is onder andere gebaseerd “op Herbert Bentwich eigen geschriften” en “op een aantal notities van zijn reisgenoten”. Maar dan begrijp ik niet dat die voortdurend herhaalde bewering dat Bentwich net doet of er geen Arabieren wonen slechts gestaafd wordt door één enkel dun citaatje van Bentwich zelf: “In Palestina is nog geen ander volk neergestreken.” Blijkbaar heeft Shavit in al die persoonlijke papieren van Bentwich en zijn reisgenoten niks kunnen vinden dat die imperialistisch-neerbuigende-mentaliteit van Bentwich illustreert. Ik denk dan ook dat het een verzinsel is, een projectie van Shavit. En hij gebruikt die verdachtmakende projectie verderop weer in zijn hoofdstuk “Nederzettingen – 1975”. Hij schrijft daar over de kolonisten in Samaria-Judea:

“Zagen ze die Arabieren dan niet, in wier midden ze zich hadden gevestigd?”

Palestina, zelfs toen Bentwich het in 1897 bezocht, was nog steeds een desolaat land vol woeste gronden, al had de joodse kolonisatie al een bepaalde ontwikkeling bewerkstelligd in een klein deel van het land. In Palestina wás inderdaad, zoals Bentwich zei, geen ander volk “neergestreken”. Het is dús niet zo raar dat Bentwich de Arabieren niet “zag” als alle getuigenissen van de 19e eeuw spreken van een woest en verlaten land met nauwelijks enige bevolking, die er bovendien slecht aan toe was

De beschrijving van het karakter en uiterlijk van Bentwich dienen ter invulling van het arrogante in het Zionisme waarvan Shavit zich graag zelfbeschuldigt:

“Als self-made man is Herbert Bentwich star en pedant. Zijn in het oog springende karaktertrekken zijn arrogantie, doorzettingsvermogen, onafhankelijkheid en non-conformisme. ( . . .) Qua uiterlijk lijkt Bentwich op ( . . .) de prins van Wales. Hij heeft staalblauwe ogen, een volle goed verzorgde baard en een krachtige kaaklijn. ( . . .) Herbert Bentwich [heeft] ten volle de waarden en mores omarmd van het Britse rijk, dat de zeeën beheerst. ( . . .) Als ik Herbert Bentwich had ontmoet, dan zou ik hem waarschijnlijk niet gemogen hebben.”

Let ook op het veelvuldig vóórkomen – in het hele boek! -van subliminale hersenspoelings-zinnen als:

“In zijn witte zomerkostuum en met zijn kurkhoed beklimt hij [Bentwich] de witte toren ( . . .). En vanaf die imposante witte toren beziet mijn overgrootvader het Land van Israël.”

Om het Zionisme extra náár en verdacht te maken, noemt hij Israel Zangwill, een indertijd bekende schrijver en lid van het reisgezelschap van Bentwich. Deze Zangwill is de grote uitzondering, die beweert dat de Palestijnse Arabieren verdreven zullen moeten worden. Zijn uitspraken worden door de Zionistische beweging veroordeeld. Maar Shavit geeft hem op een subtiele, stiekeme manier gelijk, alsof het inderdaad niet anders had kúnnen gaan:

“Alles wat Herbert Bentwich niet ziet, ziet Israel Zangwill wél.”

Maar ik denk dat als de Moefti van Jeruzalem niet met Koran en Soenna in de hand vanaf 1920 de terreur tegen Joden en goedwillende Arabieren was gaan prediken, het wél anders had kunnen gaan. De oorzaken van het geweld waren de islam en de moefti. En de islam en steeds nieuwe “moefti’s” als Arafat en Abbas bleven tot op heden de oorzaken. Een andere kwestie is of het dús in absolute zin anders had kunnen lopen. Het antwoord is nee, want de islam is inherent gewelddadig en onhervormbaar, dus als de Moefti niet was opgestaan, had een andere “geestelijke” de leiding in de terreur wel genomen. Maar dat wisten ook de Joden toen niet: de 19e-eeuwse geschiedschrijving onder Joden in de diaspora was, geheel onterecht, positief over het Mohammedanisme. Het is tekenend voor Shavits insteek dat hij de Moefti van Jeruzalem in zijn 475 pagina’s voor zover ik nu kan nagaan één keer noemt:

“Sinds 28 november 1941, toen Haj Amin al-Husseini, de grootmoefti van Jeruzalem, in Berlijn een ontmoeting had met Hitler, is er sprake van een officiëel samwenwerkingsverband tussen de Arabisch-Palestijnse beweging onder aanvoering van al-Husseini en het Derde Rijk.” [mijn vet]

Ik zou toch wel graag iets meer vernemen van de aanvoerdersrol van deze moefti.

Ik heb in mijn opstel “Nazisme, Islam, Israël: de islam is een nazisme avant, pendant et après la lettre” een speciale paragraaf aan hem gewijd onder de titelDe Moefti van Jeruzalem, Amin al-Hoesseini (plm. 1896 – 1974)”. Daarin kan men lezen hoe hij persoonlijk voorkwám dat duizenden Joodse kinderen uit Oost- en Midden-Europa aan de gaskamers ontsnapten. Hoe hij via een speciale Berlijnse zender, “Radio Zeesen” van 1942 tot 1945 over het hele Midden Oosten nazi-propaganda en Jodenhaat uitstrooide. Bijvoorbeeld: “Vermoord de Joden, waar je ze ook maar vindt. Dit is welgevallig aan Allah, de geschiedenis en de religie.” Hoe hij de mobiele vergassingsinstallaties al klaar had staan in een Griekse haven om, als Rommel zou doorstoten naar Palestina, ze daarheen te brengen. Hoe het zelfs aannemelijk is te maken dat hij een doorslaggevende rol heeft gespeeld bij het besluit tot de Endlösung. In een apart opstelletje “Was de Holocaust een oorspronkelijk idee van de Moefti?” werk ik dat laatste nader uit.

Ja, Shavit “ziet” bepaalde dingen toch óók niet. Zoals die enorme rol van de moefti.

“Alles wat Herbert Bentwich niet ziet, ziet Israel Zangwill wél. Hij ziet de Palestijnse steden Jaffa, Lydda en Ramla, de Palestijnse dorpen Abu Kabir, Sarafand, Haditta en Abu Shusha. Hij ziet alle dorpjes en onooglijke gehuchten op de reis naar Jeruzalem. Hij ziet hoe de op het land zwoegende boeren naar de passerende Franse trein zwaaien.”

Men ziet: de boeren “zwoegen” in Shavits ogen en het zijn al “Palestijnen” en er zijn zelfs “Palestijnse steden”. Hij heeft het over “geen sterk ontwikkeld nationale identiteit” bij die Palestijnse Arabieren, maar er is helemáál geen nationaal gevoel. Palestina is in het besef van die Arabieren gewoon een regio van Zuid-Syrië. En die steden zijn in feite wat grotere dorpen met maximaal 100.000 inwoners die verstrooid in het lege en diep armoedige land liggen. Shavit wil de indruk wekken dat dit land wel degelijk bewerkt wordt en dat er al een volk woont dat die Joden helemaal niet nodig heeft. Maar de waarheid is dat de komst van de Joden die zwoegende boeren welvaart en levensverlenging voor zichzelf en hun gezinnen zal brengen en dat ook die paar steden in dat lege land door de komst van de Joden een ongekende bloei gaan krijgen. Shavit weet dat als geen ander en beschrijft dat ook op vele plaatsen in zijn boek. Hij zegt:

“In de adembenemend mooie, eeuwenoude stad Jeruzalem lijden Arabieren en Joden bittere armoe. Jonge knapen zien eruit als oude mannen. Overal heersen ziekten en gevoelens van vertwijfeling.”

Op de markt van Jaffa:

“( . . .) opgehangen dierkarkassen, de stinkende vis en de rottende groente. Hun [Bentwich c.s] valt op dat de ogen van de dorpsvrouwen ontstoken zijn en dat de kinderen vel over been zijn. En dat gedrang, die herrie, die viezigheid.”

Maar dus toch die rare, ziekelijke suggestie dat het Zionisme iets heel verkeerds aan het brengen is in Palestina. Shavit beschrijft als een soort misdaad een feitelijk schitterende en humane onderneming, die mijns inziens alleen door de islam ontspoord is. Nou ja, een misdaad uit nobele motieven. Inderdaad: Shavits Stockholm-dualisme.

Misschien moet ik toch maar weer even eenduidig het ware verhaal vertellen van dat “kolonialisme” van de Joden in Palestina. Want de Joden gaan een einde maken aan 1300 jaar koloniale, wrede, feodale bezetting door Arabische en Turkse islamieten, die in 638 A. D. is begonnen toen Palestina onder het kromzwaard werd gebracht. De Joden komen welvaart, welzijn, levensverlenging en humaniteit brengen, zoals Shavit ook voortdurend bloemrijk beschrijft. Het is tegelijk dé-kolonisatie en een vorm van ontwikkelingshulp. Ze zijn totaal niet van plan iemand te verdrijven, want er woont bijna niemand. De Joden brachten een maatschappij-orde die in alle opzichten, moreel en materieel, volstrekt superieur was aan het wrede en irrationalistische islamitische feodalisme dat er heerste. Shavit geeft er zeer veel blijk van zich dat terdege bewust te zijn en hij geeft bloemrijke beschrijvingen van de wijze waarop de Joden Palestina ontwikkelden, maar verbindt er niet de gedachte aan dat de “kolonisatie” (dé-kolonisatie!) dús gerechtvaardigd was. Die islamieten in Palestina, aldus impliceert een blijkbaar post-modern-cultuurrelativistische Shavit, hadden recht op hun wrede achterlijkheid, hun schrijnende armoede, hun korte levensverwachting en hun sterven aan de malariamuggen.

Er zullen pas vele Arabieren naar Palestina trekken als de Joden na 1900 aldaar leven en toekomst beginnen te brengen. En ook met die nieuwkomers willen de Joden in vrede samenleven. Er worden pas Arabieren verdreven als de Moefti van Jeruzalem met de Koran en de Soenna in de hand de terreur heeft gepredikt en geïnstalleerd tegen Joden én goedwillende Arabieren. Dat is trouwens hét grote bezwaar dat ik tegen dit boek heb: voortdurend wordt verzwegen dat de Arabieren ALTIJD de agressie zijn begonnen in Palestina, vanaf 1920 tot op heden 2014. Dat is niet zo wonderlijk, want de islam is een totalitaire roofmoordenaars- en slavenhalers-ideologie die al 1400 jaar overal en altijd de agressie begint.

Nogmaals: kolonisten, in de klassieke en 19e-eeuwse betekenis, zijn vreemdelingen die een vreemde cultuur binnendringen en gaan overheersen. Maar de komst van de Joden naar Palestina was een terugkomst, eigenlijk zelfs een soort blijven. Shavit vindt het natuurlijk heel onhip, onmodern, onseculier en orthodoxerig om de millennia oude geschiedenis van de Joden in Palestina te gebruiken als legitimatie van hun rechten in Palestina. Dus beschrijft en citeert hij weliswaar Zionisten die deze oude, Bijbelse geschiedenis wél als legitimatie en inspiratie gebruiken:

 “Als ze [Bentwich c.s.] door het dal van Ajalon rijden, kunnen ze grote Bijbelse veldslagen reconstrueren die daar hebben plaats gehad; tot hun verbazing herkennen ze de plek – Beth Horon – waar de heldhaftige Hasmoneeën de overwinning behaalden.”

Maar Shavit zelf weigert dit feit ook als moreel argument voor het recht op bewoning van Palestina door de Joden te erkennen, het feit dat in Palestina al duizenden jaren onafgebroken Joden woonden en het land in de diaspora vele eeuwen lang een centrale mythe voor de Joden bleef: “Volgend jaar in Jeruzalem!” Hij erkent bij Bentwich c.s. alleen als motief de wil om de vervolgde Joden in Oost-Europa te helpen. En hij suggereert dat er misschien toch een legitiem instinct bij Bentwich c.s. en bij de Zionisten in het algemeen speelde:

“Maar de Zionisten van Herzl beseffen wat hun te wachten staat. Natuurlijk weten ze niet dat de 20e eeuw op de proppen zal komen met oorden als Auschwitz en Treblinka. Toch handelen ze in de jaren tachtig van de 19e eeuw alsof ze vooruitlopen op de jaren veertig van de 20e eeuw.”

En als we naar de periode van ná 1920 kijken, dus toen de grote mogendheden in San Remo de kaart opnieuw ordenden van het Midden Oosten dan geldt: de Joodse staat was doodgewoon één van de landen die in het Midden-Oosten gecreëerd werden nadat het Ottomaanse rijk in 1917 ophield te bestaan. De andere waren Syrië, Libanon, Jordanië en Irak. De mensen die in Palestina woonden waren bijna allemáál relatieve nieuwkomers: zowel de Joden als de Arabieren die aangetrokken waren door de welvaart die door de Joden vanaf 1880 was geschapen.

Tot San Remo 1920 kan men nog verdedigen dat de Joden alleen maar morele rechten hebben om te wonen in Palestina. Maar dit morele recht op bewoning is in het Verdrag van San Remo van 1922 getransformeerd tot een volkenrechtelijk recht en dat recht geldt tot op heden onverkort en minimaal tot aan de westoever van de Jordaan, dus inclusief Judea-Samaria.

Maar Shavit is er alles aan gelegen om al vroeg in zijn boek de naïeve schuld en onschuldige misdadigheid van de Joden vast te leggen. Dat is, zoals gezegd, namelijk het thema dat zeventien hoofdstukken lang bespeeld zal worden.
________________
Dit stuk is doorgeplaatst op E. J. Bron