Wie de term Stockholmdualisme wil begrijpen die ik van toepassing breng op “Mijn Beloofde Land” van Ari Shavit – waarvan hier het tiende hoofdstuk wordt besproken – moet naar de eerste alinea’s van deel een. Deel twee is hier, deel drie is hier, deel vier is hier, deel vijf is hier, deel zes is hier, deel zeven is hier, deel acht is hier en deel negen is hier vinden.

Ik ben een beetje moedelozer dan bij de vorige afleveringen, want ik heb de nieuwste Pat Condell beluisterd: “Why I support Israel”. Eigenlijk hoef je na de zes minuten van die toespraak helemaal niks meer te zeggen over Israël en “de Palestijnen”. Maar “de wereld” luistert niet naar Condell, ondanks zijn kosmos aan gelijk. ”De wereld” ligt aan de voeten van een gestoorde als Ari Shavit en het enige wat ik kan doen, is zorgen dat Shavit niet onweersproken blijft. Ik zal zorgen dat alle zeventien afleveringen van mijn kritiek-feuilleton te zijner tijd ook in het Engels on-line komen. Ik wil dat mijn naam voor zolang de wereld nog bestaat en technisch functioneert aan de naam van Shavit blijft kleven.

En dan nu hoofdstuk tien, getiteld “Vrede – 1993”, dat natuurlijk cirkelt rond “Oslo” waar het zogenaamde “vredesproces” begon, het dode paard waaraan John Kerry in 2014 nog hevig trok, maar dat 20 jaar eerder, in 1994 al zwaar overleden was omdat Arafat het edele ros meteen begon te vergiftigen. Arafat heeft vanaf het begin dat vredesproces gesaboteerd en heeft er nooit in geloofd of ook maar in willen geloven. Het was één groot bedrog van de kant van de PLO.

Daarvan lezen we bij Shavit natuurlijk niks. Maar we leren wel wat achtergronden van Oslo 1993 kennen.

Shavit begint met een lange, vage alinea waarin hij wil bewijzen dat “het verlangen naar vrede altijd deel [heeft] uitgemaakt van het zionisme”. En hij bedoelt dat er altijd naïeve linkse vredestypes zoals hij zijn geweest. Hij somt wat verschijnselen vanaf 1920 op die erop wijzen dat inderdaad veel vroege en ook latere zionisten geen idee hadden van het enorme Kwaad dat de islam vertegenwoordigt. Dat was geheel in lijn met de illusies die de 19e eeuwse Europese geleerdheid koesterde over de islam. Ja, je wilde als Europese Jood toch érgens in geloven als je de “christelijke” pogroms onderging. Dan maar in de islam.

Shavit, die in dit hoofdstuk voor het eerst blijk zal geven van een begin van besef dat die islam toch iets te maken heeft met de hardnekkigheid van het conflict met “de Palestijnen” en alsmaar niet lukken van het “vredesproces”, is echter niet geneigd met dit doorbrekende besef de schuld van de zionisten te verminderen. Het vredesverlangen van de zionisten manifesteerde zich, zegt Shavit

“( . . .) eind jaren veertig, toen bataljons van de Palmach de Arabieren uit hun dorpen verjoegen en het Arabische Lydda veroverden, en Smilansky’s neef Yizhar Khirbet Khizeh schreef, een belangwekkende novelle over het brute geweld waarmee de ontruiming van een dorp gepaard was gegaan. Het manifesteerde zich in de jaren vijftig, toen de nog prille staat Israël zichzelf opbouwde en bewapende, en linkse groeperingen op een vredesinitiatief aandrongen dat zou leiden tot een rechtvaardige behandeling van de Palestijnse vluchtelingen.(. . .) Binnen het zionisme heeft het verlangen naar vrede zeventig jaar lang een bijrol vervuld, waarbij getracht werd de lage instincten van de Joodse nationale beweging te onderdrukken. Maar na de Arabische opstand (1936) wilde het merendeel van de zionisten meer en meer land, meer en meer macht. Aan de vrede werd lippendienst bewezen; men wenste zich daarvoor niet echt in te zetten. Immigratie, kolonisatie en de opbouw van de staat werden als de voornaamste doelen beschouwd; vrede werd niet gezien als een absolute waarde of het hoogste goed.”

Shavit schrijft dus zelf op dat na de “Arabische Opstand” de houding van de Joden veranderde. Nou heet die intensivering van de bloedige Arabische terreur die al vanaf 1920 woedde en vanaf 1936 tot 1939 naar een hoogtepunt groeide inderdaad in de geschiedschrijving “de Arabische Opstand”. Maar als je die term zonder verdere kanttekening overneemt, dan wek je de indruk alsof die opstand zoiets was als de vrijheidsstrijd van de Nederlanden tegen het Bloedraad-en-Inquisitie-katholicisme van Filips II. Als je daaraan nog toevoegt dat die Joden als antwoord op dat mooie Arabische vrijheidsverlangen alleen maar nóg meer last kregen van hun lage instincten, hun brute-geweldsimpulsen en hun machts- en landhonger dan ben je een krankzinnige verrader van een Joodse cultuur die in al zijn manifestaties, van orthodox tot seculier, moreel en intellectueel onvergelijkbaar superieur is aan de islam. Ik kan er niks anders meer van maken. Maar zelf ziet Shavit zich blijkbaar als horend bij de meer verfijnde Israëliërs die vanaf de oorlogen van 1967 en 1973 zich hebben ingezet voor de vrede:

“De ware, breed gedragen zionistische vredesbeweging kwam pas na de oorlogen van 1967 en1973 op gang.”

Dat is tot daar aan toe, maar hij permitteert het zich ook, in de geschiedenis terugblikkend, die Joden lage motieven toe te schrijven die zich in de jaren 1930 gewapenderhand begonnen te verdedigen tegen de islamitisch-Arabische terreur. Daarom noem ik Shavit een huichelachtige rotzak en een malloot.

Oh ja! Voorts zou ik als lezer graag vernemen wat dan die eisen van die linkse vredesactivisten waren ten aanzien van “de rechtvaardige behandeling van de Palestijnse vluchtelingen”, want die vluchtelingen zaten na 1948 in Gaza en Samaria-Judea, waar ze door respectievelijk de Egyptenaren en de Jordaniërs puur werden geterroriseerd.

Na zijn inleiding begint Shavit aan de weergave van een aantal interviews dat hij gehad heeft met mensen die een rol hebben gespeeld bij Oslo-1993 en de ontwikkelingen daarna. De eerste is Jossi Sarid. Zijn ouders waren vanuit de Poolse stad Rafalowka in 1935 naar Palestina gekomen, waar Jossi in 1940 geboren werd. De verdere familie was in Rafalowka achtergebleven.

“Enkele jaren later verschenen de nazi’s in Rafalowka; ze dreven de Joden het bos in, gaven hun de opdracht kuilen in de grond te graven en schoten hen vervolgens dood in de zojuist gegraven kuilen. Jossi’s moeder, Duba, verloor daarbij haar vader en moeder, haar broer en zus.”

“Met Jaakov Sarid ging het goed. Al na een paar jaar werd de onderwijzer schoolhoofd, vervolgens algemeen directeur van alle socialistische scholen en ten slotte directeur-generaal op het Israëlische ministerie van Onderwijs. Met Jossi Sarid ging het ook goed. Hij was een begaafd kind, dat in alle vakken uitblonk en vaak beter was dan zijn medeleerlingen. Maar Duba Sarid bleef haar hele leven neerslachtig. Op de 20e verjaardag van de massamoord in Rafalowka benam zij zich het leven.”

“Na afloop van de Zesdaagse Oorlog vertrok Sarid meteen naar de Verenigde Staten om er te gaan studeren. Het progressieve New York, waar hij zijn jaren aan een hogeschool doorbracht, was helemaal in de ban van het verzet tegen de Vietnamoorlog. (. . .) Toen hij in 1969 naar Israël terugkeerde, was hij een ander mens geworden. Israëls politieke beleid kwam hem nu als agressief, onbezonnen en ouderwets voor. Hoewel hij de verkiezingscampagne van de Arbeiderspartij leidde, beviel de ‘havik’-opstelling van de regering hem allerminst. Toen hij besefte dat Golda Meïr er weinig voor voelde de bezette gebieden omwille van de vrede terug te geven, was hij razend.

Je zou zeggen dat een wonderkind als Sarid, speciaal met deze Rafalowka-achtergrond, al levenservaring opdoende in het Midden-Oosten, op den duur verstandig genoeg had moeten worden om het Kwaad te kunnen herkennen waar het zit. Op 29-jarige leeftijd, vers gehersenspoeld in de Vietnam-beweging, mocht hij wat mij betreft nog razend zijn op Golda Meïr. Maar achteraf moet je toch beseffen dat Meïr een vooruitziende blik had en de mentaliteit van de Arabieren beter peilde dan de Sarid van 1969. En ik neem aan dat Shavit de woorden van Sarid, die al in de zeventig is, goed weergeeft, namelijk dat “Golda Meïr er weinig voor voelde de bezette gebieden omwille van de vrede terug te geven”. Dat is namelijk een puberale formulering: Meir wilde wél land teruggeven, maar alleen in het kader van een omvattende vredesregeling, inclusief erkenning van Israël door de Arabische wereld. Want Meïr wist dat er alleen vrede zou komen met de Arabieren als de liefde voor hun eigen kinderen hun haat jegens de Joden zou gaan overtreffen. Misschien wist Meïr dat zo’n cultuuromslag er bij de Arabieren niet aan zat te komen.

Wonderkind Sarid heeft blijkbaar tot op hoge leeftijd geen ene flikker geleerd. Blijkbaar, want als we het interview mogen geloven waarin Shavit parafrase met letterlijk citeren afwisselt, produceert Sarid zinnen als:

“De Jom Kipoeroorlog maakte me razend, want die was te voorkomen geweest.”
“Het Israël van Golda Meïr en Moshe Dayan was in de ban van het ‘imperium’.”
“De Jom Kipoeroorlog maakte korte metten met de imperialistische grootheidswaan van Meïr en Dayan.

In het jaar 1977 geraakte bij de verkiezingen in Israël de linkse Arbeiderspartij voor het eerst in de oppositie tegenover een nieuwe regering van het rechtse Likoed van Menachim Begin en Ariel Sharon. Die verkiezingsuitslag was een reactie op de bijna verloren Jom Kipoer-oorlog van 1973. Sarid kwam bij die verkiezingen voor de Arbeiderspartij in de Knesset.

“Zijn finest hour beleefde Sarid in 1982. Toen Menachem Begin en Ariel Sharon Israël in een achterbakse, schandelijke oorlog in Libanon stortten, was Sarid het eerste zionistische Knessetlid dat ertegen was. Een tijdlang was hij staatsvijand nummer één; hij werd beschimpt, aangevallen, uitgekotst. Maar toen duidelijk werd dat die oorlog inderdaad waanzin was, werd Sarid alsnog in het gelijk gesteld. In de ogen van de honderdduizenden Israëliërs die aan anti-oorlogs-demonstraties deelnamen, was Sarid de onomstreden held van de Israëlische vredesbeweging. Hoe meer de vredesprotestbeweging de wind mee kreeg, des te beter het Sarid verging.”

Misschien had Sarid even tegenover Shavit kunnen uitleggen waarom “duidelijk werd dat die oorlog inderdaad waanzin was” en waarom Sarid dus “alsnog in het gelijk” werd gesteld. De enige reden kan toch niet zijn dat “honderdduizenden Israëliërs” het met hem eens waren, want idioten heb je zelfs onder Joden vrij veel. Zie Shavit zelf. Oh ja! En als lezers willen wij weten waarom de Libanonoorlog van 1982 “een achterbakse, schandelijke oorlog” was die door Satan Begin en Satan Sharon stiekem werd begonnen, waarschijnlijk bewust om Israël te gronde te richten.

Zullen we gewoon eens, pretentieloos als wij zijn, op het populaire en non-academische Wikipedia gaan kijken inzake die Libanon-oorlog van 1982?

“Het is altijd moeilijk om een ‘reden’ te geven voor een burgeroorlog en elke poging daartoe zal onvolledig zijn. Desondanks kan globaal worden gesteld dat onder de moslimbevolking van Libanon in de beginjaren 70 een groeiende onrust ontstond. Bij de onafhankelijkheid van Libanon in 1943 werd namelijk bepaald dat de christenen de helft van de parlementszetels zouden krijgen alsmede belangrijke posities mochten innemen, zoals het presidentschap en het opperbevelhebberschap van het Libanese leger. De zetelverdeling en verdeling van machten was gebaseerd op de laatste volkstelling uit 1932, toen de Christelijke bevolking (zelf absoluut ook geen homogeen blok) uit 55% van de bevolking bestond. Echter, de demografische ontwikkelingen sindsdien leidden ertoe dat de moslims de numerieke meerderheid verkregen zonder dat hun politieke invloed toenam. Er gingen steeds meer stemmen op om het politieke stelsel te herzien, iets waar de christenen weinig voor voelden.

Als bijkomende oorzaak kan tevens de destabiliserende factor van de PLO worden genoemd. De PLO vluchtten sinds de Zwarte September van 1970 uit Jordanië en vonden met name in Libanon onderdak. Vanuit Zuid-Libanon begon de PLO met aanvallen op het noorden van Israël. De aanwezigheid van de PLO zorgde hierdoor echter voor een constante dreiging van vergeldingsacties door het Israëlische leger. De toenmalige VN ambassadeur van Libanon, Edward Ghorra, klaagde over de PLO bij de VN, volgens hem werden zowel buitenlanders als Libanezen door de PLO ontvoerd, ondervraagd en soms vermoord.Er vonden ook verkrachtingen, verminkingen en moorden plaats door de PLO. Zowel Libanese moslims als Libanese christenen vielen aan de PLO ten prooi, aldus de Libanese dokter Khalil Torbey. Mannen werden levend achter auto’s gespannen en door de straten gereden.Zelfs milities die op momenten bevriend waren met de PLO klaagden over de brute wijze waarop Palestijnse militanten met de plaatselijke bevolking omgingen. Musa as-Sadr leider van de sjiitische emancipatie-organisatie Amal, zei dat de PLO een “militaire machine” was die “de Arabische wereld terroriseert’.”

Kijk eens aan! En dan zijn we pas ergens rond 1975! Grappig wel die formulering dat de PLO alleen maar een “bijkomende oorzaak” van de totale ontwrichting van Libanon wordt genoemd. We slaan oceanen van terreur over en gaan fast forward naar begin jaren 1980:

“Een aanhoudende bron van conflicten was tevens de gevechten tussen de PLO en het Israëlische leger aan de grens. Toch was onder leiding van de Amerikaanse onderhandelaar Philip Habib, een vredesakkoord gesloten tussen beide partijen op 24 juni 1980. Dit verdrag hield 10 maanden stand en werd verbroken door vele raketaanvallen op Noord-Israël alsmede een moordaanslag op de Israëlische ambassadeur in Londen.”

Waar waren we ? Oh ja! Ook na dik dertig jaar meditatiegelegenheid, heeft Sarid nog steeds de overtuiging dat satanische Likoed in 1982 een onnodige oorlog in Libanon voerden en dat vrede met de Arabische wereld heel goed mogelijk was geweest als Golda Meïr niet zo wantrouwend was geweest richting Arabieren. Wat zegt u? Ja, dan ben je niet goed bij je hoofd. Altijd wonderkind gebleven, met de nadruk op kind.

Shavit probeert Sarid verder uit zijn tent te lokken door advocaat van de duivel te spelen:

“En nooit hebben jullie de zware verantwoordelijkheid aanvaard om jullie bezig te houden met de reële, complexe situatie in Israël. In mentaal opzicht zijn jullie altijd blijven hangen in het puberale proteststadium van de jaren zestig en zeventig.”

Dat uit de tent lokken lukt:

“Terwijl hij met zijn dunne vingers en afgekloven nagels met zijn montuurloze bril speelt, brandt hij los in een stroom van striemende woorden. ‘De zaak toespitsen op de bezetting was toen een juiste keus,’ zegt hij. ‘De bezetting is de bron van alle kwaad. De bezetting is de oorzaak van alle gruwelijkheden. ( . . .) Alle rottigheid die je nu in Israël tegenkomt is een gevolg van die bezetting. De gewelddadigheid. De leugens. Het verval. Zelfs in het leger zit nu de klad omdat het noodgedwongen een bezettingsleger is. Als gevolg van de bezetting worden we gegijzeld door een krankzinnige groep messiaanse fanaten, die ons nog te gronde zullen richten, zoals hun voorvaderen de verwoesting van de Tweede Tempel in de hand hebben gewerkt. Ziet u het dan niet? Ik ben bang dat we ten dode zijn opgeschreven. Ik heb dat allemaal zien aankomen. Ik zag het meteen al. Toen ik de eerste aanzetten tot de bezetting zag, wist ik dit de kiemen van het kwaad waren.”

De Joden hebben het zelf over zichzelf afgeroepen. Hadden ze Christus maar niet moeten vermoorden. Hadden ze Samaria-Judea maar niet moeten bezetten. Eigen schuld, dikke bult. Ik kan natuurlijk wéér alle fundamentele feiten gaan opsommen die bewijzen dat niet “de bezetting” maar de islam de oorzaak is van het voortduren van het conflict. Maar zoals ik in de bespreking van hoofdstuk negen al opmerkte:

“Ja, het is vermoeiend, dodelijk vermoeiend om telkens wéér dezelfde ijzeren feiten te moeten opsommen om dat liegen, perverteren en verzwijgen van types als Shavit aan de kaak te stellen. Maar er zit blijkbaar niks anders op. De onwil tot waarheid is te groot in de hele Westerse cultuur, waarvan ook Israël en zijn linkse Haaretz-idioten deel uitmaakt.”

De Grote Fundamentele Redeneerfout in het bovenstaande standpunt van deze Sarid is dezelfde die in het hele boek van Shavit gemaakt wordt. Zal ik maar volstaan met alleen de jaartallen opsommen van de islamitische agressie? Te beginnen met 682 AD, via 1920 AD met als hoogtepunt 1936 – 1939, via 1948 AD, 1967 AD, 1973 AD naar 1982 AD naar . . . . . . naar vele andere jaartallen, eigenlijk álle jaartallen, met “initifada’s”, terreur, aanslagen en geweigerde vredesvoorstellen. Iedereen heeft recht op zijn fouten en periodes van blindheid, zeker op jongere leeftijd, maar de Shavit van dezer dagen is midden vijftig en Sarid in de zeventig. Dit is iets anders. Dit is gekte.

‘Dan nog wat,’ vervolgt hij [Sarid]. ‘U vroeg me wat de ware drijfveer van de vredesbeweging was. Laat ik het zo formuleren: de Israëlische vredesbeweging deed in feite haar uiterste best een normale situatie te creëren. ( . . .) De vorige generatie had ons wijsgemaakt dat aan oorlog niet viel te ontkomen. Zo was het nu eenmaal. In deze regio, in dit land was oorlog normaal. Maar wij keken eens om ons heen en ontdekten dat een eindeloos conflict in andere delen van de wereld helemaal niet normaal is. Op die manier leven andere mensen niet. ( . . .) U doet ons onrecht als u zegt dat bij ons alles draaide om protesteren en nee-zeggen. Wij hebben er juist voor gezorgd dat er weer hoop op vrede kwam. We hebben gezegd dat de ene na de andere oorlog géén wetmatigheid is. We zeiden dat vrede binnen handbereik was. We zeiden dat we net als andere volken een normaal bestaan wensen en dat we net als andere volken in vrede willen leven.’

Sarid wil dus dat 1400 geschiedenis van de islam, waarin steeds gegolden heeft dat islam = oorlog, een wending neemt waarin gaat gelden islam = normaal bestaan. Hij wil, in de zeventig en met alle ervaring die ter beschikking is, nog steeds het islamitische Midden-Oosten “normaliseren”. Hij denkt echt dat Rede & Gewetensvorming in de moslimische wereld best wel een beetje op die in Joods-Christelijk-Verlichte traditie lijken. Hierbij staat toch je verstand stil? Dit is gekte, ziekte, waarschijnlijk een Stockholmsyndroom.Ik kan er niks anders meer van maken.

En vervolgens stuit je ook op wéér nét zo’n lijpenistisch verwijt van Shavit aan Sarid, waarin impliciet opnieuw de islam wegvalt als oorzaak van het alsmaar voortduren van het “conflict” en de Joden expliciet de schuld krijgen:

“Jullie ontdekten de rest van de wereld, maar negeerden jullie eigen geschiedenis. Jullie vergaten 1948 en het vluchtelingenprobleem dat daar het gevolg van was. Jullie waren blind voor de pijnlijke gevolgen van het zionisme en voor de gedeeltelijke verdrijving van een ander volk die de kern van het zionistische avontuur uitmaakt. Jullie waren ook niet in staat de ernst van het religieuze conflict en de culturele botsing tussen het westers-Joodse, democratische Israël en de Arabische wereld te onderkennen. Jullie hielden geen rekening met het feit dat vrede, gezien onze geschiedenis en geografische ligging, hoogst onwaarschijnlijk is.”

Een een-tweetje tussen twee waanzinnigen. Het gáát maar dóór met die gekte! Dit is het redeneren van een kleuter! En dat gaat het hele boek zo door! Shavit prikt ergens in de keten van gebeurtenissen, laat alle context weg die hem niet uitkomt en voilá: verdrijving is een kern van het zionisme, vandaar 1948, vandaar het vluchtelingenprobleem. De islam heet hier “de ernst van het religieuze conflict en de culturele botsing” alsmede “geografische ligging“. Hier kan een zinnig mens toch niet meer op in gaan? En dit is dus de New-York-Times-Top-Of-The-Bill-Bestselling-Book-Of-The-Year-Author. Of zoiets.

Maar. Het. Heeft. Géén. Niveau.

Net zo min als die Jossi Sarid niveau heeft.

“Ik houd niet meer van dit land zoals ik vroeger deed. Ik heb niet het gevoel dat ik net zo deel uitmaak van de natie zoals ik vroeger deed. In mijn nachtmerries zie ik miljoenen Palestijnen naar Jeruzalem oprukken. Ik zie miljoenen Arabieren naar Israël oprukken ( . . .) soms, wanneer ik naar mijn kleinkinderen kijk, springen de tranen mij in de ogen. Ik ben er niet meer zo zeker van dat hun lot anders zal zijn dan het lot van de kinderen van Rafalowka.

Die laatste zin is vooral uitermate tragisch. De oorzaak dat Sarid voor zijn kleinkinderen moet vrezen? Dezelfde als waarom heel het Westen voor zijn kinderen moet vrezen. Kinderlijk links in het Westen wenst het Kwaad dat islam heet niet in de ogen te kijken. Daarom moeten Sarid en alle mensen in het Westen bang zijn. Maar Sarid en heel Westers links – en dat is dus inclusief Israëlisch links – moeten bang zijn door eigen toedoen. Inderdaad: “Al-Quds”, Jeruzalem geldt als een hoofdprijs voor de Jihadisten en wereldkalifaat-fanaten. Ga hier eens kijken naar een Egyptische gek van het Morsi-tijdperk, de “geestelijke” Safwat Higazi. Hier is dezelfde lustmoordenaar te bezichtigen in een tv-interview. MEMRI en Palwatch hebben honderden, ja duizenden van dit soort ogen-openende filmpjes op You-Tube gezet. Wie denkt dat de bron van de haat die in deze filmpjes naar voren komt “de bezetting” is – of zelfs Israël! – leeft in een waanwereld. De bron van deze haat is de islam, dat is een ideologie vol inherente agressie, die al 1400 jaar altijd en overal op zoek is naar een reden om geweld te plegen. Vanaf 1920 vonden ze in Palestina een reden tot geweld in de welvaart, de levensverlenging, de vrijheid en de humaniteit die de Joden daar brachten. En ook voor het Westen als geheel hebben ze de redenen voor geweld allang klaar liggen.

De tweede figuur waarvan Shavit in dit hoofdstuk een interview-verslag schrijft is Jossi Beilin, geboren in 1948 in Tel Aviv in een zionistisch gezin dat blijkbaar al oudere wortels had in Palestina, want we horen niets van een Holocaust-achtergrond. Beilin herinnert zich zijn jeugd als hoopvol, toekomstgericht en veilig. Via dit interview krijgen we opmerkelijke doorkijkjes in de Israëlische geschiedenis.

“Men voelde zich heel veilig en op zijn gemak. Eindelijk was aan de Joodse tragedie een eind gekomen. Het zionisme was erin geslaagd het wonder van de vervulling om te zetten in een moderne, verlichte staat Israël. In mei 1967 was er een moment van angst en schrik. In de dagen die aan de Zesdaagse Oorlog voorafgingen, spraken mensen in Tel Aviv over het delven van massagraven in de stadsparken. Sommigen vreesden een tweede holocaust. ( . . .) Toen die [oorlog] vervolgens uitbrak, functioneerde de Israëlische oorlogsmachine als het raderwerk van een Zwitserse klok. Het idf verpletterde de Arabische legers al binnen enkele dagen. De negentienjarige soldaat was diep getroffen door de aanblik van de verbrande lichamen van Egyptische soldaten die met opengesperde ogen in het zand lagen. Toen de transistorradio die hij in zijn hand hield, meldde dat Jeruzalem was bevrijd en dat de Tempelberg in onze handen was, huilde Beilin als een kind. Hij had het gevoel dat er gerechtigheid was geschied; wat in1948 niet was volbracht, was in 1967 wel volbracht. De staat die net zo jong was als hijzelf, bleek sterk genoeg om zichzelf te verdedigen en zijn recht te halen.”

Beilin lijkt dus niet de gekte van Shavit te delen. In 1973 heeft hij nóg een vormende ervaring met de Jom Kipoer-oorlog:

“Op 6 oktober 1973 overvielen de sirenes Beilin toen hij thuis bij zijn jonge vrouw en twee jaar oude zoon zat ( . . .). Volgens hem moest er een vergissing in het spel zijn. Zouden de Arabieren echt zo stom zijn om weer aan te vallen na de vernederende nederlaag die ze in 1967 hadden geleden? Maar uren later was de 25-jarige reservist al in uniform aan het werk, als radiotelegrafist in het centrale commandocentrum. Zo hoorde hij zelf hoe het Israëlische leger in elkaar stortte. De soldaten aan het Suezkanaal schreeuwden om hulp. De generaals brulden tegen elkaar. Er was geen orde, geen discipline, geen waardig gedrag. Via de radioverbindingen waren paniekgeluiden te horen. De ooit zo aanbeden Moshe Dayan liep er in de gangen bij als een verslagen maarschalk. Het gezicht van de chef-staf was grauw van ontzetting. In de ruimten van Israëls hoofdkwartier had men het over het eind van de Derde Tempel.

Vervolgens beschrijft Shavit hoe Beilin een essentiële en initiërende rol vervulde bij het tot stand komen van Oslo 1993. Beilin maakte gebruik van het feit dat in juni 1992 Rabin en de Arbeiderspartij een meerderheid behaalden en de “duiven” in de Knesset in de meerderheid waren gekomen. Interessant detail in het verhaal van Beilin: een uur voor de tekening van het akkoord op 13 september 1993 in Washington verandert Arafat de omschrijving “Palestijns team” in het akkoord door “PLO”. Rabin staat dat toe.

Ondanks dat inmiddels ruim bewezen is dat Arafat geen moment het vredesproces echt wilde aangaan, meent Beilin toch:

“Na de ceremonie op het Witte Huis vloog ik meteen door naar Tunesië en startte ik de onderhandelingen over een echt vredesakkoord met Arafats tweede man, Mahmoud Abbas. Dat kostte tijd en intussen gebeurde er het een en ander. In februari 1994 richtte Baruch Goldstein het bloedbad in Hebron aan. Vervolgens werd Jitschak Rabin in november 1995 vermoord door Jigal Amir. Er gebeurden dingen die ik niet had kunnen voorzien. Tot op de dag van vandaag ben ik ervan overtuigd dat als Rabin niet was omgebracht, ook de vrede niet om zeep zou zijn geholpen. Dan zouden we dit gesprek ook niet hebben gehad, want Israël zou vrede hebben gesloten met Palestina, Syrië en de Arabische wereld.”

Die illusies zijn ook bij Beilin blijkbaar onuitroeibaar. Wat kan je er meer van zeggen? Je zou toch denken dat iemand als Beilin achteraf een keer een boekje leest over wat Arafat feitelijk uitvrat in de maanden meteen na het akkoord? Niet dus.

En dan komt Shavit toe aan zichzelf als “vredesactivist”. Hij geeft toe dat zijn vredesverlangen tot zijn dertigste vooral berustte op vage emoties.

“Pas toen ik dertig werd en serieus begon te luisteren naar wat de Palestijnen eigenlijk te zeggen hadden, realiseerde ik me dat dit vooruitzicht op vrede ongegrond was. Het speelde dan wel een heel grote, morele rol in ons leven, maar het was niet gebaseerd op empirische feiten. Het geloof in de vrede was wel goedbedoeld, maar werd ondergraven door een stelselmatig negeren van de harde werkelijkheid waarin we leven.”

Toen hij vervolgens de jaren des onderscheids bereikt meende te hebben, zag Shavit het aldus:

“Rechts zei: ‘We hoeven alleen maar de Westoever te annexeren en ons kan niets meer gebeuren.’ Links zei: ‘We hoeven alleen maar de Westoever terug te geven en er is vrede.’ Rechts zei: ‘Onze doden zijn dood als gevolg van de illusies van links’, terwijl links zei: ‘Onze doden gaan dood als gevolg van de hersenspinsels van rechts.’ In plaats tragische werkelijkheid onder ogen te zien die ons van buitenaf wordt opgedrongen, komen we liever aanzetten met een simplistisch verhaaltje waarin rechts tegenover links staat. Het is niet de schuld van de Arabieren, het is de schuld van de Joden. Het is niet de schuld van het Midden-Oosten, maar van de Israëlische regering. Het komt niet door de toestand waarin Israël zich nu eenmaal bevindt, maar door een bepaalde fout die een bepaalde Israëlische politicus zou hebben begaan. Op een handige wijze hebben we het treurspel waarin we zaten omgewerkt tot een moraliteit. We hebben een virtuele werkelijkheid gecreëerd waardoor we onszelf de schuld hebben kunnen geven, in plaats van de harde realiteit onder ogen te zien waaraan niet te ontkomen valt.”

Je zou zeggen: doorbrekend inzicht. Niet nog méér zelfbeschuldiging, einde Stockholmsyndroom, maar het inzicht dat de ellende iets te maken kan hebben met opdringen, buitenwereld en Arabieren. Bravo! Wat een diepdapperdenken! Maar aan het slot van het hoofdstuk zal blijken dat Shavit niks-niks-niks geleerd heeft en precies diezelfde oude plaat afdraait getiteld “Die Juden sind Schuld!”

Het begint er al mee dat Shavit in de volgende alinea beschrijft dat vrede met de Arabieren en “Palestijnen” wellicht niet mogelijk is, maar dat niettemin de Joden schuldig zijn aan iets moreel heel erg fouts, namelijk die “bezetting”:

“Op basis van deze algemene theorie ontwikkelde ik een theorie van Israëlisch links: de fundamentele fout die het maakte, was dat men het thema bezetting nooit loskoppelde van het thema vrede. Over die bezetting had links absoluut gelijk. Men realiseerde zich dat de bezetting in moreel, demografisch en politiek opzicht een ramp was. Maar ten aanzien van de vrede zat links er volstrekt naast. Men rekende op een vredespartner die niet echt bestond. Men ging ervan uit dat vrede haalbaar moest zijn omdat ze nodig was. Maar de geschiedenis van het conflict en de geostrategische situatie van de regio impliceerden dat vrede niet haalbaar was. De moreel correcte stellingname van links werd onderuitgehaald door een in empirisch opzicht niet-correcte aanname. ( . . .) Men was geneigd de kolonisten en de nederzettingen als de bron van alle kwaad te zien, zonder daarbij oog te hebben voor de Palestijnse standpunten die geen relatie hadden met de bezetting. ( . . .)

Genegeerd werden de Arabische wensen en de politieke cultuur. Vergeten werd te kijken naar de aanwezigheid van miljoenen Palestijnse vluchtelingen die niet zozeer bezig waren met de bezetting, maar wensten terug te keren naar hun verloren gegane Palestina. ( . . .) Zo konden progressieve zionisten zichzelf wijsmaken dat ze de door het zionisme onterfde anderen wel tot rede konden brengen.”

Dat noemt-ie dus: een theorie ontwikkelen. Ik geloof waarachtig dat hij zichzelf serieus neemt! De veertiger Shavit die nu inmiddels halverwege de vijftig is, vond en vindt dus dat Samaria-Judea gewoon ontruimd zou moeten worden, because that is the right thing to do. Dat de “de Westbank” binnen de kortste keren net zo’n raketplatform zal zijn als Gaza nu is, langs die uiterst kwetsbare en lange grens langs dat zo vreselijk ondiepe Israël is blijkbaar geen punt. Ook geen punt: het feit dat Samaria-Judea al twee keer, in 1948 en 1967, een springplank waren voor een genocidaal bedoelde aanval, dat in 1973 koning Hoesssein van Jordanië alleen niet meedeed uit angst voor zijn eigen “Palestijnen”. We zullen maar aannemen dat Shavit met “vredespartner die niet echt bestond”, “geostrategische situatie van de regio”, “Arabische wensen en de politieke cultuur” de onverzoenlijke islam bedoelt. Maar die onverzoenlijkheid heeft voor Shavit dan weer niks te maken met een mogelijke inherente redeloosheid en principieel rancunisme van de islam, nee, die Arabieren dat zijn “door het zionisme onterfde anderen” met een heel legitieme grief.

Ik heb in een eerste opwelling en een eerste tekst over Shavit gezegd dat ik hem een geweldige schrijven vond die zijn thema’s knap componeerde. Daar kom ik op terug. Het is een alsmaar dóórlullende chaoticus.

Want dan heb je in dit hoofdstuk een “historische” flut-inleiding gehad over het thema zionisme & vrede, interviews met Jossi Sarid en Jossi Beilin, die hun naïviteit over de mogelijkheden tot vrede in de tsunami van islamitische terreur staande houden, Shavits eigen vredesduivenduit in het zakje en the next thing you know is . . . . .

“Ik rijd naar Jeruzalem voor een ontmoeting met Ze’ev Sternhell, Menachem Brinker en Avishai Margalit – drie vooraanstaande intellectuelen van de Israëlische vredesbeweging. Twee van hen waren op de universiteit mijn hoogleraren en de derde was een politiek mentor. Ik vraag hun wat er verkeerd is gegaan, wat het vredesproces heeft gefnuikt.”

En dan worden dezelfde thema’s wéér op een chaotische manier besproken. Sternhell zegt. Brinker meent. Margalit oppert. Ja hoor! Sodemieter maar op de pagina’s! De lezer zoekt het maar uit! Wat ik inderdaad gedaan heb: niks belangwekkends bij. Dit is in feite niet alleen een narcistisch, maar vooral ook een onbeschoft boek. Als-ie het allemaal neergeplempt heeft, gaat Shavit alwéér on the road:

“Ik rijd terug naar Tel Aviv voor een ontmoeting met Amos Oz. We kennen elkaar al lang. In de loop van twintig jaar hebben we elkaar vaak getroffen om te praten over het leven en de literatuur, om te discussiëren over vrede en politiek. Hoewel ik echt op hem gesteld ben, ben ik het de afgelopen jaren dikwijls oneens met hem geweest. Oz is de vredesprofeet bij uitstek. Hij is de goeroe van de vredesbeweging en de opperrabbijn van Israëls vredescongregatie.”

Ja, en ik vind Amos Oz gewoon een ongelooflijke Jan Lul terwijl ik toch maar één recent dingetje van hem heb gelezen. Hij houdt namelijk zijn lezers het volgende voor:

 Religieuze leiders van alle gezindten – christenen, moslims, joden – zouden dat moeten onthouden en de fanatici eraan herinneren dat een mensenleven heiliger is dan het heiligste land; dat het leven van elk kind – Joods, Arabisch, christelijk – voor God meer waard is dan alle stenen van de wereld.”

Ja, als je dat de islamitische wereld anno 2014 voorhoudt dan móét je de laatste 40 jaar onder een hele grote steen hebben doorgebracht, dan wel zéér zwak begaafd zijn. Toch zegt deze man tegen Shavit:

“Ik ben geen oriëntalist, maar wat ik elke ochtend vanaf vijf uur probeer te doen, is in de hoofden van andere mensen kijken en me indenken hoe zij de wereld zien.”

Misschien moet Oz eens in het hoofd van de gemiddelde moslim proberen te kijken . . . . . . Ah, sorry! Dat hééft-ie gedaan:

“Ik dacht dat “Oslo” de muur van onbegrip zou slechten die de Israëliërs scheidde van de Palestijnen. Als die muur maar zou zijn omgehaald, dan zou er vooruitgang worden geboekt. Dan zouden we stap voor stap toewerken naar een werkelijk historische verzoening. Ik maakte daarbij één grote fout. Ik onderschatte het effect van de angst. Het sterkste argument van rechts is angst. Ze zeggen het niet hardop omdat ze zich ervoor schamen, maar hun zwaarst wegende argument is dat we bang zijn. Het is een steekhoudend argument. Ook ik ben bang voor de Arabieren. Als ik de vredesbeweging een nieuwe start mocht bezorgen, zou ik het op dat punt anders aanpakken. Ik zou onze angst voor de Arabieren bij de kop pakken. Ik zou de Israëlische vrees voor uitroeiing in alle oprechtheid aankaarten.”

Kijk eens aan: Oz wéét eigenlijk in zijn achterhoofd misschien wel dat de Arabieren overtuigde genocidalisten zijn. Maar laten doordringen tot de frontale kwab? Nee, dat is teveel gevraagd! Want hoe rijm je met het inzicht dat de angst reëel is z’n volgens uitspraak?

Maar het is nog niet te laat. Het nederzettingenprobleem valt op te lossen. Beide partijen beseffen dat een compromis onontkoombaar is. Ze mogen elkaar niet; ze bedonderen elkaar; ze schelden elkaar uit; maar ze zien elkaar wel, of ze nu willen of niet. In die zin heeft de psychologische doorbraak in1993 echt plaatsgevonden. Het taboe was doorbroken. De muur van onbegrip was weggevallen. Ondanks alles zitten we tegenover de Palestijnen, om als de ene natie met de andere te praten over de opdeling van het land. Dat is geen geringe prestatie. “Vrede” is een experiment dat nog niet mislukt is.”

Wat die man allemaal over Arabieren wéét! Dat komt natuurlijk omdat-ie in hun hoofden heeft gekeken! Vrede sluiten, een compromis aangaan met de aanhangers van een totalitaire roofmoordenaars- en slavenhalers-ideologie, die als principe heeft het snoeihard liegen recht in het Menselijk Aangelaat van de Ander: dat kán lukken volgens Oz. En hoezo weet Oz wat de islamitische Arabieren “beseffen”? Dat het bij hen gaat om “niet mogen” en niet, om maar eens wat te noemen, om gloeiende haat? Hoezo weet Oz dat bij de Arabieren een “psychologische doorbraak” heeft plaats gevonden? Dat ook voor de Arabieren een “taboe doorbroken” is en een “muur van onbegrip” is weggevallen? Dat we hier een geval hebben van praten van de ene best eigenlijk wel gewone natie met de andere doorsnee saaie natie? Dat vrede ook voor de Arabieren een interessant experiment is dat in edele oprechtheid uitgevoerd wordt? En dan dat vier keer “elkaar” achter elkaar, alsof het hier inderdaad gaat om vergelijkbare grootheden: Israël en de Arabische wereld. Die Oz denkt, geloof ik, dat het om een zeventiger-jaren sensitivity-training voor fokking hippies gaat.

Om de innerlijke logica en coherentie van zijn betoog te versterken gaat Shavit het nu over Hulda hebben. Dat komt omdat Amoz Oz in de kibboets Hulda heeft gewoond. Begrijpt u wel?

Luister naar het pathetische gelul van Shavit, zwelgend in zijn zelfmanifestanten-narcisme:

“Het is Hulda, stommeling die je bent. Het is Hulda, niet Ofra, zeg ik bij mezelf. Ofra was een vergissing, een anomalie, waanzin, maar in beginsel zou Ofra nog een oplossing kunnen bieden. Hulda is het eigenlijke probleem. In wezen spitst het conflict zich toe op Hulda. Hulda biedt echter geen oplossing. Hulda is ons noodlot.”

Ofra? Ofra is een nederzetting in Samaria-Judea waarover Shavit zich in hoofdstuk 8 vreselijk druk heeft gemaakt. Hulda is . . . . ach waarom laten we dat Shavit zelf niet vertellen? Hulda . . . . .

“( . . .) begon als een landbouwkolonie waar Joodse immigranten moest worden geleerd hoe ze het land van Israël dienden te bewerken. Het ligt in het centrum van het land, bij de spoorlijn Jaffa–Jeruzalem en het Arabische dorp Hulda, en werd in 1908 door de zionistische beweging gesticht op grond die van Arabieren was gekocht. Er werd ter nagedachtenis aan Theodor Herzl een olijvengaard aangeplant; ook werd er een herenhuis gebouwd: het Herzl Huis. In de zomer van 1929 werd de Hulda-farm echter aangevallen en in brand gestoken door de Arabische buren. Toen de gematigde en het harmoniemodel aanhangende, socialistische Gordonia-commune zich een jaar later in het Herzl Huis in het Herzl-pijnbomenbos bij die olijvengaard vestigde, gaf ze daarmee dan ook een signaal af. Hoewel we werden beschoten, onze huizen in de as werden gelegd en onze bomen werden omgehakt, zullen we onze droom niet opgeven.

Achttien jaar lang leefden de zionistische commune Hulda en het Palestijnse dorp Hulda naast elkaar. De aan hun utopia werkende pioniers en de aan hun tradities vasthoudende dorpelingen waren goede buren. Maar toen na het vn-delingsplan in 1947 de vijandelijkheden werden geopend, veranderde er het een en ander. Op 31 maart 1948 vielen Arabieren een Hulda-konvooi aan dat naar een belegerd Jeruzalem op weg was, en doodden daarbij 22 inzittenden. Voor Ben-Gurion was de maat vol. Zes weken voor het uitroepen van de staat Israël besloot de ‘grondlegger’ dat de Joden in het offensief moesten gaan: ze dienden de Arabische dorpen aan de weg naar Jeruzalem te veroveren. In de nacht van 6 april 1948 – het was even na tweeën – verlieten de soldaten van het allereerste zionistische bataljon de kibboets Hulda; ze trokken door het Herzl-bos en vielen het Arabische dorp Hulda aan. Om vier uur was het dorp veroverd. De inwoners sloegen op de vlucht. In enkele weken tijd werden hun huizen verwoest en hun akkers geplunderd. Een groot deel van de grond van het Palestijnse dorp Hulda werd bij dat van de kibboets gevoegd.”

Ik heb, behalve een paar oerfeiten, ook nog een paar suggestieve smerigheden vet gemaakt: zionistisch bataljon trekt door Herzl-bos onderweg naar verwoesting, plundering en landroof. Wat Shavit niet vermeldt: dat Hulda-konvooi was in 1948 op weg naar Jeruzalem omdat die stad door de Arabieren omsingeld was en er hongersnood heerste. Shavit weigert in zijn hele boek botweg en consequent in te zien dat hij alsmaar voorbeelden geeft van het feit dat vanaf 1920 de Palestijnse Arabieren onder leiding van de moefti van Jeruzalem, Amin al Hoesseini, de terreur zijn begonnen en dat die door zijn opvolgers Arafat, Abbas en Hamas en de hele verdere islamitische wereld de volgende100 jaar tot op heden is volgehouden. In het bijzonder is het “vluchtelingenprobleem” door de Arabische wereld zorgvuldig 100 jaar lang in stand gehouden. En Shavit zelf heeft beschreven onder welke extreem moeilijke omstandigheden Israël, een land vol Holocaustoverlevenden, na 1948 een nog grotere stroom Joodse vluchtelingen uit de Arabische landen in minder dan 20 jaar volledig integreerde. Bovendien ligt daar het grote, ijzeren feit dat het Verdag van San Remo van 1922 nog steeds voluit geldig is en de Joden 100% recht hebben om zich in Samaria-Judea te vestigen.

Maar wat doet Shavit? Die gaat anno 1993 gericht op zoek naar zo’n zorgvuldig door de Arabische wereld in zijn oorspronkelijke staat geconserveerde “Palestijnse vluchteling”, Jamal Munheir, die op dat moment in de zeventig is:

“In april 1993, toen de geheime vredesonderhandelingen in Noorwegen gaande waren, ging ik met Jamal Munheir terug naar Hulda. Overal op de Westoever had ik naar deze Hulda-vluchteling gezocht en ten slotte had ik hem gevonden. De zeventigjarige Palestijn kon zich zijn dorp nog goed herinneren, alsof hij er pas was weggegaan.”

En dan volgt een sentimenteel verhaal dat precies in het straatje past van het Arabische moorddadige rancunisme. En daarom vind ik dat types als Shavit hier een cultuurverraad plegen dat wat mij betreft een misdaad tegen de menselijkheid is en zwaar bestraft zou moeten worden.

Shavit eindigt zijn hoofdstuk zo:

“Twee generaties lang heeft de zonde die Ofra is de zonde die Hulda is verdoezeld. Maar Hulda is er wel, en Hulda gaat niet meer weg. En Hulda biedt geen oplossing. ) . . . Het is hier zo mooi en rustig. Maar de grond is hard. Er rust een vloek op het land. Want hier, in de vallei van Hulda, ging de poort van de geschiedenis op 6 april 1948 krakend open. Exact op deze plek, aan de rand van het Herzl-bos, stapten de Joden over de drempel die de olijvenboomgaard van de commune scheidde van Jamal Munheirs graanvelden, en betraden ze verboden terrein. Voor het eerst in achttienhonderd jaar werd door Joodse soldaten een grote, goed georganiseerde strijdmacht ingezet om land van een ander volk in te pikken en tientallen dorpen te veroveren – waarvan Hulda een van de eerste in de rij was. Hier, bij die oude waterput van Hulda, ging de ene historische fase over in de volgende en kregen we te maken met weer een andere morele dimensie. Wat ons sindsdien is blijven achtervolgen, had dus hier zijn beginpunt. Alles wat ons in de toekomst zal achtervolgen, kwam hier vandaan. Generatie na generatie. Oorlog na oorlog.

Ja, hier is dus een volslagen krankzinnige aan het woord. Ik kan er niks anders meer van maken. Hulda is geen zonde. Hulda is een symbool van de extreme welwillendheid van de Joden, die ook daar welvaart, medische verzorging en een langere levensverwachting hadden gebracht. Als er een vloek het land rust is het die van de islam die vanaf 638 na christus, toen de Arabieren Palestina onder het kromzwaard brachten, feodale achterlijkheid en onderdrukking heeft gehandhaafd. De Joden stapten pas over de drempel na door massamoorden geprovoceerd te zijn. Die van Hulda zelf was echt niet de eerste. Het was geen verboden terrein, want vanaf dat terrein werd oorlog tegen de Joden gevoerd. Die strijdmacht van de Joden kwam er pas nadat er al vanaf 1920 terreur was uitgeoefend en hongerend Jeruzalem bereikt moest worden. Shavit spreekt nogal eens van tragedie, zelfs in de titel van zijn boek: “de triomf en tragedie van Israël”. Maar moet je dan voor deze diep tragische gebeurtenissen het vulgaire woord “inpikken” gebruiken? Die tientallen dorpen werden veroverd in de zogenaamde “war of the roads” die uitbrak omdat de Arabieren alle dorpen langs de weg naar Jeruzalem militair hadden bezet.

Nee, Hulda was niet het beginpunt. De islam is het beginpunt van alle geweld. In Palestina vanaf 638. Of vanaf 1920.
_______________
Dit stuk is doorgeplaatst op E. J. Bron