In de verbale tsunami van Shavits “Mijn Beloofde Land” zit, om het eens origineel metaforisch uit te drukken, heel veel onderhuidse hersenspoeling. De expliciete agenda van het boek wordt versterkt door een impliciete laag die onder zijn eindeloze gebabbel zit. Shavit probeert die “laag” buiten de bewuste opmerkzaamheid van de lezer te houden. De boodschap is impliciet, subliminaal. In dit hoofdstuk 15 getiteld ‘Occupy’ Rothschild – 2011 probeert Shavit zich “ongemerkt” in een traditie te zetten van degelijk en fatsoenlijk sociaal democratisch Ben-Goerion-zionisme. Tegelijk probeert hij “rechts” Israël, Likoed vooral, stiekem de schuld te geven van alles wat er sinds de verkiezingen van 1977 is mis gegaan in Israël én “links” schoon te praten.

Ter adstructie citeer ik twee passages uit mijn bespreking van hoofdstuk 14.

Over de poging van Shavit de Ben Goerion-traditie binnen te sluipen, zei ik het volgende:

“Ons valt op dat het Israël van de beginjaren – het zionisme van de beginjaren dus – in Shavits ogen ineens verstandig en vastberaden is geworden. Dus het zou fijn geweest zijn als Shavit ons uitgelegd zou hebben, hoe dat zo gekomen is, want in de voorafgaande 365 pagina’s heeft hij het zionisme beschreven als een moreel dubieuze en vaak domme onderneming waarin de deelnemende Joden nogal eens blind waren voor het feit dat zij als zionisten het leven van die onschuldige Arabieren die al zo lang een fijn thuis hadden geschapen in Palestina zo wreed uit hun Arcadische rust kwamen halen. En hadden de zionisten niet op gezette tijden last van geheel ongeprovoceerde bloeddorst? En gingen ze dan niet random lopen moorden, zoals in Lydda in 1948 en ueberhaupt bij het verdrijven van onschuldig boeren en dorpelingen van hun geboortegrond?”

Over Shavits demonisering van Likoed zei ik het volgende:

“Kijk nou eens wat Shavit hier beweert: 1977 was het rampjaar waarin Likoed de macht overnam en dus de staat Israël moreel en functioneel geheel ineen stortte. Shavit zegt wel dat de Jom Kippoer-oorlog van 1973 “het meest bepalend” was geweest, maar toch beweert hij dat het einde van het bewind van de Arbeiderspartij die van 1948 tot 1977 de toon had aangegeven en de vervanging door Likoed de eigenlijk ramp was. Dus de periode van 1977 tot nu, 2014, zijn er volgens Shavit allemaal incompetente gekken aan het roer geweest, zoals Yitzhak Rabin, Menachem Begin, Yitzhak Shamir, Simon Peres, Ehud Barak, Ariel Sharon, Ehud Olmert en Benjamin Netanyahu. ( . . .) Likoed en “rechts” in het algemeen wordt gedefinieerd als niet loyaal, incompetent, onverantwoordelijk en irrationeel. Ben Gurions zionisme, waarop Shavit in de rest van zijn boek veel kritiek heeft, wordt door Shavit nu ineens heilig verklaard.”

Zonder Likoed te noemen probeert het hoofdstuk 15 nu die lijn van Likoed-beschuldiging en van toe-eigening-van-Ben-Goerion-zionisme-door-links voort te zetten en in diezelfde beweging “links” en “de vredesbeweging” schoon te praten.

De formele opzet van dit hoofdstuk 15 ‘Occupy’ Rothschild – 2011 is, zoals veel van Shavits hoofdstukken, de weergave van een aantal interviews, doorspekt en gevolgd door de wijsheden van Shavit zelf.

Hij interviewt Michael Strauss ­- achter in de zeventig, rijk geworden via zuivel, koffie en chocolade – op zijn privé-jacht in een Kroatische haven. Shavit begint zijn verhaal met:

“Het verhaal van de familie Strauss stemt hoopvol. Het is niet alleen een verhaal over een succesvolle familie – en over de manier waarop ze fortuin heeft gemaakt – maar ook een verhaal over Israëls hardwerkende kapitalisten. Het is een verhaal over één familie, maar tevens over wat er in Israël succes heeft gehad – en waarom het succes had.”

En het verhaal dat Shavit vertelt over het enorme zakelijke succes van deze man is best wel fair . . . . nou ja . . . . .

“Rond het middaguur dalen Michael en ik het trapje aan de achterplecht af: een rubberboot brengt ons via de baai naar een eilandje voor de kust. Het is nog vroeg in het seizoen en er is bijna niemand: alleen twee Russische oligarchen genieten er van de zon, in gezelschap van drie bijzonder fraaie platinablonde vrouwen. Michael flirt wat met de bardame, die van piercings en tattoos is voorzien en ons een lunch-chardonnay inschenkt. Onder het rieten dak van de gerieflijke bar wijst ze Strauss niet af, maar speelt ze het spel mee. Eén ding is glashelder in dit Adriatische vakantieoord: rijkdom is rijkdom, jeugd is jeugd en die twee komen hier samen.”

Niet erg Ben Goerion, die Strauss. Beetje “rechts” en decadent-kapitalistisch.

“Ook het verhaal van de Richters stemt hoopvol. Kobi Richter werd in 1945 geboren, op kerstavond. Zijn vader Kalman was een volgeling van de revisionistische zionistenleider Vladimir Jabotinsky. Hij werd geboren in het Poolse Lwów, emigreerde in 1935 naar Palestina, werd lid van de Arbeiderspartij, werkte in een kaliumfabriek in Sodom en sloot zich aan bij de kibboets Ramat Yohanan in Noord-Israël. Zijn moeder Mira was de dochter van een ultraorthodoxe familie in Lwów, die er niet in was geslaagd tijdig naar Palestina te emigreren en tijdens de Holocaust omkwam.”

Die Kobi Richter wordt later heldenpiloot en ondernemende vernieuwer in medische apparatuur. En toch wordt Shavits verhaal vervolgens licht decadent en parasitair.

“In 2000 kwam het tot een hard juridisch gevecht tussen de Richters en Boston Scientific; de productie en de distributie stagneerden. Maar na zeven jaren van gerechtelijke procedures wonnen de Richters de zaak. Dankzij de 700 miljoen dollar die hun werden toegekend, werden de dochter van een ‘Mengele-tweeling’ opgegroeid in de wijk Bitzaron en de zoon van ‘zionistische soldaten’ opgegroeid in de kibboets Ramat Yohanan, een van Israëls meest vermogende echtparen. Ik ken Kobi al jaren. Hij is een vriend van me. Zoals te doen gebruikelijk tref ik hem in zijn strandvilla in de welgestelde voorstad Arsuf, ten noorden van Tel Aviv. Hij staat in zijn woonkamer en drukt op een (voor mij niet waar te nemen) knop die een hydraulische etenslift met exquise wijnen in werking stelt. Hij ontkurkt een bourgogne uit 1964, schenkt die over in een karaf, wacht even en schenkt dan de glazen in. Hij vraagt me hoe ik deze wijn vind, en zegt dan wat ik ervan moet vinden. Hij houdt een heel referaat over bourgogne, over de specifieke wijngaarden en het wijnhuis waarvan deze wijn afkomstig is en over het feit dat de wijntraditie in Bourgogne beïnvloed is door het Franse erfrecht. Dan, na de wijn te hebben geproefd, velt hij zijn oordeel: magnifiek. Hij heft zijn glas in een toost op mooie wijnen, mooie boeken en op werk dat mooi wordt uitgevoerd.”

Shavit vat zijn visie op de twee interviews samen:

“De geschiedenissen van de families Strauss en Richter laten twee facetten zien van Israëls economische succesverhaal. Waar Strauss staat voor vernieuwing van de degelijke, traditionele Israëlische industrie, symboliseert Richter de innovatie die zich voltrok in Israëls nieuwe, adembenemende hightechindustrie. In de jaren negentig en in het eerste decennium van de 21e eeuw bloeide de Israëlische economie, en dat terwijl de Israëlische politici het lieten afweten, de hoop op vrede de bodem werd ingeslagen en zich een islamitische nucleaire dreiging aandiende. In de 21e eeuw hebben ondernemingen als die van Strauss en Richter, en ook nog zo’n duizend andere bedrijven, Israël gemaakt tot een van de flexibelste economieën in het Westen.”

Wat ik vet maak, is waar het Shavit echt om gaat: de demonisering van rechts, dat dan wel kapitalistisch succes heeft gehad, maar decadent is geworden. Dat “rechts” – Likoed natuurlijk! – dat verantwoordelijk is voor “de bezetting” met het verschrikkelijk gevolg dat een naar vrede verlangende Arabisch-islamitische wereld vijandig werd gemaakt . . . . . Oh nee! Nee, Shavit heeft toegegeven dat er nog andere factoren dan “de bezetting” een rol speelden. Maar dat waren dan toch weer binnenlands-Israëlische factoren, omdat niemand aan het collectief dacht en al die Israëlische sectes hun eigenbelang najoegen. Maar Shavit was, zoals ik in mijn analyse van hoofdstuk 14 aantoonde, nóg steeds niet toe aan de erkenning dat de islam een autonoom kwaad is dat geen enkele aanleiding nodig heeft voor zijn Jodenhaat en Israëlhaat.

Ik ben geen specialist in de Israëlische economie, in ueberhaupt geen enkele economie, maar ik weet wel dat er stemmen zijn in Israël die menen dat het in Israël economisch prima gaat en de vooruitzichten nog beter zijn. Maar na zijn interview met de twee Israëlische decadente succesondernemers Strauss en Richter gaat Shavit twee deskundigen interviewen die een diepzwart scenario schetsen van Israëls sociaal-economische toekomst. Het zijn Stanley Fischer en Dan Ben David. De professionele kwalificaties van beide heren zijn uiteraard duizelingwekkend,

Bij elkaar genomen komen de beide betogen van deze economen op het volgende neer. Het onderwijssysteem is slechter geworden. Van de ultra-orthodoxe mannen is slechts 45 procent maatschappelijk productief. De meeste Arabische vrouwen werken helemaal niet. De bijstandsuitkeringen vervijfvoudigden tussen 1972 en 2002. Die uitkeringen gaan naar “de steeds groter wordende ultraorthodoxe en Arabische minderheden”. De middenklasse wordt uitgeknepen en mentaal gebroken. Israël is ziek en als het zo doorgaat, zal ook het hightech-wonder Israël niet kunnen redden. De bevolkingsopbouw verandert. Er is in de laatste dertig jaar sprake van een demografische revolutie. In die dertig jaar steeg het aandeel scholieren op ultra-orthodoxe scholen van 4 naar 20 procent, het aandeel kinderen op Arabische scholen van 20 naar 28 procent. Dus staat 48 procent van alle schoolgaande kinderen nu ingeschreven bij ultraorthodoxe of Arabische scholen. Dan is er nog 14 procent modern-orthodox. Dat betekent dat nog slechts 38 procent seculier is. Tegen 2030 zullen de seculieren in de minderheid zijn. Israël zal dus cultureel en economisch diepgaand veranderen.

Dat is een bekend verhaal dat zó, een op een, op elk West-Europees land toegepast kan worden. Alleen de factor ultra-orthodox Jodendom speelt hier niet. Het punt is alleen: wie is hiervoor verantwoordelijk? Ik heb steeds gemeend dat die schuld bij “links” lag. Politiek links was toch de partij die vóór de islam, de Arabieren, de “Palestijnen”, de “minderheden” en “diversiteit” was? Links was toch de partij die mordicus tegen onderscheid was en vooral zich met hand en tand verzette tegen het idee dat de ene cultuur beter is dan de andere? En Shavit was en is toch hartstikke links? Waarom schuift hij dan de schuld op de “rechtse” regeringen, op Likoed, en bespreekt hij zijn eigen rol niet? Alleen al het feit dat in West-Europa dezelfde problematiek speelt als in Israël, terwijl in die dertig jaar in Israël “rechts” en in West-Europa “links” aan de macht is geweest, falsifieert de stelling dat Likoed geblameerd kan worden voor de situatie waarin Israël verkeert.

Het is natuurlijk mogelijk dat Shavit hem niks in de mond heeft gelegd en Shavit de woorden van econoom Dan Ben David correct weergeeft:

“De seculiere Israëliërs zijn degenen die werken, produceren en belasting betalen. Wanneer die het getalsmatig gaan afleggen, zal Israël een achterlijk land worden dat niet opgewassen zal zijn tegen de problemen van het derde millennium. ( . . .) Als Israël nu een effectief opererende, zionistische regering had, zou het die rampzalige trend proberen om te buigen. Te laat is het nog niet, maar misschien is dat binnenkort wel het geval. Intussen doen de achtereenvolgende, niet goed functionerende Israëlische regeringen nu juist het tegenovergestelde: ze belonen de niet-werkende minderheden, ze ondersteunen hen financieel en eisen niet van hen dat zij modern, democratisch onderwijs gaan volgen. Bijgevolg draagt bijna de helft van de bevolking niet bij aan de nationale inspanningen en neemt ze geen verantwoording op zich voor de toekomst van dit land. De last die de dappere strijders van de productieve sector van de samenleving moeten torsen is ondraaglijk. Steeds minder Israëliërs moeten langer en harder werken om de niet-actieve Israëliërs te onderhouden. Steeds minder Israëliërs moeten harder lopen om de Israëliërs mee te nemen die helemaal geen stap verzetten. Een gebrekkig politiek stelsel behartigt de bijzondere belangen van de ultraorthodoxen, de kolonisten en de superrijken. Maar de staat heeft de productieve middenklasse in de kou laten staan. Daarom raakt die uitgeputte middenklasse verbitterd. Ze voelt dat het land haar heeft verraden. Ze ziet hoe haar geliefde Israël uiteenvalt.”

Zoals men ziet, past het verhaal van Dan Ben David precies in het straatje van Shavit: “rechts” en Likoed blameren voor wat links zelf heeft aangericht en onterecht en stiekem de degelijke geestelijke erfenis van Ben Goerion claimen voor links. Op zijn laatst krijgen de kolonisten, zo’n beetje de productiefste groep in Israël, degenen die het dichtst bij Ben Goerions onverzettelijke kant staan, óók nog even het verwijt van parasitisme.

Vervolgens werkt Shavit zijn valse claim op Ben Goerions erfenis uit via een leider van de Occupy Rotschild-beweging: Itzik Shmuli.

“Het verhaal van de Shmuli’s stemt dan weer hoopvol. Itzik Shmuli werd in februari 1980 in Tel Aviv geboren. Zijn vader was een in Jaffa geboren restauranteigenaar en zijn moeder een in Koerdistan geboren kindermeisje. De vijf Shmuli’s woonden in Ramat Gan, in een flat met anderhalve (slaap)kamer. Hoewel het leven niet eenvoudig was, was het er gezellig.”

We komen te weten dat Shmuli een linkse lieverd is met ook nog een organisatorisch talent die binnen de kortste keren zich ontwikkelt tot de leider van het tentenkamp:

“Op 14 juli 2011 zit Shmuli in New York. Vrienden bellen hem op met de mededeling dat zich op Tel Avivs Rothschild-boulevard iets ongewoons afspeelt. Daphne Leef, een 24-jarige filmmaakster, heeft midden op die prestigieuze doorgangsweg een tent opgezet als uiting van protest tegen de sterk gestegen huurkosten. In nog geen dag hebben zich honderden mensen bij haar aangesloten. Na twee dagen staan er duizenden om haar heen. Shmuli vliegt terug naar Tel Aviv om zich achter het Rothschild-protest te scharen. Een paar dagen daarna is hij het gezicht van de protestbeweging. Want in tegenstelling tot veel mensen in Leefs omgeving heeft hij aan ervaring en organisatietalent geen gebrek. Anders dan veel mensen rond Leef, die sterk beïnvloed zijn door de marxistische en anarchistische ideologie, is Shmuli een nuchtere sociaaldemocratische zionist. Om niet de steun van het grote publiek te verspelen, mag de opstand volgens hem niet sektarisch en te radicaal worden. Hij wil juist dat de beweging voor zo veel mogelijk Israëliërs staat. Daarom zet ook hij een tentje op de boulevard op. Twee weken later is Shmuli de leider van een nieuwe Israëlische generatie die een andere sociale structuur verlangt.”

De nieuwe Ben Goerion is geboren en hij heet Itzik Shmuli. In zijn peroratie bij dit hoofdstuk claimt Shavit dan definitief zowel Ben Goerion als Itzik Shmuli voor zijn eigen “links” alsook krijgt “het kapitalisme” nog een gedeelte van de schuld van “rechts” toegeschoven:

“De twintig machtige commerciële concerns die het reilen en zeilen van de Israëlische economie bepalen, hebben ook de media en het openbaar debat in hun greep. Toch begon er de laatste jaren, nog onder het oppervlak van Israëls politieke leven, iets van een kritisch besef op te borrelen.”

“Maar na Ben-Gurions dood in 1973 begon zijn zo moeizaam opgebouwde staat uiteen te vallen. ( . . .) ‘De politiek’ hield zich niet meer bezig met Israëls echte problemen en handelde ook niet meer rationeel. Israël had een gevechtsvaartuig moeten zijn dat recht op zijn doel afging, maar bleek een plezierboot zonder kapitein, dat zonder kompas en zonder richtinggevoel op zee ronddobberde.”

Laat ik nou de laatste 30 jaar de indruk hebben gehad dat niet “machtige commerciële concerns” maar linkse idioten de economie naar de godverdomme hebben geholpen door hun ongebreidelde tolerantie voor exotisch parasitisme en dat diezelfde linkse mafkezen ook de media en het openbaar debat in hun greep hebben gehad. En dat mutatis mutandis in zowel West-Europa als in Israël het geval is geweest.

Als er nou één ideologische richting verantwoordelijk is geweest voor de stuurloosheid waarover Shavit klaagt, dan toch wel links. Terwijl Likoed en politiek rechts het schip recht probeerden te houden, gingen de linkse narren allemaal naar één kant hangen.

De meest ongelooflijke chotspe toont Shavit wel met het zinnetje “Toch begon er de laatste jaren, nog onder het oppervlak van Israëls politieke leven, iets van een kritisch besef op te borrelen.” Je zou toch gehoopt hebben dat er bij Shavit iets van een zelfkritisch links besef zou zijn gegroeid. Maar nee: rechts en het “decadente kapitalisme” krijgen de schuld van de weerloosheid tegen zowel de islam als het exotische parasitisme, terwijl hij zelf nu ineens het “stevige” sociaal-democratische zionisme van Ben Goerion omarmt dat hij in de eerste 375 pagina’s van zijn boek heeft lopen belasteren. Onder andere met “massamoord in Lydda”.
_________________

Wie de term Stockholmdualisme wil begrijpen die ik van toepassing breng op “Mijn Beloofde Land” van Ari Shavit – waarvan hier het vijftiende hoofdstuk wordt besproken – moet naar de eerste alinea’s van deel een. Deel twee is hier, deel drie is hier, deel vier is hier, deel vijf is hier, deel zes is hier, deel zeven is hier, deel acht is hier, deel negen is hier, deel tien is hier, deel elf is hier, deel twaalf is hier, deel dertien is hier en deel veertien is hier te vinden.

________________

Dit stuk is doorgeplaatst op E. J. Bron