En wat wéét zo'n testosteron-oestrogeen-grietje nou echt van Israël en zijn geschiedenis?

En wat wéét zo’n testosteron-oestrogeen-grietje nou echt van Israël en zijn geschiedenis?

Mijn kop dekt mijn lading niet. Zei hij elegant en beeldend. Hij had moeten luiden: “De morele corruptie van het internationale pers-corps in Israël”. Bovenstaande titel is bedoeld om in Nederland aandacht te trekken voor het liegen & lasteren door de Nederlandse mainstream-media over Israël en “de Palestijnen”. Met name liegen & lasteren door het NOS-journaal bij monde van Monique van Hoogstraten. In feite is onderhavige tekst een inleiding bij twee lange door mij uit het Engels vertaalde stukken van Matti Friedman uit augustus en november 2014. Ik vond Friedmans stukken vermeld op pagina 61 van “Waarover men niet spreekt” van Wim van Rooy.

Friedman maakt inzichtelijk in wat voor sociale omgeving zo’n Monique van Hoogstraten tot haar leugenlasterlijke berichtgeving komt. Ik heb veel over die berichtgeving geschreven en was tot de conclusie gekomen dat die uit antisemitisme moet voortkomen omdat zoveel domme blindheid niet kan bestaan. Maar ik ben er nu tóch weer iets minder van overtuigd dat Van Hoogstraten een antisemiet is. Na lezing van de twee essays van Friedman acht ik het toch weer mogelijk dat Moniekjes lieglasteren eerder voortkomt uit een mengsel van domheid, opportunisme en de bekende linkse zelfverheffingsneurose.

Dit is een citaat van “Blog of Reason” van anonieme “Jaap”, die ik echter persoonlijk ken en die een prima vent is:

“De recente geschiedenis van het Midden-Oosten in ogenschouw nemend zijn twee zaken evident. Ten eerste: Israël heeft in de afgelopen zestig jaar meer aan de vooruitgang van de mensheid bijgedragen dan al haar buurlanden in de afgelopen duizend jaar. Ten tweede: als de Arabische wereld morgen haar wapens neerlegt, dan is het overmorgen vrede. Als Israël hetzelfde doet, dan drijft het Joodse volk overmorgen in zee; conform Artikel 7 uit het handvest van Hamas! In weerwil van alle bloedsprookjes, mediaverdraaiingen en aperte leugens  daarom: “toda raba Israel!” heb mijn dank.”

Jaap – het is wel z’n echte voornaam – zegt het al: “mediaverdraaiingen en aperte leugens”. En nou heeft Friedman het journalistieke milieu geschetst waarin bijvoorbeeld zo’n Monique van Hoogstraten gedijt. Friedman is een insider. Van 2006 tot eind 2011 was hij verbonden aan Associated Press (AP) in Jeruzalem, dé nieuws-producent bij wie journalisten overal ter wereld als eerste te rade gaan. Hij woont sinds 1995 in Israël en rapporteert erover sinds 1997.

Het is een onderbouwde aanklacht tegen vooral AP en de bemanning van die hele linkse nieuwsmachinerie die is ontstaan in Israël:

“Veel vers aangekomen verslaggevers in Israël, op drift in een nieuw land, ondergaan een snelle socialisatie in de kringen die ik noemde. Die kringen voorzien hen niet alleen van bronnen en vriendschappen, maar ook met een kant en klaar kader voor hun verslaggeving, met gereedschap om uit complexe gebeurtenissen een simpel en tegelijk verwrongen verhaal te destilleren, waarin er een slechterik is die geen vrede wil en een goede kant die dat wel wil. Dit is het “Israël-verhaal” en het heeft het voordeel een verhaal te zijn dat gemakkelijk te vertellen is. Iedereen hier beantwoordt zijn mobiele telefoon en iedereen weet wat-ie moet zeggen. Je kinderen kunnen naar een goede school en je kunt eten in goede restaurants. Het is prima als je homo bent. Je kansen om op YouTube onthoofd te worden zijn gering. Bijna alle informatie die je nodig hebt – en dat is in de meeste gevallen informatie die kritiek bevat op Israël – is niet alleen gemakkelijk te verkrijgen, maar is al gerapporteerd door Israëlische journalisten of samengesteld door NGO’s. Je kan beweren dat jij de machthebbers de waarheid vertelt en je hebt daarvoor de enige “machthebbers” in de regio gekozen die geen bedreiging vormen voor jouw veiligheid.”

De kritiek van Friedman is des te geloofwaardiger omdat hij eigenlijk zelf een linkse zeikerd is gebleven. Hij presenteert zijn relaas als zijnde

“niet een conservatieve polemiek, of een verdediging van het Israëlische beleid. (Ik geloof in het belang van de ‘mainstream’ media en ik ben een ‘liberal’ en kritisch over veel in het beleid van mijn land.)”

Een “liberal” dus, een “progressief”, een linkserd. Dat blijkt ook als hij het heeft over

“de lompe regering die momenteel de leiding heeft in dit land”.

Dat moet realist Netanyahu zijn.

In een van ondervertaalde stukken heeft hij het over een demonstratie op de “Palestijnse” Al-Quds-universiteit in Jeruzalem. Hij laat een foto afdrukken waarop te zien is dat studenten de Hitlergroet brengen. En dan zegt hij:

“Ik probeer niet met behulp van deze foto te bewijzen dat de Palestijnen nazi’s zijn. Palestijnen geen nazi’s. Ze zijn, net als de Israëli’s, menselijke wezens die op een soms lelijke manier moeten klaar komen met een moeilijk heden en verleden. Ik citeer de foto nu om een andere reden.”

En dan gaat Friedman die reden uitleggen:

“Zo’n gebeurtenis in een instelling als de Al-Quds Universiteit, op dat moment geleid door een bekende gematigde professor, en verbonden met zusterinstellingen in Amerika, zegt iets over de wind die nu waait in de Palestijnse samenleving en in de hele Arabische wereld. De rally is interessant vanwege de visuele verbinding die hij maakt tussen de radicale islam hier en elders in de regio. Een beeld als dit zou kunnen helpen verklaren waarom veel perfect rationele Israëliërs bang zijn hun militairen uit Oost-Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever terug te trekken, zelfs als ze de bezetting verafschuwen en in vrede met hun Palestijnse buren willen leven. De beelden van de demonstratie waren, zoals foto-redacteuren graag zeggen, “sterk”. De rally had, met andere woorden, alle noodzakelijke elementen van een krachtig nieuwsbericht.”

Dus die “Palestijnen” zijn géén nazi’s met hun nazigroet, maar ze maken wel iets duidelijk over “de wind die nu waait”. Dat is die van de “radicale islam”. En die heeft niks met het nazisme te maken!?!? En waarvan worden “veel perfect rationele Israëliërs” dan zo bang als het niet die verwantschap van de islam met het nazisme is? En waarom vonden de fotoredacteuren het plaatje dan eigenlijk zo “sterk”.

De betreffend foto

De betreffend foto

Een linkse zeikerd die zichzelf tegenspreekt en zich alle bochten wringt om maar niet te hoeven zien wat evident is en ruim bewezen: niet eens radicále islam = nazisme, maar kortweg islam = nazisme.

Friedman zegt ook dat “het Israëlische nederzettingen-project ( . . .) volgens mij een ernstige morele en strategische fout is van Israël”.

Dan zou hij eens uit moeten leggen welke aanbieding van Israël – behalve die van zelfopheffing – door de Palmaffia’s aanvaard zou worden. Hij heeft wel het benul te zien dat het “nederzettingen-project” niet de oorzaak is van het conflict maar “een van destructieve symptomen”. Ja, precies en dat destructieve komt uitsluitend van de kant van de Palmaffia’s die hun eigen bevolking al 100 jaar zodanig in de Jodenhaat marineren dat geen enkele leider zelfs maar een reëel compromis met Israël kan voorstellen zonder vermoord te worden.

Maar zoals gezegd: Friedmans identiteit van linkse zeikerd maakt zijn kritiek op de lieglastermachine die het internationale pers-corps in Israël is des te geloofwaardiger.

Hieronder volgen de vertalingen van de twee stukken uit 2014, het jaar van de laatste Gaza-oorlog. Ik heb de vrijheid genomen het soms nogal omslachtige taalgebruik van Friedman ietsje te hertalen en enigszins anders te interpunctueren. En de dikke blauwe letters zijn natuurlijk ook van mij.

Matti Friedman

Matti Friedman

__________________

INSIDE-INFORMATIE ROND HET BELANGRIJKSTE VERHAAL TER WERELD

Matti Friedman August 26, 2014

“Een vroegere Associated Press-correspondent verklaart hoe en waarom verslaggevers zo’n verkeerd beeld van Israël geven en waarom dat van belang is.”

Het Israël-verhaal

Valt er nog iets nieuws te zeggen over Israël en Gaza? Kranten hebben deze zomer [2014] vol gestaan met weinig anders. Televisiekijkers zien de puinhopen en rookpluimen tot in hun slaap. Een typisch artikel in een recent nummer van The New Yorker beschreef de gebeurtenissen van deze zomer door aan de verschrikkingen in Nigeria en Oekraïne ieder één zin te wijden, vier zinnen aan de krankzinnige genocidalisten van ISIS, en de rest van het artikel – 30 zinnen – aan Israël en Gaza.

Als de hysterie een keer afneemt, denk ik dat de wereld de gebeurtenissen in Gaza zich niet zal herinneren als bijzonder belangrijk. Mensen werden gedood, de meesten van hen Palestijnen, waaronder veel ongewapende onschuldigen. Ik wou dat ik kon zeggen dat de tragedie van hun dood, of de dood van Israëlische soldaten, iets zal veranderen, dat ze een keerpunt markeren. Maar dat is niet zo. Deze ronde was niet de eerste in de serie Arabische oorlogen met Israël en het zal niet de laatste zijn. De Israëlische campagne verschilde in uitvoering weinig van andere campagnes gevoerd door een Western leger tegen eenzelfde soort vijand in de afgelopen jaren, behalve dan de meer directe aard van het gevaar voor de eigen inwoners van het land, en de grotere inspanning, hoe nutteloos ook, burgerdoden te voorkomen.

Het blijvende belang van de oorlog van deze zomer ligt, geloof ik, niet in de oorlog zelf. In plaats daarvan ligt dat belang in de manier waarop de oorlog is beschreven en de manier waarop erop gereageerd is in het buitenland, en de manier waarop dit de heropleving heeft blootgelegd van een oud patroon van gestoord denken en het verhuizen van dat patroon van de marges naar de hoofdstroom van het Westerse discours – namelijk een vijandige obsessie met Joden. De sleutel tot het begrijpen van deze heropleving is niet te vinden bij jihadistische webmasters, stiekem samenzwerende theoretici of radicale activisten. De oorzaak van die heropleving moet worden gezocht tussen de ontwikkelde en respectabele mensen die de internationale nieuws-industrie bevolken; vele van hen fatsoenlijke mensen en sommigen mijn vroegere collega’s.

Terwijl de mondiale hysterie over de Israëlische acties als de gewone gang van zaken wordt beschouwd, is die hysterie in werkelijkheid het resultaat van beslissingen van individuele mensen in verantwoordelijke posities – in dit geval: journalisten en redacteuren. De wereld reageert niet op de gebeurtenissen in dit land, Israël, maar op de beschrijving ervan door nieuwsorganisaties. De sleutel tot het begrijpen van de vreemde aard van die reactie moet dus gezocht worden in de journalistiek praktijk en specifiek in een verstoord functioneren van die beroepsgroep – mijn beroepsgroep – hier in Israël.

In dit essay zal ik proberen om lezers gereedschap aan te reiken die helpen om het nieuws uit Israël te duiden. Ik dat gereedschap verworven als insider: tussen 2006 en eind 2011 was ik verslaggever en redacteur bij het bureau van Associated Press in Jeruzalem, een van ’s werelds twee grootste nieuws-producenten. Ik woon sinds 1995 in Israël en rapporteer erover sinds 1997.

Dit essay is niet een uitputtend overzicht van de zonden van de internationale media, het is niet een conservatieve polemiek, of een verdediging van het Israëlische beleid. (Ik geloof in het belang van de ‘mainstream’ media en ik ben een ‘liberal’ en kritisch over veel in het beleid van mijn land.) Soms zal ik niet kunnen ontkomen aan generalisaties. Ik zal eerst een overzicht geven van de centrale thema’s van het Israël-verhaal van de internationale media – en in dat verhaal van de reguliere producenten zit verbazend weinig variatie. En zoals het woord ‘verhaal’ al suggereert is het grotendeels geconstrueerde fictie. Vervolgens zal ik de bredere historische context aangeven van de manier waarop Israël tegenwoordig besproken wordt en waarom ik geloof dat die manier bezorgdheid zou moeten wekken en niet alleen bij mensen die zich voornamelijk bezig houden met Joodse zaken. Ik zal proberen het kort te houden.

Hoe belangrijk is het Israël-verhaal?

Personeelsaantal is de beste maatstaf voor het belang van een verhaal voor een bepaalde nieuwsorganisatie. Toen ik correspondent was bij AP, had het agentschap meer dan 40 stafmedewerkers voor Israël en de Palestijnse gebieden. Dat was aanzienlijk meer dan AP in China, Rusland of India had, of in alle 50 landen van sub-Sahara-Afrika bij elkaar. Het was ook hoger dan het totale aantal in alle landen waar de opstanden van de “Arabische Lente” uiteindelijk uitbraken.

Om een indruk te geven van de schaal: voor het uitbreken van de burgeroorlog in Syrië bestond de permanente AP aanwezigheid in dat land uit één enkele door het regime goedgekeurd free-lancer. Dat betekent dat de AP redactie geloofde dat het belang van Syrië minder was dan één-40ste van het belang van Israël. Ik bedoel niet AP zwart te maken – het agentschap is daarin heel gemiddeld, wat het als voorbeeld bruikbaar maakt. De grote spelers in de nieuws-zakenwereld zijn groepsdenkers, en deze personeelsverhoudingen zijn gewoon in de hele kudde. De personeelsbestanden in Israël zijn enigszins afgenomen sinds de Arabische opstanden begonnen, maar blijven hoog. En als het in Israël weer oplaait, zoals deze zomer, worden verslaggevers vaak weer verplaatst van dodelijker conflicten naar Israël. Israël gaat nog altijd boven zo’n beetje al het andere.

De omvang van de persaandacht die het gevolg daarvan is, zelfs wanneer er weinig aan de hand is, geeft dit conflict een bekendheid die in vergelijking met het werkelijke menselijke lijden belachelijk klein is. In heel 2013 bijvoorbeeld eiste het Israëlisch-Palestijnse conflict 42 levens: dat is ruwweg het maandelijkse aantal moorden in de stad Chicago. Jeruzalem, internationaal bekend als een stad van conflict, had vorig jaar iets minder gewelddadige sterfgevallen per hoofd van de bevolking vorig jaar dan Portland, Oregon, een van Amerika’s veiliger steden. In tegenstelling daarmee heeft het Syrische conflict naar schatting 190.000 levens geëist, dat is ongeveer 70.000 meer dan het aantal mensen die ooit gestorven zijn in het Arabisch-Israëlische conflict sinds dat een eeuw geleden begon.

Nieuwsorganisaties hebben niettemin besloten dat dit conflict belangrijker is dan bijvoorbeeld de meer dan 1.600 vorig jaar vermoorde vrouwen in Pakistan van (271 na te zijn verkracht en 193 van hen levend verbrand), de voortgaande vernietiging van de cultuur van Tibet door de Chinese Communistische Partij, het bloedbad in Congo (per 2012 stond de teller op meer dan 5 miljoen doden) of de Centraal-Afrikaanse Republiek, en de drugsoorlogen in Mexico (dodental tussen 2006 en 2012: 60.000), laat staan conflicten waarvan niemand ooit heeft gehoord in duistere uithoeken van India of Thailand. Zij geloven dat Israël zo’n beetje het belangrijkste verhaal is op aarde.

Wat wel en wat niet belangrijk is in het verhaal over Israël

Een verslaggever werkzaam in het internationale pers-corps hier in Israël begrijpt snel wat belangrijk is in het Israëlisch-Palestijnse verhaal: namelijk Israël. Wie de mainstream-coverage volgt, zal nagenoeg geen echte analyse vinden van de Palestijnse samenleving of ideologieën, dan wel profielen van gewapende Palestijnse groeperingen, of onderzoek naar Palestijnse regeringen. Palestijnen worden niet serieus genomen als scheppers van hun eigen lot. Het Westen heeft besloten dat de Palestijnen een staat naast Israël zouden moeten willen, dus die wordt hun toegeschreven als feit, hoewel iedereen die wel eens met echte Palestijnen heeft gepraat, begrijpt dat de dingen (begrijpelijkerwijs, naar mijn mening) ingewikkelder zijn. Wie de Palestijnen zijn en wat ze willen is niet belangrijk: het verhaal wil dat ze bestaan als passieve slachtoffers van de partij die er echt toe doet.

Corruptie, bijvoorbeeld, is een dringende zorg voor veel Palestijnen onder het bewind van de Palestijnse Autoriteit, maar toen ik en een andere reporter eens een artikel voorstelden over dit onderwerp, kregen we van het hoofd van het bureau te horen dat de Palestijnse corruptie “niet het verhaal” was. (Israëlische corruptie weer wel en daaraan besteedden we dan ook ruim aandacht.)

Israëlische acties worden geanalyseerd en bekritiseerd, en elke fout in de Israëlische samenleving wordt agressief gemeld. In een periode van zeven weken periode, van 8 november tot 16 december 2011, besloot ik om de verhalen te tellen die ons bureau produceerde over de verschillende morele tekortkomingen van de Israëlische maatschappij – voorgestelde wetgeving die bedoeld zou zijn om de media te onderdrukken, de toenemende invloed van orthodoxe joden, illegale nederzettingen, geslachtelijke segregatie, enzovoort. Ik telde 27 artikelen, een gemiddelde van elke twee dagen een verhaal. Naar zeer voorzichtige schatting, kwam deze telling gedurende zeven weken hoger uit dan het totale aantal kritische verhalen van enige betekenis dat ons bureau in de voorgaande drie jaar had gepubliceerd over de Palestijnse overheid en samenleving, met inbegrip van de totalitaire islamisten van Hamas.

Het handvest van Hamas, bijvoorbeeld, roept niet alleen op tot de vernietiging van Israël, maar tot moord op de Joden en beschuldigt de Joden van het organiseren van de Franse en Russische revoluties en beide wereldoorlogen. Het charter werd nooit in een AP-tekst vernoemd toen ik daar werkte, hoewel Hamas een Palestijnse nationale verkiezingen won en een van de belangrijkste spelers in de regio was geworden. Om de link met de gebeurtenissen van deze zomer te schetsen: een waarnemer zou het besluit van Hamas nieuwswaardig geacht kunnen hebben om in de afgelopen jaren een militaire infrastructuur onder de civiele infrastructuur van Gaza te bouwen, al was maar vanwege de betekenis voor de manier waarop de volgende conflict zou worden gevochten en de kosten voor onschuldige mensen. Maar dat is niet het geval. De plaatsing van die infrastructuur door Hamas was niet belangrijk op zichzelf en werd daarom genegeerd. Belangrijk was slechts het Israëlische besluit die infrastructuur aan te vallen.

Er is onlangs veel discussie geweest over de pogingen van Hamas om journalisten te intimideren. Elke veteraan van het pers-corps hier weet dat die intimidatie reëel is, en ik zag het zelf gebeuren toen ik redacteur was op het AP nieuws-bureau. Tijdens de gevechten in Gaza in 2008-2009 schrapte ik persoonlijk een belangrijk detail – namelijk dat Hamas-strijders waren verkleed als burgers en geteld werden als burgers in het dodental – vanwege een bedreiging richting onze verslaggever in Gaza. (Het beleid was toen, en blijft, om de lezers niet te informeren dat het verhaal wordt gecensureerd, tenzij de censuur Israëlisch is. Eerder deze maand, diende de AP-nieuwsredacteur in Jeruzalem een verhaal in over de Hamas intimidatie; het verhaal werd door zijn superieuren in de diepvries gelegd en is niet gepubliceerd.)

Maar als critici stellen dat journalisten zelf staan te roepen om over Hamas te schrijven, maar slechts worden gedwarsboomd door Hamas-misdadigers en Hamas-bedreigingen, dan is dat meestal niet waar. Er zijn veel manieren met laag risico om Hamas-acties te melden, als de wil er maar is: onder vermelding van Israëlische of anonieme bronnen. Verslaggevers kunnen vindingrijk zijn, als ze maar willen.

Het feit is dat Hamas-intimidaties niet relevant geacht worden is omdat grotendeels de acties van Palestijnen niet van belang geacht worden: de meeste verslaggevers in Gaza geloven dat het hun taak is om geweld te documenteren door Israël tegen Palestijnse burgers. Dat is de essentie van het Israël-verhaal. Voorts staan verslaggevers onder druk van een deadline, lopen risico, velen spreken niet de taal spreken en hebben slechts een vaag idee van wat er gaande is. Ze zijn afhankelijk van Palestijnse collega’s en van fixers die ofwel bang zijn van Hamas of Hamas steunen of beide. Reporters hebben geen dwang van Hamas nodig om ze weg te jagen van feiten die het eenvoudige verhaal verstoren waarvoor ze op pad zijn gestuurd.

Het is geen toeval dat die weinige journalisten die deze zomer de aanwezigheid van Hamas-strijders en raketlanceringen in burger-gebieden hebben aangetoond, over het algemeen niet waren, zoals je eigenlijk zou verwachten, van de grote nieuwsorganisaties met grote en permanente activiteiten in Gaza. Ze waren vooral “splinters”, perifere en pas aangekomen spelers – bijvoorbeeld een Fin, een crew uit India en nog een paar anderen. Deze arme zielen hadden de memo niet ontvangen.

Wat is er voor de rest nog belangrijk?

Het feit dat de Israëli’s vrij recent gematigde regeringen verkozen die verzoening zochten met de Palestijnen en die werden ondermijnd door diezelfde Palestijnen, wordt als onbelangrijk beschouwd en wordt zelden vermeld. Deze lacunes zijn vaak niet vergissingen, maar een kwestie van beleid. In het begin van 2009, bijvoorbeeld, kregen twee collega’s van mij informatie dat de Israëlische premier Ehud Olmert maanden eerder een belangrijk vredesaanbod had gedaan aan de Palestijnse Autoriteit en dat de Palestijnen het onvoldoende hadden gevonden. Dit was nog niet gemeld en het was – of had moeten zijn – een van de grootste verhalen van het jaar. De verslaggevers verkregen bevestiging van beide kanten en één zag zelfs een landkaart, maar de top-redacteuren op de AP-buro’s besloten dat ze het verhaal niet zouden publiceren.

Sommige AP-stafleden waren woedend, maar dat hielp niet. “Ons” verhaal was dat de Palestijnen gematigd waren en de Israëli’s recalcitrant en steeds extremer. Rapporteren over de Olmert offerte – net als te diep te duiken in het onderwerp “Hamas” – zou maken dat “ons” verhaal onzin zou lijken. En dus kregen we de opdracht om dat te negeren, en dat deden we, meer dan anderhalf jaar lang. Deze beslissing heeft me een les geleerd die duidelijk zou moeten zijn voor de consumenten van het Israël-verhaal [het verhaal van AP en alle mainstream bronnen]: veel van de mensen die beslissen over wat u zult lezen en zien vanuit Israël zien hun rol niet als verklarend, maar als politiek. Wat ze melden of niet melden is een wapen dat ter beschikking wordt gesteld aan de kant van hun voorkeur.

Hoe wordt het Israël-verhaal “ge-framed”?

Het gangbare Israël-verhaal wordt geframed met dezelfde termen die in gebruik zijn sinds de vroege jaren 1990 – het streven naar een “twee-staten-oplossing”. Het is algemeen aanvaard dat het conflict “Israëlisch-Palestijns” is, wat betekent dat het conflict plaats heeft op land dat Israël controleert- 0,2 procent van de Arabische wereld – waarin Joden een meerderheid en Arabieren een minderheid zijn. Nauwkeuriger wordt het conflict omschreven met “Israël-Arabisch,” of “Joods-Arabisch” – dat is een conflict tussen de 6 miljoen Joden in Israël en 300 miljoen Arabieren in de omringende landen. (Misschien zou “Israëlisch-islamitisch” nog nauwkeuriger zijn, namelijk rekening houdend met de vijandschap van de niet-Arabische staten als Iran en Turkije, en nog meer in het algemeen, 1 miljard moslims wereldwijd.) Dit is het conflict dat zich al eeuwenlang in verschillende vormen voordoet, voordat Israël bestond, voordat Israël de Palestijnse gebieden in Gaza en de Westbank innam en voordat de term “Palestijnen” in gebruik was.

Het “Israëlisch-Palestijnse” frame maakt het mogelijk dat de Joden, een kleine minderheid in het Midden-Oosten, worden afgeschilderd als de sterkere partij. Het omvat ook de impliciete veronderstelling dat, als het Palestijnse probleem een of andere manier wordt opgelost, het conflict voorbij zal zijn, hoewel geen mens die een beetje op de hoogte is tegenwoordig gelooft dat dit waar is. Door deze definitie kan ook het Israëlische nederzettingen-project, dat volgens mij een ernstige morele en strategische fout is van Israël, worden beschreven niet als wat het is – namelijk een van destructieve symptomen van het conflict – maar als de oorzaak ervan.

Een goed geïnformeerde waarnemer van het Midden-Oosten kan de indruk niet vermijden dat de regio een vulkaan is en dat de lava de radicale islam is, een ideologie welks verschillende incarnaties nu vorm geven aan dit deel van de wereld. Israël is een klein dorp op de hellingen van de vulkaan. Hamas is de lokale vertegenwoordiger van de radicale islam en is openlijk toegewijd aan de uitroeiing van de Joodse minderheids- enclave in Israël, net zoals Hezbollah de dominante vertegenwoordiger is van de radicale islam in Libanon, de Islamitische Staat in Syrië en Irak, de Taliban in Afghanistan en Pakistan, enzovoorts.

Hamas geeft openlijk toe tegen het streven te zijn naar een Palestijnse staat naast Israël. Het heeft andere doelstellingen waarover openlijk spreekt en die zijn vergelijkbaar met die van de bovengenoemde groepen. Sinds het midden van de jaren 1990 heeft Hamas, meer dan enige andere actor, politiek links in Israël vernietigd, gematigde Israëliërs tot tegenstanders van territoriale concessies gemaakt en de kans op een twee-staten-compromis begraven. Dat is één manier om het Israël-verhaal accuraat te framen.

Een waarnemer kan het Israël-verhaal ook legitiem framen door de lens van de minderheden in het Midden-Oosten, die allemaal onder zware druk van de islam staan: als minderheden hulpeloos zijn, is hun lot dat van de Yezidi’s of de Christenen van Noord-Irak, zoals we zopas hebben gezien, en wanneer ze zijn bewapend en georganiseerd kunnen ze terug vechten en overleven, zoals in het geval van de Joden en (hopelijk) de Koerden.

Men kan, met andere woorden, op veel verschillende manieren bezien wat hier gebeurt. Jeruzalem ligt op minder dan een dag rijden van Aleppo of Baghdad, en het moet voor iedereen duidelijk zijn dat vrede vrij moeilijk realiseerbaar blijft in het Midden-Oosten, zelfs op plaatsen waar de joden afwezig zijn. Maar verslaggevers zijn in het algemeen niet in staat het Israël-verhaal te zien in relatie tot iets anders. In plaats van Israël te beschrijven als een van de dorpen op de flanken van de vulkaan, omschrijven zij Israël als de vulkaan.

Het Israël-verhaal wordt zodanig geframed dat het lijkt alsof het niets heeft te maken met de gebeurtenissen in de omgeving, omdat het “Israël” van de internationale journalistiek niet bestaat in hetzelfde geo-politieke universum als Irak, Syrië of Egypte. Het Israël-verhaal is niet een verhaal over de actualiteit. Het gaat over iets anders.

Het aloude lege projectiescherm

Eeuwenlang speelden statenloze Joden de rol van bliksemafleider voor kwade wil in de meerderheids-bevolking. Ze waren een symbool van de dingen die verkeerd waren. Wenste u te beweren dat hebzucht slecht was? Joden waren hebberig. Lafheid? Joden waren laf. Was je een communist? Joden waren kapitalisten. Was je een kapitalist? In dat geval waren Joden communisten. Moreel falen was de essentiële eigenschap van de Jood. Het was hun rol in de Christelijke traditie – eigenlijk de enige reden waarom de Europese samenleving iets van ze wist of zich iets van hen aantrok.

Net als vele Joden die opgroeiden in de late 20e eeuw in vriendelijke westerse steden, verwierp ik zulke ideeën als de koortsachtige herinneringen van mijn grootouders. Eén ding heb ik geleerd – en ik ben niet alleen deze zomer – dat die verwerping dwaas was. Vandaag de dag geloven de mensen in het Westen dat de kwalen van de tijd racisme, kolonialisme en militarisme zijn. Het enige Joodse land ter wereld heeft minder kwaad gedaan dan de meeste landen op aarde, en meer goed. En toch: wanneer mensen op zoek gaan naar een land dat de zonden van onze nieuwe postkoloniale, post-militaristische en post-etnische droomwereld symboliseert, dan is het land van hun keuze Israël.

Als de mensen die verantwoordelijk zijn voor het verklaren ván de wereld áán de wereld, journalisten dus, de oorlog van de Joden behandelen als een oorlog die meer aandacht verdient dan alle andere, als ze de Joden in Israël portretteren als de duidelijk foute partij, als ze alle mogelijke rechtvaardigingen voor acties van de Joden weglaten en het ware gezicht van Israëls vijanden verhullen, dan is wat ze zeggen aan hun lezers, of ze dat willen of niet, dat de Joden zijn de slechtste mensen op aarde zijn. De Joden zijn een symbool van het kwaad dat beschaafde mensen vanaf jonge leeftijd geleerd wordt te verafschuwen. De behandeling van Israël door de internationale pers is geworden tot een “moraliteit”, zo’n ouderwets toneelstuk waarin een schurk die we allemaal kennen de hoofdrol speelt.

Sommige lezers herinneren zich misschien nog dat Groot-Brittannië heeft deelgenomen aan de invasie van Irak in 2003. Als gevolgen van die oorlog zijn nu meer dan drie keer zoveel mensen gedood dan ooit gedood werden in het Israëlisch-Arabische conflict. Maar toch veroordelen demonstranten in Groot-Brittannië woedend Joods militarisme. Witte mensen in Londen en Parijs wier ouders niet zo lang geleden zich door donkere mensen koelte lieten toewuiven in de salons van Rangoon of Algiers, veroordelen nu Joods “kolonialisme.” Amerikanen die in plaatsen leven genaamd “Manhattan” of “Seattle” [Indiaanse namen!] veroordelen Joden voor het verplaatsen van inheemsen in Palestina. Russische verslaggevers veroordelen brute militaire tactieken van Israël. Belgische journalisten veroordelen de Israëlische behandeling van Afrikanen. Toen Israël een paar jaar geleden een transport-dienst opende voor Palestijnse arbeiders op de bezette Westelijke Jordaanoever, konden Amerikaanse nieuws-consumenten lezen over Israëls “segregatie-bussen. En er zijn een heleboel mensen in Europa, en niet alleen in Duitsland, die genieten als ze horen hoe Joden beschuldigd worden van genocide.

Je hoeft geen hoogleraar geschiedenis of psychiater te zijn om te begrijpen wat er aan de hand is. Nadat ze zich ondanks onmogelijke omstandigheden hadden hersteld in een klein hoekje van de aarde, zijn de nakomelingen van machteloze mensen die uit Europa en het islamitische Midden-Oosten werden verdreven opnieuw geworden wat hun grootouders waren – de modderpoel waarin de wereld spuugt. De Joden in Israël zijn het scherm geworden waarop op sociaal aanvaardbare wijze de dingen geprojecteerd worden die je haat in jezelf en in je eigen land. Het gereedschap waarmee deze projectie wordt uitgevoerd is de internationale pers.

Wie kan het wat schelen als de wereld gelooft in het verkeerde Israël-verhaal?

Omdat er een kloof is tussen de manier waarop dingen zijn en de manier waarop ze beschreven worden, zijn meningen en beleid verkeerd en worden waarnemers regelmatig overrompeld door de gebeurtenissen. Zulke dingen zijn eerder gebeurd. “Vrijwel geen westerse expert, geleerde, ambtenaar of politicus voorzag de dreigende ineenstorting van de Sovjet-Unie “, schreef de Rusland- expert Leon Aron over de jaren voorafgaand aan de ineenstorting van het Sovjet-communisme in 1991. (In een essay uit 2011 voor Foreign Policy.) Het rijk was al jaren aan het rotten en de tekenen waren er, maar de mensen die werden verondersteld ze te zien en te signaleren, faalden en toen de supermacht implodeerde was iedereen verrast.

En dan was er de Spaanse Burgeroorlog: “Al vroeg in het leven had ik gemerkt dat geen enkele gebeurtenis ooit correct gerapporteerd wordt in een krant, maar in Spanje zag ik voor de eerste keer krantenberichten die geen enkel verband hadden met de feiten, zelfs niet het verband dat er altijd nog is in een gewone leugen. ( . . .) Ik zag in feite hoe de geschiedenis werd geschreven niet in termen van wat er was gebeurd, maar van wat er zou moeten zijn gebeurd volgens diverse ‘partij-lijnen’.” Dat was George Orwell, schrijvend in 1942.

Orwell stapte niet uit een vliegtuig in Catalonië en ging niet naast een Republikein kanon staan om zich te laten filmen terwijl hij trouwhartig herhaalde wat iedereen zei of beschreef wat elke idioot kon zien: wapens, puin, lichamen. Hij keek verder dan de ideologische fantasieën van zijn collega’s en wist dat hetgeen belangrijk was niet noodzakelijk ook zichtbaar was. Spanje, begreep hij, ging niet echt over Spanje, maar over een botsing van totalitaire systemen, een Duits en een Russisch. Hij wist dat hij getuige was van een bedreiging voor de Europese beschaving, en dat schreef hij op, en hij had gelijk.

Begrijpen wat er is gebeurd in Gaza deze zomer betekent Hezbollah in Libanon begrijpen, de opkomst van de soennitische jihadisten in Syrië en Irak, en de lange tentakels van Iran. Het vereist uitzoeken waarom landen als Egypte en Saoedi-Arabië zichzelf nu zien als dichter bij Israël staande dan bij Hamas. Bovenal vraagt het van ons te begrijpen wat duidelijk is voor bijna iedereen in het Midden-Oosten: de opkomende kracht in ons deel van de wereld [Friedman woont in Israël] is niet democratie en moderniteit. Het is eerder een machtige stroming in de islam die verschillende en soms tegenstrijdige vormen aanneemt, en die bereid is om extreem geweld gebruiken in een poging de regio te verenigen en te controleren om het Westen te confronteren. Degene die dit feit begrijpt, zal in staat zijn om rond te kijken en de puntjes te verbinden.

Israël is niet een idee, of een symbool van het goed of het kwade, of een lakmoesproef voor de progressieve mening op feestjes. Het is een klein land in een beangstigend deel van de wereld dat steeds beangstigender wordt. Er moet net zo kritisch over bericht worden als over elke andere plaats en begrepen worden in context en proportie. Israël is niet een van de belangrijkste verhalen in de wereld, of zelfs in het Midden-Oosten. Ongeacht de uitkomst in deze regio in de komende tien jaar: die uitkomst zal zo veel te maken hebben met Israël als de Tweede Wereldoorlog te maken had met Spanje. Israël is een stipje op de kaart, een sideshow die toevallig een ongewone emotionele lading heeft.

Bij de confrontatie met een ongelukkige en verwarrende werkelijkheid hebben velen in het Westen duidelijk een voorkeur voor het oude comfortabele ontleden van de morele tekortkomingen van de Joden, en het vertrouwde gevoel van superioriteit dat hen dit brengt. Zij kunnen zichzelf ervan overtuigen dat dit alles een probleem is voor de joden en ook schuld van de Joden. Maar als journalisten deze fantasieën koesteren gaat dat ten koste van hun geloofwaardigheid en die van hun beroepsgroep. En, zoals Orwell ons zou zeggen: de wereld koestert dit soort fantasieën op eigen risico.

____________________

WAT DE MEDIA FOUT HEBBEN INZAKE ISRAËL

Matti Friedman   30 november, 2014

“Het nieuws vertelt ons minder over Israël dan over de mensen die het nieuws schrijven, zegt een voormalige AP-verslaggever.”

Tijdens de Gaza-oorlog deze zomer werd duidelijk dat één van de belangrijkste aspecten van het media-verzadigde conflict tussen Joden en Arabieren meteen ook het minst behandelde is: de pers zelf. De westerse pers is minder waarnemer ván dit conflict geworden, maar meer een acteur erin. Dat is een rol met gevolgen voor de miljoenen mensen die de actuele gebeurtenissen proberen te begrijpen, met inbegrip van beleidsmakers die afhankelijk zijn van journalistieke verslagen om vat te krijgen op een regio, waar zij consequent proberen productief tussenbeide te komen en daarin falen.

Een essay dat ik schreef voor Tablet over dit onderwerp in de nasleep van de oorlog wekte intense belangstelling. Op basis van mijn ervaringen tussen 2006 en 2011 als verslaggever en redacteur bij de Jeruzalem-bureau van Associated Press, een van ’s werelds grootste nieuwsorganisaties, wees ik In dat artikel op het bestaan van een probleem en besprak dat in algemene termen. Met behulp van personeels-aantallen, illustreerde ik de onevenredige media-aandacht voor dit conflict vergeleken met andere verhalen, en gaf voorbeelden van redactionele beslissingen die leken voort te komen uit ideologische overwegingen in plaats van journalistieke. Ik stelde dat door het cumulatieve effect daarvan een grof en ongenuanceerd verhaal was ontstaan, een soort moderne “Moraliteit”, een ouderwets moraliserend toneelstuk waarin de Joden in Israël worden getoond als grotere voorbeelden van moreel falen dan alle andere mensen op aarde. Dit is een gedachte-patroon met diepe wortels in de Westerse beschaving.

Maar hoe precies manifesteert dit gedachten-patroon zich in het dagelijkse functioneren of niet-functioneren van het pers-corps? Om deze vraag te beantwoorden, wil ik de manier onderzoeken waarop de verslaggeving door de westerse pers wordt gevormd door unieke omstandigheden hier in Israël en ook door gebreken van de media buiten de grenzen van dit conflict. Daarbij zal ik putten uit mijn eigen ervaringen en die van collega’s. Deze zijn uiteraard beperkt en toch, denk ik, representatief.

FRIEDMAN VERTALING hitlergroet

Ik zal beginnen met een eenvoudige illustratie. Bovenstaande foto is van een studenten-demonstrtaie van afgelopen November aan de Al-Quds Universiteit, een mainstream Palestijnse instelling in Oost-Jeruzalem. Bij de rally, ter ondersteuning van de gewapende fundamentalistische groep ‘Islamitische Jihad’, traden acteurs op die dode Israëlische militairen speelden. De stijf-armige groet van een rij gemaskerde mannen werd beantwoord door een aantal van de honderden studenten die toekeken. Soortgelijke bijeenkomsten werden regelmatig gehouden in de school. Ik probeer niet met behulp van deze foto te bewijzen dat de Palestijnen nazi’s zijn. Palestijnen geen nazi’s. Ze zijn, net als de Israëli’s, menselijke wezens die op een soms lelijke manier moeten klaar komen met een moeilijk heden en verleden. Ik citeer de foto nu om een andere reden.

Zo’n gebeurtenis in een instelling als de Al-Quds Universiteit, op dat moment geleid door een bekende gematigde professor, en verbonden met zusterinstellingen in Amerika, zegt iets over de wind die nu waait in de Palestijnse samenleving en in de hele Arabische wereld. De rally is interessant vanwege de visuele verbinding die hij maakt tussen de radicale islam hier en elders in de regio. Een beeld als dit zou kunnen helpen verklaren waarom veel perfect rationele Israëliërs bang zijn hun militairen uit Oost-Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever terug te trekken, zelfs als ze de bezetting verafschuwen en in vrede met hun Palestijnse buren willen leven. De beelden van de demonstratie waren, zoals foto-redacteuren graag zeggen, “sterk”. De rally had, met andere woorden, alle noodzakelijke elementen van een krachtig nieuwsbericht.

Het evenement vond plaats op korte afstand van de huizen en kantoren van de honderden internationale journalisten die zijn gevestigd in Jeruzalem. Journalisten waren zich er bewust van: het omvangrijke Jeruzalem-bureau van Associated Press bijvoorbeeld, dat op een gemiddelde dag verschillende verhalen kan produceren, was een dag later in het bezit van foto’s van het evenement, met inbegrip van die ene hierboven,. (De foto’s waren genomen door iemand die ik ken en die dag op de campus was, en ik stuurde ze zelf naar het bureau.) Jeruzalem-redacteuren van AP besloten dat de afbeeldingen en de rally niet nieuwswaardig waren en de demonstratie werd pas weken later genoemd, toen het Boston-bureau van AP meldde dat Brandeis University de banden met Al-Quds Universiteit had verbroken vanwege het incident. Op de dag dat de AP-Jeruzalem besloot om de rally te negeren, 6 november 201, publiceerde hetzelfde bureau een rapport over een belofte van een ​​geringe verhoging van de financiering van de Palestijnse Autoriteit door het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat was wél nieuwswaardig. Dit is standaard. Om dit met een ander voorbeeld te illustreren: de bouw van 100 appartementen in een joodse nederzetting is altijd nieuws; de smokkel van 100 raketten naar Gaza door Hamas is, op zeldzame uitzonderingen na, helemaal geen nieuws.

Ik noem deze voorbeelden om te laten zien welk soort beslissingen regelmatig in de bureaus van de buitenlandse pers worden genomen met betrekking tot Israël en de Palestijnse gebieden en te tonen hoe de pijplijn van informatie uit deze plaats niet alleen roestig en lek is – een gebruikelijke stand van zaken in de media – maar opzettelijk verstopt wordt.

Er zijn banale verklaringen voor problemen met de nieuwsvoorziening verslaggevers hebben haast, bureau-redacteuren zijn overbelast en afgeleid. Dit zijn realiteiten waardoor kleine fouten en ongelukken verklaard kunnen worden zoals ondoordachte krantenkoppen. Dergelijke details lijken mij niet belangrijk of veel analyse waard. Sommigen zeggen dat overdrijvingen en omissies het onvermijdelijke resultaat zijn van een eerlijke poging om gebeurtenissen te verslaan in een uitdagende en soms gevaarlijke omgeving en dat is wat ik in eerste instantie zelf ook geloofde. Na een paar jaar het werk gedaan te hebben ben ik van gedachten veranderd. Dergelijke excuses kunnen niet verklaren waarom dezelfde overdrijvingen en omissies telkens opnieuw terugkeren , waarom ze vaak zo veel voorkomen bij alle nieuwsburo’s, en waarom het simpele “Israël-verhaal ‘van de internationale media zo raar en vreemd gevonden wordt door mensen die zich bewust zijn van de historische en de regionale context van de gebeurtenissen op deze plek. De verklaring ligt elders.

* * *

Om de meeste internationale journalistiek vanuit Israël te begrijpen, is het belangrijk eerst te begrijpen dat het nieuws ons veel minder over Israël vertelt dan over de mensen die het schrijven. Journalistieke beslissingen worden genomen door mensen die verkeren in een bepaald sociaal milieu , een milieu waarin, net als in de meeste sociale groepen, een zekere uniformiteit van houding, gedrag en zelfs kleding gevraagd wordt.(. . . ). Deze mensen kennen elkaar, ontmoeten elkaar regelmatig, wisselen informatie uit en houden elkaars werk scherp in de gaten. Dit helpt verklaren waarom een lezer die de artikelen beziet die geschreven zijn door het half dozijn grootste nieuws-aanbieders in de regio op een bepaalde dag, tot de bevinding komt dat ze ongeveer hetzelfde verhaal vertellen, hoewel de stukken zijn samengesteld en geredigeerd door totaal verschillende mensen en organisaties

Het beste inzicht in een van de sleutel-verschijnselen die hier in het spel zijn, komt niet van een lokale verslaggever, maar van de journalist en auteur Philip Gourevitch. In Rwanda en elders in Afrika, schreef Gourevitch in 2010, werd hij getroffen door de ethische grijze zone van banden tussen journalisten en NGO’s. “Al te vaak beschrijft de pers de ‘humanitairen’ met onvoorwaardelijke bewondering,” merkte hij op in The New Yorker. “Waarom niet geprobeerd om ze eerlijk te houden? Waarom zou onze verslaggeving over hen zo veel lijken op de manier waarop ze zichzelf presenteren in hun fondsenwerving ? Waarom zouden we ( . . .) tussen journalistieke klussen door voor humanitaire agentschappen werken, hen helpen met hun officiële rapporten en institutionele aanvragen, op een manier die we nooit zouden overwegen te doen voor bedrijven, politieke partijen, of overheidsinstanties? “

Deze verwarring is zeer aanwezig in Israël en de Palestijnse gebieden, waar buitenlandse activisten een opvallend kenmerk van het landschap zijn, en waar de internationale NGO’s en tal van afdelingen van de Verenigde Naties tot de krachtigste spelers , die zwaaien met miljarden dollars en duizenden buitenlandse en lokale medewerkers in dienst hebben. Hun SUV’s domineren delen van Oost-Jeruzalem en hun onkosten-declaraties houden Ramallah drijvend. Ze bieden verslaggevers een sociale leefomgeving, liefdes-partners en alternatieve werkgelegenheid. Dat laatste feit is tegenwoordig belangrijker voor verslaggevers dan het ooit is geweest, gezien de desintegratie van vele kranten en de zijden draad waaraan hun Internet-opvolgers hangen.

In mijn tijd in het pers-corps, leerde ik dat onze relatie met deze groepen niet journalistiek was. Dat betekende dat mijn collega’s en ik niet probeerde ze te analyseren of bekritiseren. Voor veel buitenlandse journalisten waren zij geen onderwerpen maar bronnen en vrienden, in zekere zin collega’s, een informele alliantie. Deze alliantie bestaat uit activisten en internationale stafleden van de VN en de NGO’s, het westerse diplomatieke corps, met name in Oost-Jeruzalem; en buitenlandse verslaggevers. (Er is ook een lokale component, bestaande uit een klein aantal Israëlische mensenrechten-activisten, grotendeels gefinancierd door de Europese regeringen en Palestijnse stafleden van de Palestijnse Autoriteit, NGO’s en VN.) De sociale vermenging gebeurt op plaatsen als de prachtige Oosterse binnenplaats van het American Colony hotel in Oost-Jeruzalem, of op feestjes gehouden op het dak-zwembad van het Britse consulaat. Het dominante kenmerk van bijna al deze mensen is dat van voorbijganger. Ze arriveren ergens vandaan, leven een poosje in een bijzondere subcultuur van expats, en gaan dan weer weg.

In mijn ervaring is in deze kringen een afkeer van Israël geworden tot iets tussen een acceptabel vooroordeel en een voorwaarde voor toetreding. Ik bedoel niet een kritische benadering van het Israëlische beleid of de lompe regering die momenteel de leiding heeft in dit land, maar een geloof dat tot op zekere hoogte de Joden in Israël een symbool van ‘s werelds kwalen, met name die verband houden met nationalisme, militarisme, kolonialisme en racisme: een idee dat snel een van de centrale elementen van de ‘progressieve’ Westerse tijdgeest aan het worden is en zich verspreidt van Europees links naar Amerikaanse universiteiten en intellectuelen, inclusief journalisten. In deze laatste sociale groep wordt dit gevoel vertaald in redactionele beslissingen van individuele journalisten en redacteuren die Israël behandelen en dit geeft dan op zijn beurt aan een dergelijke denken de middelen tot massale zelf-reproductie.

* * *

( . . .)

Veel vers aangekomen verslaggevers in Israël, op drift in een nieuw land, ondergaan een snelle socialisatie in de kringen die ik noemde. Die kringen voorzien hen niet alleen van bronnen en vriendschappen, maar ook met een kant en klaar kader voor hun verslaggeving, met gereedschap om uit complexe gebeurtenissen een simpel en tegelijk verwrongen verhaal te destilleren, waarin er een slechterik is die geen vrede wil en een goede kant die dat wel wil. Dit is het “Israël-verhaal en het heeft het voordeel een verhaal te zijn dat gemakkelijk te vertellen is. Iedereen hier beantwoordt zijn mobiele telefoon en iedereen weet wat-ie moet zeggen. Je kinderen kunnen naar een goede school en je kunt eten in goede restaurants. Het is prima als je homo bent. Je kansen om op YouTube onthoofd te worden zijn gering. Bijna alle informatie die je nodig hebt – en dat is in de meeste gevallen informatie die kritiek bevat op Israël – is niet aleen gemakkelijk te verkrijgen, maar is al gerapporteerd door Israëlische journalisten of samengesteld door NGO’s. Je kan beweren dat jij de machthebbers de waarheid vertelt en je hebt daarvoor de enige “machthebbers” in de regio gekozen die geen bedreiging vormen voor jouw veiligheid.

Veel buitenlandse journalisten zijn zichzelf gaan zien als deel van deze wereld van internationale organisaties en specifiek als de media-afdeling van deze wereld. Ze hebben besloten om niet alleen maar gewoon te beschrijven en uit te leggen, wat al moeilijk en belangrijk genoeg is, maar om ook te “helpen. En dat is waar verslaggevers in de problemen komen, omdat “helpen” altijd een duistere, subjectieve en politieke onderneming is, moeilijker naar mate je niet bekend bent met de relevante talen en de geschiedenis.

Verwarring over de rol van de pers verklaart een van de meeest vreemde aspecten van de verslaggeving hier, namelijk dat terwijl internationale organisaties behoren tot de meest krachtige actoren in het Israëlische verhaal, ze bijna nooit onderwerp van verslaggeving zijn. Zijn ze misschien veel te log, ineffectief of corrupt? Maken ze de dingen beter of erger? We weten het niet, want deze groepen worden geciteerd, maar zijn geen onderwerp. Journalisten gaan over van bijvoorbeeld de BBC naar organisaties als Oxfam en weer terug. De huidige woordvoerder van de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen in Gaza is bijvoorbeeld een voormalige BBC-man. Een Palestijnse vrouw die deel nam aan protesten tegen Israël en een paar jaar geleden woedend over Israël tweette, was tegelijkertijd woordvoerder voor een VN-kantoor, en was dik bevriend met een paar journalisten die ik ken. Enzovoorts.

Internationale organisaties in de Palestijnse gebieden hebben grotendeels de rol aangenomen van belangenbehartiger namens de Palestijnenen tegen Israël, en bij een groot deel van de pers heeft deze politieke rol de journalistieke functie verdrongen. Deze dynamiek verklaart de gedachtenwereld achter redactionele keuzes die anders moeilijk te begrijpen zijn, zoals het voorbeeld dat ik gaf in mijn eerste essay over het verzwijgen door hetJeruzalem-bureau van AP van een rapport over een Israëlische vredes-aanbod aan de Palestijnen in 2008, of de beslissing om een demonstratie bij de Al-Quds Universiteit te negeren, of de opvatting dat de ontwikkeling van omvangrijke bewapenings-werken in Gaza in de afgelopen jaren geen serieuze verslaggeving waard was, ondanks dat het objectief een van de belangrijkste verhaallijnen was die de aandacht vereiste van verslaggevers.

Zoals gebruikelijk was Orwell als eerste ter plekke. Hier is zijn beschrijving uit 1946 van de schrijvers van communistische en ” fellow-traveler “-journalistiek: “Het argument dat het vertellen van de waarheid ‘niet opportuun’ zou zijn, of zou ‘in de kaart zou spelen’ van deze of gene is niet te beantwoorden en weinig mensen maken zich er zorgen over de mogelijkheid dat de leugens die zij tolereren uit de kranten de geschiedenisboeken in gaan.”De verhalen die ik noemde zouden “niet opportuun” zijn voor de Palestijnen, en zouden ‘in de kaart spelen ‘van de Israëli’s . En dus zijn die verhalen, naar het oordeel van het pers-corps, over het algemeen geen nieuws.

In de nasleep van de drie weken durende Gaza-oorlog van 2008-2009, toen ik nog niet helemaal de manier begreep waarop de dingen werken, besteedde ik ongeveer een week aan het schrijven van een verhaal over NGO’s als Human Rights Watch, waarvan het werk inzake Israël net onderworpen was geweest aan een ongebruikelijke openbare geseling in The New York Times door HRW’s eigen oprichter, Robert Bernstein. (Het Midden-Oosten, schreef hij, “wordt bevolkt door autoritaire regimes met ontstellende staat van dienst op het gebied van de mensenrechten. Maar in de afgelopen jaren heeft Human Rights Watch veel meer veroordelingen van Israël voor schendingen van het internationaal recht geschreven dan van enig ander land in de regio.”) Al met al was mijn artikel zacht en het begon als volgt:

“JERUSALEM (AP) De stekelige relatie tussen Israël en Israëls critici in mensenrechtenorganisaties is geëscaleerd in een ongekende verbale oorlog: de fall out van Israëls Gaza-offensief is tien maanden na het einde van de gevechten nog steeds niet over.” Bureauredacteuren smoorden het verhaal

Rond deze tijd was een in Jeruzalem gevestigde groep, genaamd NGO Monitor, bezig de internationale organisaties te bevechten die Israël veroordeelden na het Gaza-conflict en hoewel de groep behoorlijk pro-Israël was en in geen geval een objectieve waarnemer, zou het in onze artikelen een partijdig contrapunt hebben kunnen zijn tegenover de aanklachten van NGO’s dat Israël “oorlogsmisdaden” had begaan. Maar de uitdrukkelijke orders van het AP-bureau aan verslaggevers waren om nooit de groep of zijn directeur, een in Amerika opgegroeide professor genaamd Gerald Steinberg, te citeren. In de tijd toen ik als AP-schrijver mij bewoog door het lokale conflict, met zijn vele gekken, kwezels en moordenaars, was deze hoogleraar de enige persoon die ik ooit onderworpen zag worden aan een interview verbod.

Toen de VN het controversiële Goldstone-rapport over de gevechten in Gaza vrij gaf, bazuinden wij van het bureau de bevindingen rond in tientallen artikelen, al was er zelfs op dat moment al discussie over het falen van het rapport om de centrale beschuldiging te bewijzen: dat Israël met opzet burgers had gedood . (De directeur van Israëls belangrijkste mensenrechtengoep, B’Tselem, die kritisch was over de Israëlische Gaza-operatie, vertelde me op dat moment dat deze claim “ver gereikt, gezien de feiten” (“a reach given the facts”) een evaluatie die uiteindelijk door de auteur van het rapport werd onderschreven . “Als ik toen had geweten wat ik nu weet, zou het Goldstone-rapport een ander document zijn geweest,” schreef Richard Goldstone in The Washington Post in april 2011.) We begrepen dat het onze taak niet was om kritisch te kijken naar het VN-rapport, of een ander dergelijk document, maar om het te publiceren.

Beslissingen als deze zijn moeilijk te bevatten als je denkt dat de taak van het buitenlandse pers-corps is een ingewikkeld verhaal uit te leggen aan mensen ver weg. Maar ze zijn begrijpelijk als je snapt dat journalisten die Israël en de Palestijnse gebieden verslaan, vaak hun rol niet zien op die manier. De voor radio en kranten werkende journalist Mark Lavie, die sinds 1972 vanuit de regio heeft bericht, was een collega van mij bij AP, waar hij redacteur op het Jeruzalem-bureau was en vervolgens in Caïro tot zijn pensionering vorig jaar. (Het was Lavie die voor het eerst hoorde van het Israëlische vredes-aanbod van eind 2008, en hij kreeg bevel van zijn superieuren om het verhaal te negeren.) Lavie is een in Indiana geboren Israëliër met gematigde politieke overtuigingen. Hij heeft lang meegedraaid in de journalistiek, inclusief verschillende oorlogen en de eerste Palestijnse intifada. En hij zag weinig redenen om te klagen over het functioneren van de media.

Maar de dingen veranderden fundamenteel in 2000, met de ineenstorting van de vredesinspanningen en het uitbreken van de Tweede Intifada. Israël accepteerde die herfst president Bill Clintons vredes-raamwerk en de Palestijnen wezen het af, zoals Clinton duidelijk heeft gemaakt. Lavie vertelde me onlangs dat de redactionele lijn van het bureau niettemin nog steeds luidde dat het conflict de schuld van Israël was en de Palestijnen en de Arabische wereld onberispelijk waren. Tegen het einde van zijn carrière was Lavie Israël-kopij aan het bewerken op AP’s regionale bureau in Cairo, in een poging om evenwicht en context te herstellen in verhalen waarvan hij vond dat ze weinig te maken hadden met de werkelijkheid. In zijn eigen woorden, was hij van iemand die zichzelf zag als een trots lid van het internationale pers-corps geworden tot een “Joden-jongen met zijn vinger in de dijk.” Hij schreef een boek, Broken Spring, over zijn uitzicht vanaf de eerste rij op het wegglijden van het Midden-Oosten in chaos. Hij ging ontgoocheld en boos met pensioen.

Ik heb de neiging gehad om de specifieke tekortkomingen die Lavie en ik bij het AP tegenkwamen te zien als symptomen van een algemene gedachten-patroon in de pers, maar Lavie neemt een krachtiger positie in en bekijkt de invloedrijke Amerikaanse nieuwsorganisatie als één van de belangrijkste auteurs van dit gedachtenpatroon. ( . . .)* Dit is niet alleen omdat vele duizenden media AP-materiaal direct gebruiken, maar ook omdat als journalisten ‘s morgens hun kantoren binnen komen, het eerste wat velen van hen doen is de AP-draad checken (of, dezer dagen, erdoorheen scrollen in hun Twitter-feed). ( . . .)

Lavie gelooft dat pas in de laatste jaren van zijn carrière de Israël-operatie van het AP is afgedreven van zijn traditionele rol van zorgvuldige uitleg in de richting van een soort van politiek activisme dat zowel bijgedroeg aan alsook gevoed werd door groeiende vijandigheid jegens Israël wereldwijd. Het AP is uiterst belangrijk, en toen het AP draaide, draaide een groot deel van de wereld mee”, zei Lavie. “Toen werd het moeilijker voor elke professionele journalist om hier te werken, Joods of niet. Ik verwerp het idee dat mijn ongenoegen had te maken met mijn Joods-zijn of Israëliër-zijn. Het had te maken met journalist-zijn. ”

                                                       * * *

Bij het beschrijving van de realiteit van de strijd in de Tweede Wereldoorlog, schreef de Amerikaanse criticus Paul Fussell, werd de pers gecensureerd en censureerde zichzelf zo erg dat “bijna zes jaar een groot deel van de werkelijkheid – misschien een kwart tot de helft – off limits werd verklaard en de ontsmette en ge-eufemiseerde rest werd gepresenteerd als het geheel.” In diezelfde oorlog waren Amerikaanse journalisten (voornamelijk van Henry Luce’s tijdschriften) bezig met wat Fussell de “Great China Hoax” noemde , namelijk van kromme rapportage om het corrupte regime van Chiang Kai-shek af te schilderen als een bewonderenswaardige Westerse bondgenoot tegen Japan. Chiang stond zes keer op de cover van Time, en de corruptie en het disfunctioneren van zijn regering werden zorgvuldig genegeerd. Een in China gestationeerde marinier was zo gedesillusioneerd door de kloof tussen wat hij zag en wat hij las, dat hij bij zijn ontslag uit militaire dienst zei: “Ik ben overgestapt naar Newsweek.”

Met andere woorden: journalistieke hallucinaties hebben een precedent. Ze hebben de neiging op te treden, zoals in het geval van de Great China Hoax, als verslaggevers niet de vrijheid krijgen om te schrijven wat ze zien, maar als eerder van ze verwacht wordt zich aan een ‘verhaal’ te houden met voorspelbare lijnen. Voor de internationale pers, zijn de lelijkere kenmerken van de Palestijnse politiek en samenleving meestal taboe, omdat ze het Israël verhaal zouden verstoren en dat is een verhaal van Joodse morele mislukking.

De meeste consumenten van het Israëlische verhaal begrijpen niet hoe het verhaal wordt vervaardigd. Maar Hamas wel. Sinds ze aan de macht kwamen in Gaza in 2007, is de Islamitische Verzetsbeweging gaan begrijpen dat veel journalisten hechten aan een verhaal waarin Israëli’s onderdrukkers en Palestijnen passieve slachtoffers met redelijke doelstellingen zijn en deze journalisten zijn niet geïnteresseerd in tegenstrijdige informatie.Toen ze dit door hadden, gingen bepaalde Hamas woordvoerders ertoe over om aan westerse journalisten – waaronder een aantal die ik persoonlijk ken – [zogenaamd] in vertrouwen te vertellen, dat Hamas in feite in het geheim pragmatisch is ingsteld en dat de oorlogszuchtige retoriek slechts versiering was. Journalisten geloofden de bekentenis graag en dachten soms ook niet dat de lokale bevolking slim genoeg was om hen te misleiden. En dus vatten ze het op als een scoop in plaats van als de spin die het in werkelijkheid was.

In mijn tijd bij het AP, hielpen we Hamas dit punt over het voetlicht te kijgen met een school van verslaggeving die de “Verrassende Tekenen van Matiging genoemd zou kunnen worden (een directe voorloper van de “Moslimbroederschap Is Eigenlijk Liberaal”- school die een tijdje in de mode was in Egypte). In een van mijn favoriete verhalen, “Toleranter Hamas” (11 december 2011), citeerden AP-verslaggevers een Hamas-woordvoerder die lezers informeerde dat het beleid van de beweging was dat “wij niet van plan zijn om iets voor iedereen dicteren”. Een andere Hamas-leider zei dat de beweging had ‘geleerd heeft toleranter te moeten zijn ten opzichte van anderen”. Rond dezelfde tijd werd mij medegedeeld door senior redacteuren van het bureau dat onze Palestijnse journalist in Gaza kon onmogelijk kritisch over Hamas kon rapporteren omdat dit hem in gevaar zou brengen.

Hamas wordt bij het manipuleren van de media geholpen door een oud reporters-geloof, een soort reflex, volgens dewelke verslaggevers het bestaan van verslaggevers niet moeten vermelden. In een conflict als het onze vereist dit aanzienlijke inspanningen: zoveel fotografen behandelen bijvoorbeeld protesten in Israël en de Palestijnse gebieden, dat een van de uitdagingen voor iedereen die foto’s neemt het uit het frame houden van collega’s is. Dat de andere fotografen net zo belangrijk zijn voor het verhaal als Palestijnse demonstranten en Israëlische soldaten lijkt men niet te overwegen.

In Gaza wordt dit van een merkwaardig detail van pers-psychologie tot een belangrijke tekortkoming. Strategie van Hamas is om een reactie van Israel uit te lokken door een aanval van achter de dekking van Palestijnse burgers om aldus Israëlische aanvallen uit te lokken die deze burgers doden. En dan wil Hamas dat de slachtoffers gefilmd worden door een van ’s werelds grootste pers-contingenten , met dien verstande dat de daaruit voortvloeiende buitenlandse verontwaardiging de militaire reactie van Israël afstompt. Dit is een meedogenloze én effectieve strategie. Het is gebaseerd op de medewerking van journalisten. Een van de redenen waarom het werkt is vanwege de reflex die ik vermeldde. Als jij als verslagever meldt dat Hamas een strategie heeft gebaseerd op coöptatie van de media, dan roept dit een aantal moeilijke vragen op, zoals: wat is precies de relatie tussen de media en Hamas? En heeft deze relatie de media gecorrumpeerd? Het is gemakkelijker om alleen maar de andere fotografen uit het frame te laten en de foto het verhaal te laten vertellen: hier zijn dode mensen, en Israël heeft hen gedood.

In eerdere rondes van gevechten in Gaza heeft Hamas geleerd dat de internationale verslaggeving vanaf dit gebied kan worden gekneed naar zijn behoeften. Die les heeft Hamas toegepast in de oorlog van deze zomer. Het merendeel van pers-werk in Gaza wordt gedaan door de lokale fixers, vertalers en journalisten, mensen die begrijpelijkerwijs Hamas niet dwars zouden durven zitten, waardoor het voor Hamas slechts zelden nodig is om een Westerling te bedreigen. Het leger van Hamas kon buiten beeld blijven. De pers kon worden vertrouwd om zijn rol te spelen in het Hamas-script, in plaats van dat de pers meldde dat er sprake was van een Hamas-pers-script. Er bestond volgens Hamas geen Hamas-strategie, of, zoals verslaggevers zouden zeggen, dat was “niet het verhaal”. Er was geen Hamas-handvest dat Joden beschuldigde van eeuwenlang verraad en dat opriep hen te vermoorden: dat was niet het verhaal. De raketten die op Israëlische steden waren vrij onschuldig: die waren het verhaal niet.

Hamas begreep dat journalisten niet alleen het door Hamas gerapporteerde aantal burgerdoden als een gegeven zouden accepteren – dat aantal werd doorgegeven via de VN of door middel van iets dat heette “Gaza Ministerie van Gezondheid” een kantoor gecontroleerd door Hamas – maar dat die journalisten dat aantal tot het centrale item zouden maken van hun verslaggeving. Hamas begreep dat reporters kunnen worden geïntimideerd wanneer dat nodig is en dat zij de intimidatie niet zouden melden: Westerse nieuwsorganisaties zien het niet als een morele noodzaak om hun lezers op de hoogte te stellen van de beperkingen die aan hun verslaggeving worden opgelegd in repressieve staten of andere gevaarlijke gebieden. In de nasleep van de oorlog kon men vertrouwen op de NGOVN-media-alliantie die de organisaties van de internationale gemeenschap op Israël zou loslaten . . . . . . . en de Jihadisten met rust zou laten.

Toen Hamasleiders vóór de gevechtsronde ronde van deze zomer hun hulpbronnen bekeken, wisten ze dat daaronder de internationale pers was. Het AP personeel in Gaza-stad kon getuige zijn van een raketlancering vlak naast hun kantoor die journalisten en andere burgers in de buurt in gevaar bracht en AP meldde het niet, zelfs niet in AP-artikelen die gingen over Israëlische claims dat Hamas raketten lanceerde uit woonwijken. (. . . ) Hamas-strijders stormden het bureau van AP-Gaza in en bedreigde het personeel en AP meldde het niet. (Dit is ook gebeurd.) Wachtende cameramensen buiten het-Shifa ziekenhuis in Gaza-stad filmden de aankomst van burgerslachtoffers. Vervolgens, op een signaal van een ambtenaar, schakelden ze hun camera’s uit toen er gewonde en dode strijders binnen kwamen, waardoor Hamas de illusie kon blijven wekken dat alleen burgers stierven. ( . . . de informatie is afkomstig van verschillende bronnen met kennis van deze incidenten uit de eerste hand.)

Colford, de AP-woordvoerder, bevestigde dat gewapende militanten het Gaza-kantoor van AP’ binnen kwamen in de eerste dagen van de oorlog om te klagen over een foto die de locatie van een raketlancering toonde. Maar hij zei wel dat Hamas beweerde dat de mannen “de groep niet vertegenwoordigden “. Het AP “rapporteert veel interacties met milities, legers, schurken of overheden niet”, schreef hij. Deze incidenten zijn onderdeel van de uitdaging om het nieuws naar buiten te krijgen en zijn niet zelf het nieuws.”

Deze zomer, terwijl niet ver van hier [= Israël] Yezidi’s, Christenen en Koerden terug weken voor de krachten van de radicale islam, lanceerde de lokale afdeling van deze ideologie haar meet recente oorlog tegen de laatste bloeiende minderheid in het Midden-Oosten [= Joden in Israël]. Het westerse pers-corps kwam massaal om het te verslaan. In dit conflict waren er raket-salvo’s over Israël en werd doelbewust gevochten vanachter Palestijnse burgers, van wie er daarom velen stierven. Afgestompt door jaren van ‘Israël verhaal” en gewend geraakt aan de routineuze verzwijgingen, verward over de rol die zij moesten spelen, en gecoöpteerd door Hamas, beschreven verslaggevers deze oorlog als een Israëlische aanval tegen onschuldige mensen. Hierdoor waren deze intelligente en in het algemeen goedbedoelende professionals niet langer betrouwbaar waarnemers en werden in plaats daarvan een versterker van de propaganda van één van de meest intolerante en agressieve krachten op aarde. En dat, zoals ze zeggen, is het verhaal.

Lees al mijn odes aan Nieuwsuur en NON-journaal!

___________________

( . . .)* In een verklaring deed AP woordvoerder Paul Colford mijn kritiek af als “vervormingen, halve waarheden en onnauwkeurigheden,” en ontkende dat AP-verslaggeving bevooroordeeld is tegen Israël.