Oost-Jeruzalem, februari 2014
Oost-Jeruzalem, februari 2014

LEES OOK:
1. “De beste herdenking van alle vermoorde Joden is het bestaan van Israël” (30-10-2011)
2. “Joods Stockholmsyndroom leidt tot verraad aan Israël: het geval Manfred Gerstenfeld” (3-11-2011)
3. “De Belgische vakbondsidioot Hugo Deckers en de waanzin van de Gerstenfeld-these” (18-11-2011)

Mijn kennisname van de literatuur rond de Jodenvervolging in Nederland is ergens gestopt bij het artikel uit 1987 van J.C.H. Blom, “De vervolging van de joden in Nederland in internationaal vergelijkend perspectief”. De conclusie daarin luidde dat het relatief grote aantal vermoorde Nederlandse Joden was te wijten aan de degelijke Nederlandse bureaucratie, die, net als de bevolking zelf, door de “verzuiling” eraan gewend was in bevolkingsgroepen te denken. De Nederlandse Joden waren in dat opzicht niet anders, zoals de beruchte “Joodse Raad” bewees. Vandaar de brave medewerking met de nazi’s. Toen het besef kwam wat er aan het gebeuren was, zat men gevangen in het zelf gesponnen web.

Ik ben mij niet bewust van verbluffende nieuwe inzichten op dit gebied die de media hebben gehaald.

Abraham Cooper en Manfred Gerstenfeld hebben de excuses, die het Japanse bedrijf Mitsubishi onlangs heeft aangeboden aan dwangarbeiders uit de periode van de Tweede Wereldoorlog, aangegrepen om er opnieuw op te wijzen dat de Nederlandse regering zich nooit verontschuldigd heeft bij de Joden. Het betoog van Cooper en Gerstenfeld is op 29 juli 2015 verschenen in de Wall Street Journal. De titel luidt: “It’s Time for the Netherlands to Apologize”.

Cooper en Gerstenfeld wijzen er nog eens op dat bijna alle Europese landen die excuses inmiddels wel gemaakt hebben. Hun stelling is dat het uitblijven van de excuses als oorzaak heeft dat dan tegelijk het falen en de onverschilligheid van de Nederlandse regering in ballingschap in Londen zou moeten worden toegegeven.

Cooper en Gerstenfeld:

“In februari verwees hij [Mark Rutte] naar een toespraak van koningin Beatrix gehouden in de Knesset in 1995, waar ze zei dat het Nederlandse volk niet in staat is geweest om de vernietiging van hun joodse medeburgers te voorkomen, en waarin ze totaal niet verwees naar de regering in ballingschap. Het antwoord van de heer Rutte maakt het duidelijk: Nederland wil gewoon niet zijn collaboratie of de desinteresse van zijn regering in zijn joodse burgers tijdens de oorlog toegeven. [mijn blauwe vet]

Cooper en Gerstenfeld zijn wel zorgvuldig in het vermijden van elke toespeling op morele verantwoordelijkheid van de Koninklijke Familie: want ook daarvandaan kwam geen morele leiding in wat toch wel het grootste morele falen van Nederland en Europa in de geschiedenis genoemd mag worden.

Cooper en Gerstenfeld schrijven:

“Binnen West-Europa was Nederland het land met het hoogste percentage joodse vermoorde burgers tijdens de Holocaust. Toen de Duitsers Nederland veroverden in 1940, leefden daar 140.000 Joden; 102.000 van hen zouden tijdens de oorlog worden vermoord. Degenen die werden gedeporteerd naar de vernietigingskampen in Polen werden gearresteerd door Nederlandse politieagenten, vervoerd door de Nederlandse Spoorwegen en bewaakt door de Nederlandse militaire politie. De meeste van deze Joodse gedeporteerden kwamen uit gezinnen die eeuwenlang in Nederland hadden geleefd.

Pas anderhalf jaar nadat de deportaties naar vernietigingskampen in Polen waren begonnen, informeerde de Nederlandse overheid naar het lot van deze Joden. Terwijl de Nederlandse en de Poolse regering in ballingschap in hetzelfde gebouw in Londen zaten. In 1943 kreeg Henri Dentz, een Nederlandse werknemer van de Nederlandse overheid, de opdracht om een verslag over de deportaties te schrijven. Hij schatte dat 90% van de gedeporteerden al was vermoord. Maar, zoals hij later zou verklaren voor de Nederlandse naoorlogse parlementaire commissie, niemand in de regering was zelfs bereid om het rapport te lezen.” [mijn blauwe vet]

Wat in deze alinea’s voor mij nieuw is, heb ik vet gemaakt. De rest had ik al eens vernomen, maar inzake dit grootste morele probleem van de hele Europese geschiedenis kan het geen kwaad nog eens het geheugen op te frissen.

Het artikel van Cooper en Gerstenfeld stelt vast dat het weigeren van excuses niet een algemene eigenschap is van Nederlandse regeringen: zo zijn er excuses gemaakt voor gebeurtenissen in Indonesië (Rawagede 1947), tegenover Bosnische moslims (Srebrenica 1995) en zelfs inzake de moord op Els Borst.

Cooper en Gerstenfeld trekken een onlogische conclusie:

“Dat alles maakt de weigering om excuses te maken aan de Nederlandse Joden en hun families des te raadselachtiger. Men kan alleen speculeren over de vraag waarom de heer Rutte weigert zich te verontschuldigen ( . . .).”

Dat is een onlogische conclusie gezien hun eigen verhaal. Want ze zijn heel duidelijk over de reden van het uitblijven van die excuses: de Nederlandse regering in ballingschap moet dan in hindsight in gebreke gesteld worden. En dan komt natúúrlijk ook de vraag aan de orde waarom onze morele leiders, de Koninklijke Familie, zo stil bleven inzake, ik benoem het nog maar eens, het grootste morele probleem van de Nederlandse en Europese geschiedenis.

Het is ook jammer dat Cooper en Gerstenfeld niet veel duidelijker zijn over de meest dwingende reden om opnieuw een standpunt in te nemen tegen de Jodenhaat en dat excuses van de Nederlandse regering, als die er komen, gepaard zouden moeten gaan met een waarschuwing voor het nieuwe antisemitisme, dat bijna uitsluitend van islamitische oorsprong is en dat soms, maar meestal zelfs dat niet, schuilt onder het masker van het “anti-Zionisme”. Alleen op die manier worden die excuses relevant voor niet alleen de families van de omgekomen Joden, maar voor het hele Joods volk en voor de hele Nederlands samenleving, ja zelfs voor heel Europa.

Ik zie Manfred Gerstenfeld als iemand die in principe en globaal gesproken hetzelfde verdedigt als ik, maar ik weet niet hoe Gerstenfeld mij waarneemt nadat ik hem nogal stevig heb verteld dat ik het op een héél essentieel punt héél erg niet eens ben met hem én met de “officiële” vertegenwoordigers van het Nederlandse Jodendom. Ik heb dat gedaan in de drie bovenaan genoemde opstellen.

Ik vind namelijk dat je de Holocaust- én de Kristallnacht-herdenkingen niet kunt loskoppelen van het bestaan van Israël. In deze oproep van Cooper en Gerstenfeld tot verlate excuses zit die loskoppeling ook weer, namelijk in het niet benadrukken dat die excuses vooral relevant worden als je het meteen óók hebt over het huidige islamitische antisemitisme, overal ter wereld maar ook in Nederland.

Ik wil hier nog wel eens de voornaamste argumenten herhalen waarom Auschwitz en Israël onverbrekelijk bij elkaar horen. Dat is omdat de Moefti van Jeruzalem, Amin al Hoesseini, een veel groter aandeel heeft gehad in het besluit tot de Endlösung en in de consequente uitvoering ervan dan tot nu toe werd aangenomen. Via deze Moefti, die zelf meende dat het oorspronkelijke islamitische antisemitisme geen aanvulling van het Hitlerisme nodig had, is niettemin het nazistische antisemitisme in de islamitische Jodenhaat geïncorporeerd. Dit mengsel leeft uitbundig in het hele Midden-Oosten, maar vooral ook onder de Maffia’s die zich “Palestijnen” noemen. Arafat stelde en Abbas stelt zich nadrukkelijk in de traditie van de Moefti. Een Europese linkse leugencultuur, islamofiel en krypto-antisemitisch, heeft zich verbonden met de islam en zal, of Gerstenfeld en het Nederlands-Joodse hotemetotendom dat nou leuk vinden of niet, die verbinding tussen Joden in de diaspora en Israël blijven leggen. En afgezien zelfs van het links-islamitische bondgenootschap en de vele objectieve historische lijnen die Auschwitz en Israël verbinden: de Joden in de diaspora hóren verbonden te zijn met Israël en Israël te verdedigen als een oase van humaniteit in een woestijn van totalitaire islamitische anti-menselijkheid. Wie de propaganda-oorlog pro-Israël contra de linkse leugen-industrie niet voert, verliest de strijd tegen het antisemitisme. Wie Auschwitz wil gedenken, mag niet zwijgen over Israël.

__________________

Dit stuk is doorgeplaatst op E. J. Bron