meulenbelt anja
Anja Meulenbelt

Nagenoeg nooit kom ik op het weblog van Anja Meulenbelt. Want daar is het andere gezicht van de SP zichtbaar. Dus niet het gezicht van de brave Jan Marijnissen of van de brave Emile Roemer en ook niet van die te gek geinige filmpjes in het kader van de zendtijd van politieke partijen. Op het weblog van Meulenbelt is constant het glimlachende, maar diep antisemitische gezicht te zien van de SP. Net weer anders, maar toch verwant aan dat fanatieke Jodenhaatkoppie van Harry van Bommel, óók SP. U weet wel, die Van Bommel, die graag in het gezelschap verkeert van Gretta Duisenberg, de vrouw die antisemiet een eretitel vindt en die samen met Van Bommel dan weer graag met moslims optrekt die zingen “Hamas, Hamas, Joden aan het gas!”

harry van bommel zweert een dure eed

Harry van Bommel

De Engelse “Guardian” is een krant vergelijkbaar met de Nederlandse Volkskrant, dus zo’n krant waarin je de liefde voor de “Palestijnen” altijd moeilijk van de Jodenhaat kunt scheiden. Ze hebben daar een serie “from the archives” en op 26 april 2011 waren ze teruggegaan naar wat de krant berichtte over de stad Jaffa, nu gelegen in Israël, op diezelfde 26ste april maar dan in 1947.

Al een dag naderhand, op 27 april 2011 had Anja Meulenbelt een stukje op haar weblog naar aanleiding van die oude berichtgeving in “The Guardian”, toen nog geheten “The Manchester Guardian”.

Het eerste wat Meulenbelt opvalt aan het oude artikel is dit: “( . . .) er werd toen nog openlijk gesproken over joodse terroristen – het ging over de Irgun”.

Ja, dat moet voor Meulenbelt een stukje nostalgie zijn. Vlak na 1945 zat er nog een hoop zeitgemässe Jodenhaat in West-Europa en met name ook in Engeland. Toen waren de tijden voor Jodenhaat nóg beter. Maar toch heeft Meulenbelt tegenwoordig ook niet te klagen: zij en haar geestverwanten hebben immers sinds 1967, toen Israël de Zesdaagse Oorlog won, niks anders gedaan dan Israël terroristisch noemen en de “Palestijnen” vrijheidsstrijders. En de Jodenhaat, met name door Marokkanen (kijk vanaf 1:45)  die zich héél erg zorgen maken over “Palestina”, is groeiende. Net als het algemene antisemitisme.

Om de betrouwbaarheid van haar ene krante-artikel te benadrukken zegt Meulenbelt: “Natuurlijk hielden de Britten het nieuws in Palestina goed bij.” Ja, dat zal wel, maar dit is één artikel in één krant waarvan de auteur onbekend is, samengesteld ter redactie van de toenmalige “Manchester Guardian” uit wat “correspondenten” ter plekke hadden te melden. Dus de toentertijdse Rolfen Bos, Sanders van Hoorn (1), Nicoltjes le Fever en Alex Burghoorn. Het is dus in elk geval een artikel geschreven met een beperkt zicht, in tijd alsook ruimte. En met een duidelijk anti-Joodse insteek. Want ook toen kon een journalist weten dat de aanstichters van de terreur de kringen rond de moefti van Jeruzalem, Amin al Husseini waren. De moefti die, ik herinner er nog maar eens aan, in 1942 bij Hitler op bezoek was, misschien een beslissend invloed uitoefende op het besluit tot de definitieve Holocaust, met medewerking van de nazi’s een eigen moslim-SS oprichtte op de Balkan die zeer actief was in de Jodenvervolging, persoonlijk ervoor gezorgd heeft dat van duizenden Bulgaars-Joodse kinderen de vluchtroute werd geblokkeerd zodat ze alsnog vergast werden en op wiens instigatie in 1942 de mobiele vergassingsinstallaties al in Griekenland klaar stonden om naar Palestina gevaren te worden als Rommel in Egypte zou doorstoten naar Palestina. (2)

Inmiddels is de Jodenhaat wel hetzelfde gebleven, maar is toch dat zicht op de geschiedenis van Palestina wat ruimer geworden. Zo heeft Efraim Karsh (3) in 2010 een studie gepubliceerd over de ontwikkelingen in Palestina vanaf 1920 onder de titel “Palestine Betrayed”.Die studie is gebaseerd op uitgebreid bronnenonderzoek, dus op onderzoek van de communicaties indertijd van de hoofdrolspelers en belangrijkste organisaties van Joodse, Britse en Arabische kant.

Op grond van dit ene krante-artikel uit 1947 meent Meulenbelt de volgende beweringen te kunnen doen:

“Het wordt duidelijk dat de zionisten toen de Britten nog nauwelijks hun hielen hadden gelicht al aan de gang gingen om zoveel mogelijk land te veroveren. Jaffa was een overwegend Arabische stad, met een bioscoop, het centrum van de lucratieve export van de beroemde Jaffa sinaasappels, en Jaffa was in het verdelingsplan toegewezen aan de Arabische kant. Het bevestigt ook wat later uit de documenten duidelijk is geworden: de zionistische beweging was al voor het uitroepen van de staat Israël een maand later van plan om een campagne van etnische zuivering in te zetten. Op de laatste foto die ik heb toegevoegd zien we hoe inwoners van Jaffa per boot vluchtten. En duidelijk wordt ook dat de westerse wereld wist wat er gebeurde. Al werd later het verhaal verspreid dat de Palestijnen vluchtten als gevolg van de oorlog die door de Arabieren begonnen zou zijn na het uitroepen van de staat Israël.”

Karsh besteedt in zijn “Palestine Betrayed” zestien pagina’s (143-159) aan de gebeurtenissen in Jaffa. Ik zal nu wat Meulenbelt beweert toetsen aan het gedetailleerde historische verhaal van Karsh.

Ja, Jaffa was een levendige stad geworden, maar toch echt vooral door de instroom van de Joden. Voor 1830 was het een dood gat, net als heel Palestina een leeg en door absenteïsche Arabische landheren uitgebuit gebied was. Meulenbelt wil de indruk wekken dat er in 1948 een prachtige, levendige Arabische handelsstad van de Arabieren is afgenomen, maar dat is een leugen. En vooral die “lucratieve export van de beroemde Jaffa sinaasappels” is pas door de Joden zo beroemd geworden, want tussen 1886 en 1916, de periode van de grote Joodse instroom, groeide de export van Jaffa’s zestienvoudig.  De ontwikkeling van de economie loopt precies parallel met de Joodse instroom: in 1835 was in Jaffa één procent Jood en in 1915 veertig procent. En die bioscoop, ja dat is natuurlijk een heel veelzeggend detail, maar die was er dus echt niet vanwege het modernisme van de Palestijnse Arabieren.

JAFFA VOOR 1948 MEULENBELT

Jaffa voor 1948 (foto-onderschrift Meulenbelt)

Jaffa is nu een zuidelijke voorstad van Tel Aviv. Maar bij de stichting van Tel Aviv in 1909 was het omgekeerd. Toen vormde Tel Aviv eigenlijk een soort buitenwijk ten noorden van Jaffa. En moederstad Jaffa was inderdaad toegewezen aan de Arabieren, maar Meulenbelt vergeet een klein detail te vermelden: de Arabieren weigerden het verdelingsplan, de Joden accepteerden het. Nog zo’n detail: de moefti van Jeruzalem, Amin al-Husseini, heeft alles in het werk gesteld om de oorlog tegen de Joden in Jaffa te ontketenen en dat is hem gelukt.

De Joden hadden in Jaffa de bekende, in islamitische landen normale dhimmie-status, dus een van geïnstitutionaliseerde sociale inferioriteit, uitbuiting door moslim-ambtenaren met af en toen oplaaiend geweld tegen de Joden. Precies derhalve zoals het 13 eeuwen lang was gegaan in Palestina, sinds in de 7e eeuw de Mohammedanen Palestina bloedig onder het kromzwaard brachten. De moslimgemeenschap was diep verdeeld langs ethnische lijnen, met veel onderlinge discriminatie, maar die tegenstellingen werden oppervlakkig toegedekt toen het moefti Amin al-Husseini lukte om met Koran en hadith in de hand de haat tegen de Joden te mobiliseren. In 1921 lanceerden de Arabieren van Jaffa een eerste aanval op hun Joodse buren: 90 vermoorden, honderden gewonden en grote vernielingen. Vervolgens trokken de Joden zich steeds meer terug op Tel Aviv, dat eigenlijk de oorspronkelijke moederstad Jaffa al had overvleugeld. Misschien mede door deze segregatie was het tijdens de moorddadige pogroms van 1929 relatief rustig in Jaffa, maar niettemin bleef de stad een broeinest van Jodenhaat en begon de zogenaamde “Arabische Opstand” van 1936-1939 in Jaffa. Die “Opstand” was in feite één grote door de moefti geïnstigeerde pogrom die tegelijk gericht was tegen de Palestijnse Arabieren die wél met de Joden in vrede wilden leven.

De Peel-commisie die het verdelingsplan van 1937 had opgesteld, was precies vanwege het Arabisch-islamitische geweld tegen de Joden ingesteld. De moefti had het op dat moment in elk geval al voor elkaar dat de gedachte dat je met moslims kon integreren ook in Palestina werd losgelaten. Beter gezegd: met moslims die hun geloof niet kennen of voor het grootste gedeelte naast zich neer leggen, kan je wel integreren, maar altijd dreigt het gevaar van geweld omdat altijd de ware aard van deze politieke religie tevoorschijn geroepen kan worden door de mensen die de Koran en de hadith echt kennen. Zo gebeurde het ook in Palestina vanaf 1920.

De Joden aanvaardden dus het Peel-verdelingsplan, waarbij Jaffa aan de Arabieren kwam. Ook de welgestelde en heersende klasse van moslims in Jaffa had in meerderheid geen enkele reden voor religieuze scherpslijperij en het slachten van de kippen met de gouden eieren, de Joden. Maar vervolgens maakt Efraim Karsh in zijn gedetailleerde en chronologische verhaal duidelijk hoe Amin al-Husseini met zijn hetze en met behulp van islamitische fanatici uit buurlanden de oorlog in Jaffa-Tel Aviv onvermijdelijk  wist te maken. Een moslim-minderheid wist vanaf 1947 voor de ongeveer 50 duizend moslims, 30 duizend Joden en 17 duizend christenen van Jaffa-Tel Aviv het leven tot een oorlogshel te maken.

Efraim Karsh maakt gedetailleerd duidelijk dat het patroon dat de Israëlisch-“Palestijnse” relaties tot nu toe kenmerkt ook toen hetzelfde was: terughoudendheid bij de Joden zolang er enige kans is op vrede en een “Palestijnse” maffia van boeven en fanatici die de oorlog willen en tenslotte krijgen. Ook de agressieve en tegelijk slachtofferig-paranoïde retoriek is van de moefti via Arafat tot Abbas tot Meulenbelt hetzelfde gebleven. Na een zoveelste poging tot het behoud van de vrede in 1947 van de kant van de gematigde Arabieren en de Joden meende moefti Amin al-Husseini te moeten oproepen tot:

“( . . .) een jihad tegen de Joden ( . . .) die een agressieve campagne zijn gestart tegen de Arabieren om hun grond af te nemen ( . . .) hun heilige plaatsen te vernietigen en hun toekomstige generaties te onderwerpen.”

Dus ook toen al, zoals nu nog steeds, de beschuldiging richting de Joden van wat de “Palestijnse” maffia’s zelf doen.

Inmiddels kan duidelijk geworden zijn hoe dom en lasterlijk het soort “geschiedschrijving” is (één alinea op grond van één partijdig en contemporain krante-artikel) dat Meulenbelt pleegt:

“Het bevestigt ook wat later uit de documenten duidelijk is geworden: de zionistische beweging was al voor het uitroepen van de staat Israël een maand later van plan om een campagne van etnische zuivering in te zetten.”

Meulenbelt laat de geschiedenis van Jaffa-Tel Aviv dus in april 1948 (16 mei 1948 wordt de staat Israël uitgeroepen) beginnen en maakt van een oorlogssituatie die de Joden niet gewild hebben en die door de moefti onvermijdelijk was geworden tot een “Zionistisch” complot.  Maar zelfs als ik deze krantentekst lees en sec beschouw, zie ik niet hoe hier een “zuivering” uit gedestilleerd kan worden. Bijzonder kwalijk is bovendien die toevoeging “etnisch” bij het woord “zuivering” om racisme bij de Joden te suggereren, terwijl het om een puur ideologisch conflict gaat. Dezelfde pervertering wordt door types als Meulenbelt ook bij de hedendaagse critici van de islam gebruikt, door hen als “racisten” voor te stellen.

Nog in december 1947 zijn er pogingen van de gematigde Arabieren en Joden om tot een wapenstilstand te komen die door de plaatselijke militaire pionnen van de moefti (zelf zat hij in Caïro) in geweld worden gesmoord. Pas in januari 1948 verschijnt er een Joodse commando-eenheid, in Engelse uniformen en met twee Engelse pantserwagens, bij het hoofdkwartier in Jaffa van het “Arabische Committee”, de organisatie van de moefti die in heel Palestina het geweld tegen de Joden organiseerde. (4) Een paar uur na het verschijnen van dit Joodse commando ontploft het hoofdkwartier van het georganiseerde kwaad: 70 doden en 100 gewonden. Het lijken wel moderne tijden: de “Palestijnen” terroriseren onophoudelijk en op een gegeven moment zijn de Joden het gemoord zat en slaan hard toe. Maar wel zoveel mogelijk de werkelijke daders treffend, niet zoals de “Palestijnse” maffia’s willekeurig zolang het maar Joden zijn.

De schildering door Karsh van de eerste maanden van 1948, tot aan het uitroepen van de staat Israël op 16 mei 1948, is eigenlijk een vrij eentonig verhaal. De Joden van Tel Aviv blijven bereid tot vrede en compromis, maar blijven óók tot de oorlog gedwongen worden door de fanatici in Jaffa. Deze fanatici bewerken bepaald geen eenheid en discipline onder de Arabieren van Jaffa. Het is een mengelmoes van intimidatie, rivaliteit tussen milities, factiestrijd, chantage, vlucht van de rijkere klassen, onverschilligheid voor elkaars lot, incompetentie, gebrek aan coördinatie, wederzijdse beschuldiging, desertie en indolentie. Onderschatting van de Joodse tegenstander en gruwelpropaganda over de Joodse wreedheid wisselden elkaar af. Eigenlijk ongeveer zoals het altijd gaat in de Arabische wereld als de overwinning niet gemakkelijk behaald kan worden op een veel zwakkere tegenstander.

Het enige wat de fanatici onder de Arabieren nog presteerden was, op de wijze van Hamas, constant willekeurig mortiergranaten afschieten op Tel Aviv. Vanaf 22 april tot 27 april 1948 duurden deze beschietingen, tot een offensief van de Irgun onder leiding van Menachem Begin er een eind aan maakte. Dit is dus de “terreur” van de Irgun, waarvan Meulenbelt op grond van haar ene krantenartikel rept. Het is natuurlijk volstrekt omgekeerd en de parallellie met hedendaagse Hamas-terreur is inderdaad opvallend.

Op 28 april schoten de Britten de Arabieren van Jaffa te hulp met een massieve militaire interventie. Maar het mocht niet meer baten. De vlucht van de Arabieren werd steeds massaler, de Britten begonnen de vlucht te faciliteren met bussen, auto’s en schepen. De straten van Jaffa werden het toneel van elkaar bevechtende en plunderende Arabische bendes. Op 5 mei 1948 was 90% van de Arabische bevolking uit Jaffa gevlucht en verbleven er nog ongeveer 5000 Arabieren in de stad.

De vlucht was het resultaat van de door de moefti en zijn kliek opgewekte haat en bewust begonnen oorlog. De Joden werden tot de oorlog rond Jaffa en Tel Aviv gedwongen. En natuurlijk waren de fanatici ook grote “handelaren in angst” om eens een term van Geert Mak te lenen. Niet alleen waren de “elites” de eersten om voor “het Joodse gevaar” te vluchten, maar de propaganda stelde de Joden als weliswaar minderwaardig, maar ook genadeloos voor. Onderdeel van die propaganda was toen reeds de mythe rond de zogenaamde Joodse wreedheden in Deir Yassin van begin april 1948. (5)

Vijf dagen na het uitroepen van de staat Israël, op 13 mei 1948, ondertekenden Jaffa’s Arabische leiders de capitulatie van de stad. De Hagana gaf voor de gelegenheid een speciaal communiqué uit, dat aldus luidde:

“Dit is geen tijd voor vreugde. De stad Jaffa is bijna leeg. Wij beloofden de [overblijvende] inwoners een vredig en waardig leven en het is een plicht van ieder van ons om deze belofte te houden: dit is een kwestie van eer en de harde morele code van ons leger.”

De gebeurtenissen in Jaffa-Tel Aviv waren, zo blijkt uit de rest van het boek van Karsh, kenmerkend voor heel Palestina.

“Palestine Betrayed” geeft in 341 pagina’s op basis van een overdonderend bronnenbestand en een strakke bewijsvoering een heel ander beeld over het ontstaan van Israël dan de lasterende mythologie van “expansionisme” en van rovende Joden die de arme “Palestijnen” van hun land verjoegen en tot vluchtelingen maakten. De “elite” van de Palestijnse Arabieren is zélf in de jaren 1920 begonnen met een systematische haatcampagne tegen de Joden en dat was in de meeste gevallen tegen de wensen en het welzijn van hun eigen bevolking in. Die haat-hets elite, die heel erg vreselijk ónmulticultureel was, heeft ervoor gezorgd dat de niet aflatende pogingen van de Joden met de gewone Palestijnse Arabieren in vrede samen te leven mislukten en bleven mislukken tot op de dag van vandaag. Toen de Arabische ”elite” die oorlog van 1948 verloor, heeft die “elite”, bewust, tot in onze dagen in de 21ste eeuw,  het “vluchtelingenprobleem” in stand gehouden om een haat-object te hebben voor hun eigen bevolkingen die leden en lijden onder de terroristische en incompetente dictaturen van diezelfde “elite”.

Het hetzen van de haat-elite rond de moefti begon dus al in de jaren 1920, met pogroms. Karsh toont aan, onder andere via citaten van Ze’ev Jabotinsky, oprichter en leider van de Joodse “militaire ondergrondse” Irgoen Zvai Leoemi (Etsel), van Chaim Weizman en van David Ben Goerion, dat desondanks de gehele periode van het mandaat  de Joden pogingen hebben gedaan de Palestijnse Arabieren tot blijven te bewegen en dezelfde rechten te genieten als de Joden in de nieuwe staat. Dat de gewone Palestijnse Arabieren dat zouden willen, was geen rare gedachte,want vanaf het moment dat de Joden hun invloed lieten gelden in Palestina namen welvaart, levensverwachting en bevolking toe. Hier is een stukje uit een toespraak van Ben Goerion van Augustus 1937:

“Geen Joodse staat, klein of groot, in een deel van het land of in het hele land, zal [waarlijk] gevestigd zijn zolang als het land van de profeten niet getuige is van de verwerkelijking van de grote en eeuwige morele idealen die generaties lang gekoesterd zijn in onze harten: één wet voor alle inwoners, rechtvaardig bestuur, liefde voor je naaste, waarachtige gelijkheid. De Joodse staat zal een rolmodel voor de wereld zijn in zijn behandeling van minderheden en leden van andere naties. Wet en rechtvaardigheid zullen zegevieren in onze staat, en een stevige hand zal alle kwaad uitroeien binnen onze rijen. Dit uitroeien van het kwaad zal geen onderscheid maken tussen Joden en niet-Joden. Net zoals een Arabische politieman die Arabische geweldplegers helpt streng gestraft zal worden, zo zal een Joodse politieman die een Arabier niet beschermt tegen Joodse vandalen streng gestraft worden.”

Het beeld dat uit het boek van Karsh oprijst is dus klassiek: een minderheid weet via terreur een sfeer van angst en geweld te scheppen die vicieuze cirkels op gang brengt en vervolgens de loop der gebeurtenissen beslissend beïnvloedt. Dat zou in gedachten gehouden moeten worden elk keer als multiculturele Gutmenschen in onze dagen wijs en bedaard zeggen “Ach, het gaat maar om een kleine minderheid.” De vredelievende meerderheid is irrelevant , zoals Paul Marek zegt (en ik voeg eraan toe: vooral als het gaat om een inherent terroristische ideologie als de islam):

“Vredelievende Duitsers, Japanners, Chinezen, Russen, Rwandezen, Bosniërs, Afghanen, Irakezen, Palestijnen, Somaliërs, Nigerianen, Algerijnen, en vele anderen zijn gedood omdat de vredelievende meerderheid niets zei totdat het te laat was. En wij die zien hoe het zich ontvouwt, moeten de enige groep in de gaten houden waar het om gaat: de fanatici die onze manier van leven bedreigen.”

Want ondanks de  afzijdigheid, ja zelfs afwijzende opstandigheid van vele goedwillende Palestijnse Arabieren tégen de hetzers, was de terreur in de periode van het Britse Mandaat, dus van 1920 tot 1948, nooit ver weg.

Het communiqué van de Hagana ter gelegenheid van de capitulatie van Jaffa was dus geen leeg en hypocriet statement voor de Bühne. Op 16 mei 1948, dus twee dagen ná de onafhankelijkheidsverklaring, zond de officiële Israëlische radio de volgende verklaring uit in het Hebreeuws en Arabisch, terwijl de “elites” van vijf Arabische naties een genocidaal bedoelde aanval hadden losgelaten op de twee dagen oude staat:

“Hoewel wij tot een woeste oorlog zijn gedwongen, behoren wij niet te vergeten, dat binnen onze grenzen leden van het Arabische volk de rechten behoren te genieten van burgers en dat de meesten deze oorlog haten. Wij moeten hun rechten op een gelijk niveau handhaven met die van alle burgers. Wij zien uit naar vrede en strekken onze hand uit om hun medewerking te verkrijgen bij het opbouwen van ons vaderland. Burgers, laat ons de integriteit van ons jonge vaderland handhaven.”

Enfin, als u nu de foto’s op het weblog van Anja Meulenbelt bij haar artikel bekijkt, dan bent u in staat ze in de juiste context te beschouwen. Wanneer zou dat monster eindelijk eens ophouden met dat verschrikkelijke en pathologische liegen?

________________________________________

(1) Ik citeer mezelf:

“Het is een gifstroom waarin het gewone publiek constant wordt ondergedompeld. Een voorbeeld was het NOS-journaal van 6 uur van 24 januari 2010, waarin Astrid Kersseboom en “correspondent” Sander van Hoorn hun bijdragen aan de Israël-bashing en dus aan de Jodenhaat leverden. Valse nicht Sander van Hoorn stond te gloriëren in zijn onderhuidse Israël-demonisering. In zijn ogen stond het genot van de wetenschap dat hij elk fatsoenlijk en werkelijk geïnformeerd mens in Nederland stond te treiteren. En die domme doos Kersseboom verzorgde de rest van de foute teksten.”

(2) Men weet dat in de tweede helft van de jaren 1930 de wereld verdeeld raakte in twee soorten landen: die waarin de Joden niet mochten blijven en die waarin ze niet welkom waren. Door toedoen van de moefti werd Palestina als laatste mogelijkheid steeds moeilijker. Zou het een te ver gaande speculatie zijn om te veronderstellen dat de moefti met het afsluiten van de laatste afschuifmogelijkheid van de Joden, namelijk naar Palestina, een beslissende invloed heeft gehad op het besluit tot de Endlösung? De moefti had zijn gesprek met Hitler op 28 november 1941. In een voor het laatst in 1999 ge-update stuk komt Gord McFee op grond van nieuwe gegevens (het dagboek van Goebbels) plus een plausibele redenering die te ver voert om hier uiteen te zetten tot de volgende conclusie: “Het nieuwe bewijs wekt sterk de indruk dat Hitler vroeg in december 1941 besloot alle Europese Joden uit te roeien.”

Als McFee gelijk heeft dan hebben er slechts dagen gezeten tussen de ontmoeting met de moefti en het definitieve besluit.

Precies rond deze tijd, de jaarwisseling van 1941-1942 ontmoette de moefti voor het eerst Eichmann, die zeer ingenomen was met de Arabische gast. Eichmann bracht de moefti op de hoogte van de stand van zaken bij de “oplossing van het Jodenvraagstuk”. Later troffen zij elkaar nog meerdere malen, maar hoe het “Jodenvraagstuk” in Palestina opgelost moest worden schijnt bij deze eerste ontmoeting al overeengekomen te zijn, want voor praktisch kwesties ging de Moefti later bij medewerkers van Eichmann te rade. Medewerkers van de moefti gingen in de leer bij de Sicherheitsdienst en bezochten het concentratiekamp Sachsenhausen bij Berlijn. De moefti zelf bezichtigde waarschijnlijk Auschwitz en Majdanek. Dieter Wisliceny, de plaatsvervanger van Eichmann, getuigde 1946 in Neurenberg:

”De moefti was een van de initiators van de systematische vernietiging van de Europese Joden en hij was een medewerker en adviseur van Eichmann en Himmler in de uitvoering van dit plan ( . . .) Hij was een van Eichmanns beste vrienden en had hem constant aangespoord om de vernietigingsmaatregelen te versnellen. In het gezelschap van Eichmann hoorde ik hem zeggen dat hij incognito de gaskamers van Auschwitz had bezocht.”

Dit citaat kan niet geverifieerd kan worden. Althans ik ben niet in de gelegenheid geweest dit uit te zoeken in de protocollen van de Neurenberger processen. Het citaat wordt gegeven in “Icon of Evil” van Dallin en Rothman op pagina 93-94, maar de voetnoot verwijst opnieuw naar secundaire literatuur, namelijk naar p. 159 van Joseph B. Schechtmann, “The Mufti and the Führer” (1965)

Klaus-Michael Mallmann en Martin Cüppers, (“Halbmond und Hakenkreuz: Das Dritte Reich die Araber und Palästina, 2007) maken in elk geval duidelijk, dat de moefti verantwoordelijk was voor de dood van duizenden Joden. In elk geval zijn 75 tot 80 duizend Roemeense Joden en 5 duizend Bulgaars-Joodse kinderen “indirect” op het conto van de moefti  te schrijven, want  in de argumentatie van de nazi’s om deze Joden niet naar Palestina te sturen – het betrof een uitruil tussen Duitse krijgsgevangenen en deze Joden –  werd uitdrukkelijk vermeld dat “onze vrienden in het Midden-Oosten” dat niet op prijs zouden stellen. Bij het proces tegen Eichmann in Jeruzalem getuigde bovengenoemde Dieter Wisliceny dat de moefti persoonlijk had gezorgd dat eind 1942 10.000 Joodse kinderen uit Polen niet naar Palestina gingen, maar in de vernietigingskampen verdwenen. Ook hier betrof het een uitruil. De satanische moefti, zo melden Dalin en Rothmann, heeft verder voortdurend geprobeerd Göring zover te krijgen dat hij Tel-Aviv en verdere bevolkingscentra met concentraties Joden zou bombarderen. Göring heeft dat niet gedaan omdat hij de troepen miste om aan die bombardementen een follow-up te geven. Voorts heeft de moefti een poging gedaan om het watersysteem van Tel-Aviv te vergiftigen. Het politierapport zei dat in de onderschepte vaten genoeg gif zat om 250.000 mensen te vermoorden.

(3) Karsh is de auteur van verscheidene boeken over de geschiedenis van het Midden-Oosten, bezet de leerstoel Midden-Oosten studies aan King’s College in London, is redacteur van Middle East Quarterly, redacteur van Israel Affairs en redacteur van een serie boeken over de geschiedenis van Israël bij Routledge.

(4) Er is een verschil tussen het “National Committee” en “Arab Higher Committee”. In het vernielde gebouw zaten leden van het “National Committee” maar in Jaffa werd dat beheerst door het veel radicalere “Arab Higher Committee” dat een instrument van de moefti was.

(5) Efraim Karsh citeert uit “Promise and Fulfillment: Palestine 1917-1949” (1983) van Arthur Koestler:

“Deir Yasin heeft zijn beruchtheid omdat het een uitzondering was; en in elk geval begingen de Joden geen individuele daden van sadisme (. . .) Maar op andere plekken werden de lijken van Joden die in Arabische handen waren gevallen gecastreerd gevonden en met hun ogen uitgestoken. ( . . .) Voor ik Tel-Aviv verliet heb ik de hand gelegd op een collectie foto’s die ik aan Alexis Ladas van de Commissie van de Verenigde Naties heb doorgegeven. Ze tonen grinnikende mannen in Arabische uniformen poserend voor de fotografen met hun bajonetten verzonken in een stapel naakte en verminkte lijken, en dergelijke ( . . . ) ik vermeld dit onderwerp met tegenzin ( . . .) dit soort zaken is niet begonnen met de oorlog; vanaf de dag van de eerste Joodse nederzettingen, was een Jood als hij de langs de kant van de weg vermoord werd gevonden bijna altijd verminkt.” [mijn vet]

Inmiddels weten we dat Deir Yasin zelfs geen uitzondering was, in die zin dat de Joodse strijdgroepen hier onnodige wreedheden zouden hebben begaan. David Meir Levi heeft in zijn “History Upside Down: The Roots of Palestinian Fascism and the Myth of Israëli Aggression” (2007) de kwestie Deir Yasin geanalyseerd. Nadat de strijd gestreden was en de Joodse strijdgroep Irgoen de krijgsgevangenen had verzameld, gebeurde er dit:

“Vervolgens, terwijl ze nog steeds een groep vormden, nog steeds gekleed als vrouwen en nadat ze zich hadden overgegeven en akkoord waren gegaan met krijgsgevangenschap, openden een aantal van de Irakezen opnieuw het vuur met wapens verborgen onder de vrouwenkleding. De strijders van de Irgoen werden hierdoor verrast, nog een aantal van hen werden gedood en anderen openden het vuur op de groep. Irakezen die zich inderdaad hadden overgeven werden samen gedood met degenen die alleen maar gedaan hadden alsof en vervolgens toch het vuur hadden geopend.”

________________________

Link naar dit stuk op AmsterdamPost