Mark Lewis: “Critici van Israël hebben er alles aan gedaan om de aanval op Deir Yassin af te schilderen als een schoolvoorbeeld van een bloedbad waarover geen discussie mogelijk is. Anti-Israëlische auteurs zullen je doen geloven dat de Joden een vredig, burgerdorp binnenstormden, de inwoners op een rijtje zetten en systematisch ongewapende mannen, vrouwen en kinderen met machinegeweren begonnen te executeren.”

Deir Yassin was een dorp dat hooggelegen was aan de enige weg tussen Tel Aviv en Jeruzalem waarlangs voedsel en water kon worden aangevoerd naar een Jeruzalem dat in 1948 door de Arabieren werd belegerd en uitgehongerd. De trucks die probeerden in konvooi voedsel en ook water naar Jeruzalem te brengen — de belegerende Arabieren hadden ook de pijpleiding doorgesneden die de stad van water voorzag — werden vanuit Deir Yassin beschoten. De inwoners van Deir Yassin hadden vanaf 1920 een geschiedenis van terreur tegen hun Joods buren in nabijgelegen dorpen. De leiders van het dorp hadden op enig moment een vredesovereenkomst getekend met de Joodse gemeenschap, maar ze hielden er zich niet aan. Er was zelfs in de aanloop naar de aanval van de Haganah op Deir Yassin op 9 april, 1948 een toename geweest van de terreur richting naburige Joodse dorpen en op de vitale aanvoerweg. Voorts waren er bewijzen dat er een geschatte 150 Iraake soldaten het dorp waren binnengekomen en die een mortier in stelling hadden gebracht gericht op de vitale aanvoerweg.

Met typisch Joodse verraderlijkheid — het doet denken aan de waarschuwingen die het IDF vooraf geeft als ze weer eens een raketinstallatie in een woonwijk in Gaza moeten bombarderen — stuurde de Haganah een geluidswagen met megafoon naar het dorp om te waarschuwen dat de aanval eraan kwam en dat iedereen die niet wenste mee te doen aan de gevechten zich kon begeven naar een weg die leidde naar een bepaald naburig dorp. De belligerenten binnen Deir Yassin namen de geluidswagen meteen onder vuur, maar er zijn getuigenverklaringen van Arabieren die aangeven dat de boodschap wel degelijk aankwam in het dorp. Inderdaad rapporteerde het Rode Kruis dat tenslotte 200 tot 250 dorpelingen veilig geëvacueerd werden. Daarmee werd waarschijnlijker dat wie zich nog in het dorp bevond, had besloten de strijd aan te gaan.

Lewis citeert een aantal getuigenissen over wat er gebeurde toen de Haganah, ondersteund door Joode milities, de aanval opende: er hingen witte vlaggen uit de dichtstbijzijnde dorps-poort, maar toen de Irgoen-militie naderde werden zij onder vuur genomen. Tijdens de gevechten bleken er Iraakse soldaten te zijn in regulier Irakees leger-uniform, maar ook in uniformen die op die van de Haganah leken en er waren Irakezen die verkleed waren als vrouwen. De Joden werden beschoten vanuit de ramen van de huizen. Arabische vrouwen kwamen de huizen uit om wapens terug in de huizen te brengen die uit de handen waren gevallen van omgekomen of gewonde Arabische strijders. Je moest, zegt een Joodse strijder, geen deur openen want dat werd je meteen beschoten en dat kon zomaar zijn door een vrouw. [Of als vrouw verklede man? MP] De enige manier om een huis binen te komen en een einde te maken aan het schieten was een handgranaat naar binnen gooien en dan kondenen er dus vrouwen en kinderen verwond of gedood worden.

Voor het overige wijzen de getuigenissen er in het algemeen op dat de “dorpelingen” hevig vochten en dat de Joden de strijd slechts met veel verliezen en moeite wisten te winnen. Een van de gevallen Iraakse officieren bleek dan ook afkomstig te zijn uit een Joegoslavische SS-eenheid die de Moefti van Jeruzalem, Amin al-Husseini, tijdens WO II had opgericht.

Alle krijgsgevangenen werden, aldus Lewis “( . . .) prompt aan Arabische troepen overgedragen zodra Deir Yassin was veilig gesteld. Direct na de aanval leidde een Irgoen-commandant een lid van het Rode Kruis door het dorp. Er werd een persconferentie gehouden. Er mochten foto’s worden gemaakt.”

Waarna Lewis concludeert:

“Dorpelingen worden gewaarschuwd voor de aanval, krijgsgevangenen worden genomen en teruggegeven, humanitaire groepen worden rondgeleid, persconferenties gegeven, foto’s worden gemaakt ( . . . ) dit is niet typisch gedrag na een authentiek bloedbad. “

Maar de Arabische reactie — dat zegt niet Lewis, dat zeg ik — ligt helemaal in de lijn van “listensmid” Allah die de moslims opdraagt om de gelovigen te misleiden.

Lewis:

“Toen de Arabieren [in de verdere wereld] eenmaal lucht hadden gekregen van de Deir Yassin-aanval, werd een aanzienlijke hoeveelheid creatieve energie afgeleid van het winnen van de oorlog naar het verzinnen van een leugen. Aan een Palestijn genaamd Hussein Khalidi wordt toegeschreven dat hij is begonnen met de leugen van bloedbad en wreedheid. Slechts een paar dagen na de aanval, op 12 april 1948, werden Khalidi’s beschuldigingen door New York Times-correspondent Dana Schmidt als evangelie aanvaard. Schmidts berichtgeving wordt vaak het bewijs genoemd dat er een bloedbad heeft plaatsgevonden. Het probleem hiermee is dat Khalidi’s beweringen verzonnen propaganda waren.” [mijn rechtop]

Waarna Lewis een heel aantal getuigenissen citeert die bewijzen dat er geen “massamoord” op onschuldige burgers plaats vond en dat — zo voeg ik dan maar toe — de New York Times ook toen al een foute Jodenkrant was met minimalisering van de Holocaust en maximalisering van de “misdaden” van de Joden in Palestina.

De leugen van de massamoord in Deir Yassin, zegt Lewis, kreeg ruime verspreiding in Palestina en had ook een ruim boemerang-effect. In plaats van de strijdvaardigheid van de Arabieren te vergroten, veroorzaakte het een vlucht van Arabieren uit steden over heel Palestina. (De hierna nog te noemen David Meir Levi meent echter te weten dat het juist de bedoeling van die leugen-annex-overdrijving was om de Palestijnse Arabieren op de vlucht te jagen en zo de Arabische landen te dwingen met meer troepen en felheid de strijd aan te gaan.)    

Intussen was de verovering van Deir Yassin een succes in de strijd om de verhongering en verdorsting van de honder-duizend Joden in Jeruzalem te voorkomen: meteen de volgende dag wisten 250 vrachtwagens van een oorspronkelijk konvooi van 280 Jeruzalem te bereiken met suiker, melk, fruit en groenten. (Wie een levendig verslag wil lezen van de toestand in Jeruzalem in die dagen: Zipporah Porat, “Letters from Jerusalem: 1947-1948“)

Hij wil, zegt Lewis, niet de indruk wekken dat de Joodse strijders engelen waren die niet in staat waren om uit woede te moorden. En er is enige bewijs dat in één geval 14 dorpelingen door de Irgoen zijn geëxecuteerd nadat het vechten al gestopt was. De “listen” die de Arabische strijders toepasten — witte vlaggen, verkleed zijn als vrouwen — waardoor Irgoen-strijders waren gesneuveld kan die woede opgewekt hebben.

Lewis haalt nog “een ander illustratief verslag aan” dat beschrijft hoe

“de Irakezen zich als vrouwen hadden vermomd – het is gemakkelijk wapens te verbergen onder de wapperende gewaden van de chador – en zich hadden verstopt tussen vrouwen en kinderen in het dorp. Dus toen de Irgoen-strijders binnen kwamen, kwamen ze onder vuur van ‘vrouwen’ te liggen! ( . . .) Toen ze zich in een groep bevonden, nog steeds verkleed als vrouwen, zich hadden overgegeven en hadden ingestemd om gevangen te worden genomen, openden enkele Irakezen het vuur opnieuw met wapens verborgen onder hun vrouwenkleding. Irgoen-strijders werden overrompeld, meerderen werden gedood en andere Irgoen-strijders openden [dus] het vuur op de groep. Irakezen die zich inderdaad hadden overgegeven, werden gedood, samen met degenen die alleen hadden gedaan alsof ze zich overgaven ( . . .). “

Dat “ander illustratief verslag” haalt Lewis uit David Meir Levi: “Big Lies: Demolishing the Myths of the Propaganda War Against Israel” (2005), pp. 18-19. Ook in zijn latere boekje “History Upside Down” (2007), behandelt Meir Levi de gebeurtensisen in en bij Deir Yassin, pp. 70-74.

En tenslotte iets over het vervloekte, vervloekte, vervloekte lasterliegen van de Jodenhaters en de stompzinnige links-regressieve meelopers waardoor het weerleggen van de lieglasterlijkheden een wetenschap op zich is geworden:

“In totaal werden 170 Engelstalige geschiedenisboeken die verwijzen naar de slag om Deir Yassin voor deze studie geanalyseerd. Slechts 8 van de 170 uitten ernstige twijfels of er al dan niet een bloedbad had plaatsgevonden. Van de 162 boeken die definitief vermeldden dat er een bloedbad had plaatsgevonden, gaven 94, dus 58%, geen enkele bron voor hun beschuldiging. En nog eens 38, dus 23,4%, noemde alleen secundaire bronnen voor de bloedbad-claim. Met andere woorden, een totaal van 81,4 % van de auteurs die beweren dat er bloedbad plaats vond, deed dit zonder enig origineel onderzoek om hun bewering te staven.”

Voor de voetnoten kunt u zich vervoegen bij Lewis: ik ben alleen de samenvattende en vertalende toegankelijk-maker.

Oh ja! De andere Arabische dorpen in de buurt van Deir Yassin die zich niet hadden gemengd in de strijd werden geheel met rust gelaten.
___________________