LYDDA SIGARET

“An Israeli soldier accepts a cigarette from an Arab resident in Lydda after the fall of the city”

******************************************************************
De poging tot anayse van Shavits vijfde hoofdstuk die u nu leest, zijn gevolgd door nog twee verbeter-pogingen: Ari Shavit, Martin Kramer, Efraim Karsh, Benny Morris en . . . . . Lydda, Lydda, Lydda !!! 8 november 2014 en The Stockholm-dualism in Ari Shavit’s “My Promised Land” (5) van 7 oktober 2015. Ik ben nu, half maart 2021, bezig aan de definitieve versie.
******************************************************************

Wie de term Stockholmdualisme wil begrijpen die ik van toepassing breng op “Mijn Beloofde Land” van Ari Shavit – waarvan hier het vijfde hoofdstuk wordt besproken – moet naar de eerste alinea’s van deel een. Deel twee is hier, deel drie is hier en deel vier is hier te vinden.

We beginnen met de kernpassage van hoofdstuk vijf: “LYDDA – 1948”.

“Lydda is onze zwarte doos, met daarin het duistere geheim van het zionisme. De waarheid is dat het zionisme niet kon leven met Lydda. Van meet af aan stonden het zionisme en Lydda op gespannen voet met elkaar. Als het zionisme bestaansrecht had, dan Lydda niet. Als Lydda bestaanrecht had, dan het zionisme niet.”

Ik heb bij die passage met hoofdletters in de kantlijn gezet: “PATHETISCHE HUFTER”. Want wát een onzin om deze inderdaad zéér tragische gebeurtenissen in en rond Lydda tot de Grote Doodzonde van Hét Zionisme te verklaren. Het is een typisch voorbeeld van het zelfmanifesterende, narcistische morele gebral waarop “links” ook in Israël het patent heeft. Nooit geestelijk volwassen genoeg geworden om te weten dat er een dunne rode lijn loopt tussen lafheid en heldendom, maar, in tijden van oorlog, ook tussen mededogen en moordlust.

Als Lydda een Zwarte Doos is, dan zou dat toch echt de Zwarte Doos moeten zijn van de Hele Mensheid. Namelijk van de Hele Mensheid In Oorlogsomstandigheden. Maar die Hele Mensheid In Oorlogsomstandigheden mocht willen dat ze zo’n fantastische Zwarte Doos zouden hebben als de Joden die Israël hebben gesticht. Zo’n mooie Flight Record, zo’n prachtige Zwarte Doos heeft de Hele Mensheid In Oorlogsomstandigheden namelijk niet-niet-niet-niet-niet-niet-niet. De Zwarte Doos van de Hele Mensheid In Oorlogsomstandigheden is véél en véél zwarter, veel gewetenlozer en veel wreder. Auschwitz? Ja, Auschwitz. Bijvoorbeeld. Of de wedstrijd Iran – Irak van 1980 tot 1988. Enfin, de geschiedenis staat er stijf van.

Shavit bewijst weer eens dat het Joods-Christelijk-Verlichte schuldbesef suïcidale vormen heeft aangenomen omdat het door “links” geperverteerd is. Een linkse Jood is er weer in geslaagd via luxe-literair gewetensonderzoek een gewetenloze vijand in de kaart te spelen: de islam.

De metafoor die Shavit gebruikt om het “innerlijk leven” van het zionisme aan te duiden, de “black box van het Zionisme”, is trouwens niet ontleend aan de black box uit de luchtvaart, wat 98% van de lezers zou denken. Shavit legt het niet uit. Die wil alleen door de fijnste fijnproevers worden begrepen. Ook ik, boerenlul, moest erop gewezen worden door een vriend. Want Shavit bedoelt de black box van de behavioristische psychologie, met name die van Skinner (1904-1990): een experimentele psychologie die afstand deed van de 19e-eeuwse zielknijperij die zich bezig hield met het via rustige gesprekken “ontrafelen” van het innerlijke psychische leven van een persoon. Maar het behaviorisme zegt dat de menselijke mogelijkheden op de stoel of de divan van de psychiater niet tot ontplooiing kunnen komen en dus zichtbaar gemáákt moeten worden. De wetenschapper moet de “zwarte doos” van het geestelijk leven aan impulsen blootstellen en kijken wat voor reacties er dan uit komen. De impuls van een oorlog bijvoorbeeld. Daaruit kan je dan afleiden hoe het innerlijk van de doos werkt. Uit de “zwarte doos” van het Zionisme komt dus volgens Shavit onder bepaalde impulsen “etnische verdrijving” en ook wel “massamoord”. Zo heeft Shavit dan op “wetenschappelijke” wijze aangetoond dat het met het geestelijk leven van het zionisme niet altijd koosjer gesteld is. Wat Shavit dus zegt is dat toen de Joden aan de impulsen van een echte mensenoorlog werden blootgesteld, ze als mensen reageerden. Nou, dan wil Shavit niks meer met het Zionisme te maken hebben! Hij is namelijk een Joodse linkse Uebermensch, die ver uitsteekt boven het morele niveau van gewone stervelingen. Een soort Joodse Femke Halsema in het mannelijk.

We gaan overtypen: de beschuldigingen die Shavit in dit hoofdstuk vijf richt aan de Joden in oorlogsomstandigheden in 1948. Die beschuldigingen zijn leugens. En ik ben bang dat Shavit dat wéét. In elk geval zal ik ze ter plekke weerleggen.

“Lydda was op niets bedacht. Lydda had geen idee wat er stond te gebeuren. Al 44 jaar had het gezien hoe de zionisten de vallei binnentrokken: eerst de Atid-fabriek, dan de Kiryat Sefer-school, dan het olijfbomenbos, de handwerkerskolonie, het nietige arbeidersdorp, de proefboerderij en dat vreemde jeugddorp dat werd geleid door die excentrieke Duitse arts die zo vriendelijk was voor het volk van Lydda en medische bijstand verleende aan degenen die dat nodig hadden. De stad Lydda telde twee moskeeën en een grote kathedraal die de Sint-Georgius genoemd wordt genoemd, maar hoewel Lydda op grond van de christelijke traditie de stad van Sint Georgius was, zag het volk van Lydda niet aankomen dat het zionisme zou veranderen in een moderne draak. Ze zagen niet in dat terwijl dr. Lehmann vrede predikte, anderen oorlog predikten. Toen dr. Lehmann zijn leerlingen naar de naburige Palestijnse dorpen meenam, nam Shmaryahu Gutman ze mee naar Massada. Toen het jeugddorp menselijkheid en broederschap uitdroeg, werden in het pijnbomenbos daarachter de militaire cursussen gehouden waar de jeugd van Ben Shemen leerde hoe je granaten werpt, machinegeweren in elkaar zet en anti-tank-PIAT-grantaatwerpers afvuurt. De inwoners van Lydda zagen niet dat het zionisme, dat de vallei was ingetrokken om een natie van wezen weer hoop te geven, een grimmig-vastberaden beweging was geworden die voornemens was het land met geweld in te nemen. [mijn vet]

In die 44 jaar dat Lydda zag hoe het zionisme dichterbij kwam, is het de stad voor de wind gegaan. Tussen 1903 en 1947 is de bevolking meer dan verdubbeld, van acht- tot negentienduizend. Die ‘sprong voorwaarts, had niet alleen een kwantitatief maar ook een kwalitatief karakter. Overal was modernisering zichtbaar. ( . . .) solide huizen van steen ( . . .) winkelcentrum en een nieuwe moskee ( . . .) nieuwe moderne wijk ( . . .) knooppunt in het spoorwegen net van Palestina ( . . .) tuinwijk op z’n Engels ( . . .) sommige straten electrische verlichting ( . . .) openbare scholen ( . . .) Twee klinieken, vijf artsen en twee apotheken ( . . .) sterftecijfer was gedaald ( . . .) fertiliteitscijfer drastisch omhoog ( . . .).”

Het Stockholmdualisme spat er weer vanaf. Vooruitgang én oorlogszucht behoren tot het wezen van het zionisme? Die draak is misschien niet iedereen meteen duidelijk, maar Sint Gregorius, die het Nederlands taalgebied Sint Joris wordt genoemd, versloeg een draak met zijn lans en is de patroonheilige der ridders.

Lydda gold niet als extreem gevaarlijk gebied, maar om te beweren dat de stad op “niets” bedacht was en “geen idee” had, is regelrecht zot, idioot, dwaas en knettergek. Natúúrlijk had de pan-Arabische en islamitische agitatie vanaf 1920 ook in Lydda zijn werk gedaan. Van de Joden was nagenoeg niemand uit op oorlog, maar van de Arabische islamieten in elk geval een oneindig veel groter deel. Die verhouding is, als we de aard van de islam en zijn geschiedenis erbij nemen misschien wel 0,1 staat tot 50%. Ja, ik zeg maar wat, maar toch niet helemaal zómaar wat. Wel waren de Joden steeds meer voorbereid op de oorlog die ze niet wilden en daar hadden ze, door de terreur die steeds door de Arabieren werd begonnen en volgehouden, alle reden toe. Tussen 1920 en 1947, is het aantal Joden dat “voornemens was het land met geweld in te nemen” misschien wel gegroeid, maar die suggestie dat “het zionisme” al vanaf den beginne de excessen die in Lydda plaats vonden inderdaad gepland had voor het hele land is stuitend en dom. En dan blijft het ook nog eens zo dat het bij de Joden inderdaad om excessen ging, ontsporingen, terwijl dit soort wreedheid dagelijkse praktijk bij de Arabieren was en voorgeschreven door de islam. In de moderne stad Lydda zal tot 1945 toch ook de stem van de Moefti van Jeruzalem vanuit Berlijn op Radio Zeesen zijn doorgekomen. Want die stem klonk uit alle radio’s in alle koffiehuizen van het Midden-Oosten:

“Vermoord de Joden, waar je ze ook maar vindt! Dit is welgevallig aan Allah, de geschiedenis en de religie!”

Efraim Karsh citeert in zijn “Palestine Betrayed” uit “Promise and Fulfillment: Palestine 1917-1949” (1983) van Arthur Koestler:

Deir Yasin heeft zijn beruchtheid omdat het een uitzondering was; en in elk geval begingen de Joden geen individuele daden van sadisme (. . .) Maar op andere plekken werden de lijken van Joden die in Arabische handen waren gevallen gecastreerd gevonden en met hun ogen uitgestoken. ( . . .) Voor ik Tel-Aviv verliet heb ik de hand gelegd op een collectie foto’s die ik aan Alexis Ladas van de Commissie van de Verenigde Naties heb doorgegeven. Ze tonen grinnikende mannen in Arabische uniformen poserend voor de fotografen met hun bajonetten verzonken in een stapel naakte en verminkte lijken, en dergelijke ( . . . ) ik vermeld dit onderwerp met tegenzin ( . . .) dit soort zaken is niet begonnen met de oorlog; vanaf de dag van de eerste Joodse nederzettingen, was een Jood als hij de langs de kant van de weg vermoord werd gevonden bijna altijd verminkt. [mijn vet]

En het is dus niet dat Shavit het niet wéét. Hij weet het verdomde goed. Op het lange citaat dat ik hier boven gaf, over Lydda, volgt slechts twee pagina’s verder dit:

“In 1947 echter breekt voor het Palestina-vraagstuk het moment van de waarheid aan. In februari is de regering van Zijne Majesteit de koning [van Engeland] het conflict tussen de Arabieren en de Joden nu beu en besluit ze het Heilige Land te verlaten; de Verenigde Naties moeten maar beslissen over het lot ervan. In juni arriveert een elf leden tellende VN-onderzoekscommissie in Palestina; op de rondrit door het land bezoekt men ook Ben Shemen en de Lydda-valei. In augustus komt de commissie tot de conclusie dat Joden en Arabieren in Palestina niet zullen kunnen samenleven en stelt men dan ook voor het land op te delen in twee natiestaten. ( . . .) Aangezien de Arabische Liga en de Arabieren van Palestina resolutie 181 afwijzen, laait het geweld in het hele land op. Duidelijk is dat het Arabische nationalisme op het punt staat de zionisten uit te roeien en de Joodse gemeenschap in Palestina met bruut geweld te vernietigen. Duidelijk is ook dat de Joden zichzelf zullen moeten verdedigen, aangezien niemand hen te hulp schiet. Tussen december en mei 1948 woedt er een wrede burgeroorlog tussen Arabieren en Joden. Na het vertrek van de Britten wordt op 14 mei 1948 de staat Israël gesticht. Een dag later vallen de legers van Egypte, Jordanië, Irak, Syrië en Libanon binnen en breekt een grootschalige oorlog uit.”  [mijn vet]

Wat moeten we hier aan toevoegen? Nog maar eens herhalen dat op grond van wat Shavit zelf en de geschiedenishandboeken melden het toch echt niet zo kan zijn dat Lydda op “niets” bedacht was en “geen idee” had? En dan mag het zo zijn dat de Arabieren de Lydda-vallei als een van “beperkte oorlogvoering” beschouwen, Shavit zelf maakt melding van het volgende:

“In december wordt een uit zeven auto’s bestaand konvooi met bestemming Ben Shemen op brute wijze overvallen. Dertien Joodse inzittenden worden wreed vermoord.”

De kritiek die er gekomen is op dit hoofdstuk, dat een voorpublicatie kende in de New Yorker, spitst zich toe op Shavits beschrijving van de strijd in en rond Lydda van 11 juli tot 13 juli 1948. De beschuldiging luidt: Shavit laat beslissende feiten weg teneinde “Lydda” moreel erger verwijtbaar te maken dan het was om vervolgens het geweten van het Zionisme en van Israël te kunnen spelen. Wat dan weer de propagandamachine van de Palmaffia’s zal voeden.

Het verslag van Shavit, zegt Naomi Friedman in de Jerusalem Post gaat uit van de valse voorstelling van zaken

“( . . .) dat het IDF Lydda innam en afpakte van een nietsvermoedende burgerbevolking die gemakkelijk verrast werd. Primaire bronnen geven echter aan dat de Arabische strijders goed bewapend waren en veel groter in aantal waren dan de Joodse troepen. Sela en Kadish schatten dat minstens 1.000 lokale strijders en 50 militairen uit het Arabische Legioen in het bezit waren van 25 anti-tank-raketwerpers, 20 machinegeweren, pantserwagens, machinepistolen en geweren.”

Friedman wijst ook op een belangrijk aspect dat Shavit onvermeld laat:

“ ( . . .) de olifant in de kamer is de reden waarom het IDF Lydda ueberhaupt aanviel. Lydda herbergde zowel lokale als buitenlandse strijders die tijdens de Oorlog van de Wegen de Joodse konvooien aanvielen. Deze oorlog wordt tegenwoordig geleidelijk weggeschreven uit de populaire geschiedenis en het nationale geheugen.”

Friedman vertelt dat de aanval op Lydda deel uitmaakte van die “Oorlog van de Wegen” die werd uitgevochten om de weg naar Jeruzalem vrij te krijgen van Arabische terroristen, omdat er hongersnood was onder de de 100.000 Joden die er woonden. Haar vader, zegt Friedman, was als kind een van die hongerenden in Jeruzalem.

Ook Alex Safian op de website CAMERA heeft fundamentele kritiek op Shavit.

Zich baserend op “Genesis 1948” van Dan Kurzman vertelt Safian dat Shavit cruciale informatie weglaat, namelijk dat Lydda zich na gevechten had overgegeven, dat de Lyddaërs hadden beloofd hun wapens in te leveren, dat de Joden hadden beloofd dat de inwoners konden blijven mits ze zich vreedzaam gedroegen, dat de Joden een flink deel van hun troepen hadden teruggetrokken omdat die elders nodig waren, maar . . . . . dat de Lyddaërs, toen een paar verdwaalde Jordaanse pantserwagens in de stad begonnen te schieten, dachten dat het Arabische legioen hen kwam bevrijden en opnieuw begonnen te vechten.

Safian:

“Vijf Israëlische wachtposten bij de Dahmash moskee waren de eersten die gedood werden en bijna onmiddellijk bracht het schieten in de hele stad los. Ondanks de overeenkomst tot overgave en de belofte tot inlevering van de wapens, moesten de Israëli’s die nu nog maar 500 man telden, de stad voor de tweede maal veroveren in een wanhopige veldslag. In huis-aan-huis-gevechten om sluipschutters uit te schakelen en deze keer geen kwartier gevend, was de stad binnen een uur opnieuw onder controle en waren naar schatting 200 Arabieren dood. Maar de Dahmash moskee was nog steeds aan het vechten, en werd gehouden door zo’n 70 strijders en met een onbekend aantal anderen [burgers] binnen. Liever dan een kostbare frontale aanval te lanceren, besloot Luitenant-Kolonel Kelman [een commandant, niet de afvuurder zelf] de muren van de moskee te breken met een antitankwapen, bekend als een PIAT en dan een peloton het gebouw te laten bestormen. Nadat de PIAT was afgevuurd vonden de mannen die het gebouw bestormden de verdedigers dood, gedood door de effecten van het staaldoorborende projectiel in de beperkte ruimte van de moskee. (Kurzman, p. 515-516).”

De tweede veldslag om Lydda in te nemen was over, maar nu stonden de Israëli’s voor de moeilijke vraag wat te doen met de inwoners. De leiders van de stad, wetende dat zij hun woord hadden gebroken en vooral wetende dat de vijf Israëlisch soldaten buiten de moskee waren vermoord en hun lichamen verminkt, vreesden dat de Israëli’s nu met gelijke munt zouden terugbetalen. Het is nauwelijks verbazingwekkend dat de Israëli’s niet in de stemming waren om de bewoners nog een tweede kans te geven hun belofte te breken om in vrede te leven. Maar de Israëli’s executeerden hen natuurlijk niet en slachtten hen natuurlijk ook niet af. In plaats daarvan kregen de inwoners de opdracht de stad te verlaten en te gaan in de richting van de Jordaanse linies en Ramallah.”

Safian eindigt met een opsomming van hysterische en het zionisme demoniserende uitspraken van Shavit. Ook ik had er een aantal onderstreept. Zoals:

“Het zionisme richt in de stad Lydda een bloedbad aan.”
“Het zionisme veegt de stad Lydda van de kaart.”
“Lydda bestond niet meer.”
“Niemand weet wat hun te wachten staat. Niemand weet waartoe de Joden nog meer in staat zijn.”

Shavit heeft vanwege zijn populariteit de potentie om van Lydda het nieuwe Deir Yassin te maken, dat tot dusver het propagandastokpaardje van de Palmaffia’s was. Want Deir Yassin was aan vervanging toe omdat, in tegenstelling tot wat Koestler nog meende, Deir Yassin géén negatieve uitzondering was, in die zin dat de Joodse strijdgroepen hier onnodige wreedheden zouden hebben begaan. David Meir Levi heeft in zijn “History Upside Down: The Roots of Palestinian Fascism and the Myth of Israëli Aggression” (2007) de kwestie Deir Yasin geanalyseerd. Nadat de strijd gestreden was en de Joodse strijdgroep Irgoen de krijgsgevangenen had verzameld, gebeurde er dit:

“Vervolgens, terwijl ze nog steeds een groep vormden, nog steeds gekleed als vrouwen en nadat ze zich hadden overgegeven en akkoord waren gegaan met krijgsgevangenschap, openden een aantal van de Irakezen opnieuw het vuur met wapens verborgen onder de vrouwenkleding. De strijders van de Irgoen werden hierdoor verrast, nog een aantal van hen werden gedood en anderen openden het vuur op de groep. Irakezen die zich inderdaad hadden overgeven werden samen gedood met degenen die alleen maar gedaan hadden alsof en vervolgens toch het vuur hadden geopend.”

En in de decennia daarna, zoals Efraim Karsh in zijn “Palestine betrayed” uitlegt, is deze gebeurtenis bewust uitgebuit door de Palestijns-Arabische propaganda. Inmiddels is sinds de juni-oorlog van 1967 in het Westen een traditie ontstaan van enerzijds het demoniseren van Israël dat in antwoord op de grofste en tegelijk meest ongrijpbare terreur, zich zo humaan mogelijk verdedigt en het anderzijds voorstellen als onschuldige slachtoffers van een “Palestijnse” haat-“elite” die de terreur pleegt, at random in het rond moordt, en de eigen bevolking, “de Palestijnen”, daarbij al negentig jaar, vanaf 1920, genadeloos verraadt en misbruikt. Dat gebeurt tegenwoordig door vanuit dichtbevolkte gebieden raketten af te schieten en de Israëli’s te dwingen tot extra voorzichtig en humaan militair optreden, waarbij niettemin elke vergissing van de Israëli’s maximaal propagandistisch uitgebuit wordt. En als Israël geen foutje maakt, dan worden er wel verzonnen gruwelverhalen verteld. De Westerse media vréten dit soort verzinsels. Deze traditie begon in 1948. De Arabische leugen-propaganda werkt niet alleen erg goed in het heden, maar is er ook in geslaagd het geschiedbeeld totaal te perverteren.

Efraim Karsh schreef in zijn “Palestine Betrayed” op pagina 237 al in 2010 het volgende over Lydda en “operatie Larlar”:

“Dit was het eerste, inderdaad het enige voorbeeld waarbij een substantiële stedelijke bevolking werd verdreven door Joodse of Israëlische strijdkrachten. Geen wonder dat het een centrale propagandaleuze werd in de Arabische claim van vooropgezette en systematische onteigening. In feit kwam de exodus [van Lydda] voort uit een serie onverwachte ontwikkelingen op de grond en was op geen enkele manier voorzien in militaire plannen ( . . .).”

Dat beweert de kroongetuige van Shavit ook, namelijk dat er geen plan tot etnische schoonmaak in “operatie Larlar” besloten zat. Die kroongetuige is dezelfde Shmaryahu Gutman die in 1942 de jonge zionisten de betekenis van Massada bijbracht en toevallig door Jigal Allon tot brigadecommandant voor de “operatie Larlar” werd benoemd. Shavit heeft Gutman uitgebreid geïnterviewd. Gutman parafraserend beweert Shavit:

“Toen Allon de brigadecommandant benoemde, had hij uitdrukkelijk gesteld: waar je ook vecht, de Arabieren mogen niet blijven.”

En hier wordt Gutman door Shavit letterlijk geciteerd:

“Ook Jigal Allon was een Jood met een vooruitziende blijk. Hij besefte dat Ben Gurion geen uitzettingsbevel kon uitvaardigen. Als staat zetten we geen mensen uit. Aan de andere kant, zowel Ben-Gurion als Allon wist dat je onmogelijk een Arabisch Lydda kon laten voortbestaan bij de internationale luchthaven, op zo korte afstand van Tel Aviv. ( . . .) Er werden wel dingen besproken tussen Ben-Gurion en Allon, maar schriftelijke orders waren er niet.”

En dan gaat Shavit weer over op Gutman parafraseren:

“Er zijn ook geen expliciete orders van Allon voor de brigadecommandant. Maar de training die de brigadecommandant in de Palmach heeft ondergaan, maakt elke order ook overbodig. Hij weet wat hij moet doen, ook al is hem dat niet gezegd.”

Ik zou liever gehad hebben dat Shavit op die cruciale momenten in het interview niet op parafrase was overgegaan. Maar stel nou dat Shavit Gutman correct interpreteert, dat Gutman gelijk heeft en dat er een stilzwijgende overeenstemming was dat de Arabieren verdreven moesten worden, dan is die overeenstemming toch echt pas gaandeweg de oorlog gegroeid, die oorlog die door de “Palestijnse” terroristen en de vijf binnenvallende Arabische staten is veroorzaakt en gewild. Dat valt niet te wijten aan de verkeerde mentaliteit van het zionisme, zoals Shavit beweert.

Want op 16 mei 1948, dus twee dagen ná de onafhankelijkheidsverklaring en twee maanden voordat in juli operatie Larlar rond Lydda begon, zond de officiële Israëlische radio de volgende verklaring uit in het Hebreeuws en Arabisch, terwijl de “elites” van vijf Arabische naties een genocidaal bedoelde aanval hadden losgelaten op de twee dagen oude staat:

“Hoewel wij tot een woeste oorlog zijn gedwongen, behoren wij niet te vergeten, dat binnen onze grenzen leden van het Arabische volk de rechten behoren te genieten van burgers en dat de meesten deze oorlog haten. Wij moeten hun rechten op een gelijk niveau handhaven met die van alle burgers. Wij zien uit naar vrede en strekken onze hand uit om hun medewerking te verkrijgen bij het opbouwen van ons vaderland. Burgers, laat ons de integriteit van ons jonge vaderland handhaven.” (Efraim Karsh, “Palestine Betrayed”, pagina 236)

Dat was het uitgangspunt van het Zionisme. Maar in de oorlog die na deze radio-speech van Ben Gurion volgde, hebben ook de Joden harde maatregelen moeten nemen en hebben ook Joden soms oorlogsmisdaden gepleegd. Toch blijft staan, zoals Efraim Karsh in zijn “Palestine Betrayed” aantoont, dat die harde maatregelen, inclusief enige gevallen van “etnische zuivering” nooit planmatig waren, altijd door de oorlogsomstandigheden genoodzaakt en nooit voortkwamen uit een collectief-structurele moorddadige of genocidale mentaliteit. Efraim Karsh zegt op pagina 237 van zijn bronnenstudie “Palestine Betrayed” over de tijd rond 14 mei 1948.

“De uitzonderingen gebeurden in het heetst van de strijd en werden steeds gedicteerd door ad hoc militaire overwegingen. Die uitzonderingen werden bovendien gecompenseerd door pogingen om vlucht te voorkomen en/of de terugkeer aan te moedigen van degenen die gevlucht waren – en dat op een moment waarop enorme aantallen Palestijnen actief uit hun huizen werden gedreven door hun eigen leiders en/of door Arabische gewapende eenheden, hetzij uit militaire overwegingen hetzij om te voorkomen dat ze burgers werden van de toekomstige Joodse staat.”

De moorddadige én genocidale mentaliteit was vanaf het begin af aan, sinds de Moefti van Jeruzalem in 1920 de terreur in Palestina startte, alléén bij de Arabieren aanwezig.

Dat neemt niet weg dat de excessen, door Joodse soldaten begaan, die Shavit beschrijft verschrikkelijk zijn.

“De jutezakken van de soldaten vullen zich nu snel met halskettingen en oorringen, met zilver en goud.”

“De kamers van het hotel dat ze vorderen en tot hun basis bestempelen, zijn nu gevuld met kleurige gewaden, kralenkettingen, koperen voorwerpen en waterpijpen. Op een van de deuren hangt een handgeschreven bordje: eet, drink en plunder, want morgen zijn we dood.

. ( . . . ) Sommige jongemannen nemen deel aan het hardhandig verhoren van de gevangenen uit het dorp. Na afloop van de ondervragingen brengen anderen de bloedende gevangenen naar de wadi. Wanneer de gevangenen worden geëxecuteerd, kijken sommisge jongens weg; anderen zien het opgetogen aan,”

Af en toe zou je willen dat Shavit bron-opgave doet. Maar als het 100% waar is, zijn het excessen, ontsporingen uit de rails van een humane mentaliteit door oorlogsomstandigheden die geschapen waren door moslims voor wie dit soort excessen standaard procedure waren vanuit een genocidale mentaliteit. Zoals Gutman zegt:

“Je merkt dat de humanistische opvoeding die je hebt gehad wegvalt. En ( . . .) je voelt je zwaar, diepbedroefd. Je hebt het gevoel dat tegenover iets ontzagwekkends staat waarmee je niet overweg kunt – dat je niet eens kunt begrijpen.”

Dat hoor ik een moslim nog niet zo gauw zeggen. En waar lezen we nou ooit eens bij een moslim zelfbeschuldigende passages zoals we bij Shavit op bijna elke pagina kunnen tegenkomen? Als een islamiet de hierboven en hieronder geciteerde passages zou hebben geschreven over een islamitische moordpartij, dan zou de toon juichend zijn geweest, indachtig de woorden van de moefti:

“Vermoord de Joden, waar je ze ook maar vindt! Dit is welgevallig aan Allah, de geschiedenis en de religie!”

Shavit schrijft:

“ ‘Bulldozer’ ( . . .) raakte gewond toen hij de PIAT-antitankgranaat op de kleine moskee afvuurde; hij verloor het bewustzijn en werd naar het ziekenhuis gebracht. Maar toen hij dagen later bijkwam, zochten zijn kameraden hem op en vertelden ze hem dat hij goed werk had verricht; hij had zeventig Arabieren gedood. Ze zeiden ook dat ze toen ze hem bloedend hadden zien liggen, woedend de kleine moskee waren ingerend en de overlevenden hadden doorzeefd met kogels uit automatische wapens. Daarna waren ze de huizen in de buurt ingegaan en hadden ze iedereen die ze aantroffen neergeschoten. Toen ze ’s avonds hadden gekregen de kleine moskee te ontruimen, de zeventig lichamen weg te halen en te begraven, hadden ze acht anderen Arabieren meegenomen om het spitwerk op de begraafplaats te doen; nadien hadden ze ook hen doodgeschoten en met de zeventig lijken meebegraven. Na de schietpartij bij de kleine moskee hadden ze namelijk geen aarzelingen meer gehad, maar waren ze spijkerhard opgetreden. ‘De jongens lieten hun goede bedoelingen varen’, zegt ‘Bulldozer’. ‘Ze wisten wat er gedaan moest worden en dat deden ze ook. En wat ze hebben gedaan was in overeenstemming met de beslissing van hogerhand om de bevolking van Lydda weg te voeren en over de grens van de Joodse staat te zetten.”

Het viel me hard deze passages over te schrijven. Dat is wat oorlog blijkbaar soms met mensen – mannen? – doet. Ook met Joden. En zelfs ik, dit soort passages lezend, dreig dan te vergeten wat hier aan de hand is: een linkse Jood die weer eens bezig is te helpen in de propaganda-oorlog van het Absolute Kwaad, de islam. Want het kan niet genoeg herhaald worden: het waren ontsporingen die pas optraden dóór de oorlog die de islam aan de Joden had opgedrongen.

Shavit ruimt in dit hoofdstuk veel ruimte in voor dit soort demonisering van het zionisme. Want dat is het: demonisering. Het Stockholmdualisme, het beschuldigen én tegelijk verontschuldigen van de Joden, waarin het beschuldigen het zwaarst weegt, heeft plaats gemaakt voor de regelrechte allerzwaarste aantijgingen. Dit gaat uit boven een waarheidsgetrouw en gewetensvol optekenen van de waarheid. Als Shavit ‘Bulldozer’ introduceert wordt hij uitgebreid gekarakteriseerd: “getraumatiseerd”, “ongepolijst en grof”.

“In de eerste maanden van 1948 is het werk [dat ‘Bulldozer doet] nog eenvoudig: dorpen overvallen, hinderlagen leggen langs wegen. Maar nadat hij is opgeleid tot antitank-raketoperator, wordt het oorlogsbedrijf hectisch. Het 3e regiment heeft zijn bazooka-achtige antitankwapen bij de meeste operaties hard nodig. April, mei en juni zijn niet te doen – onmenselijk. Een goede vriend sneuvelt, dan nog een, en nog een. Verdriet slaat om in woede, woede in apathie. Tijd om te begrijpen, om te rouwen, lom te huilen is er niet. Ze moeten de Arabieren uit Galilea gooien, Syrische en Libanese strijdkrachten tegenhouden die Galilea binenvallen, Galilea veroveren, Galilea zuiveren, Galilea verdedigen – ervoor zorgen dat Galilea Joods wordt.”

Ja, toch nog weer een klein Stockholm-dualiteitje van Shavit in de vorm van de psychologische achtergrond die tot daden als bij “de kleine moskee” leiden. Maar je moet blijven opletten bij Shavit: telkens opnieuw moet je dóórprikken wat Shavit suggereert, namelijk dat er iets in dat zionisme zelf zat dat die lokale etnische zuiveringen veroorzaakte. Dat suggereert Shavit hier door die laatste zes woorden: “ervoor zorgen dat Galilea Joods wordt”. Maar het is een leugen: deze wreedheden en verdrijvingen door de Joden begaan zijn een uitvloeisel van de oorlog die de islamitische Arabieren hebben gewild en opgedrongen aan de Joden.

In mijn analyse van het eerste hoofdstuk heb ik erop gewezen dat Shavits karakteriseringen van het gezelschap rond zijn eigen grootvader, de zionist Herbert Bentwich, een vette projectie bevatten ex post facto, namelijk dat Bentwich en zijn gezelschap in 1897 al hadden moeten zien en beseffen dat in Palestina reeds een volk woonde, wat werkelijk hele grote onzin is. Hier maakt Shavit nog eens verbatim duidelijk dat hij inderdaad vanuit hindsight, vanuit de latere geschiedenis dus, terugprojecteert en dat die passages in het eerste hoofdstuk er staan ter voorbereiding van het gelijk dat hij van plan is in onder andere hoofdstuk vijf te gaan halen. Want op de black-box-passage die ik hierboven citeerde, laat Shavit direct volgen:

“Toen Herbert Bentwich Lydda in april 1897 vanaf de witte toren van Raml kon zien, had hij moeten zien dat als er een Joodse staat in Palestina zou komen, een Arabisch Lydda in het centrum daarvan onmogelijk kon bestaan. Hij had moeten weten dat Lydda een obstakel was en dat het zionisme dat op een dag zou moeten opruimen.”

Hoe dwaas moet je zijn om zoiets op te schrijven als je weet wat voor een geweldige ontwikkeling ten goede op elk gebied de Joden in die bijna 70 jaar tussen 1880 en 1948 in Palestina hebben bewerkt? Sterker nog: als je zojuist een beschrijving hebt gewijd aan de geweldige ontwikkeling van juist Lydda in die periode? Toen Bentwich daar stond op die toren, zag hij een primitief dorpje met lijfeigenen, was er geen sprake van een “Joodse staat”, maar alleen van plannen tot wat je het beste een ontwikkelingshulpproject zou kunnen noemen dat óók nog eens de levens van de ontwikkelingswerkers zou kunnen redden, de Joden uit Europa. Alleen de islamitische en pan-Arabische agitatie van de Moefti van Jeruzalem heeft het Goede verhinderd en het Kwaad gebracht. En die agitatie was onvermijdelijk. Als het Amin al-Hoesseini niet was geweest, zou er een andere ophitser zijn opgestaan, want de islam is een inherent en onhervormbaar agressieve ideologie. Daarin hebben de 19e eeuwse geleerde Joden zich erg vergist.

Shavits conclusie:

“Wanneer ik op dit punt eerlijk tracht te zijn, stel ik vast dat de keus duidelijk is: je verwerpt het zionisme op grond van Lydda of je aanvaardt het zionisme mét Lydda.”

Nee hoor! Lydda hoort niet tot het wezen van het zionisme. Lydda hoort tot het wezen van mensen-in-oorlog. En de oorlog hoort tot het wezen van de islam, die de oorlog aan het zionisme opdrong.

UPDATE:

Ik heb op 9-7-2014 een apart artikel geplaatst over de controverse over Lydda, die uitgegroeid is tot dé kwestie inzake Shavits boek. Ik citeer dat artikel hieronder:
*********************
Ari Shavit, Lydda, Martin Kramer, Efraim Karsh: de leugens uit de antisemitische rattenholen worden steeds beter blootgelegd

In Middle East Forum van juli 2014 vestigt Efraim Karsh mijn aandacht op een artikel van Martin Kramer. Efraim Karsh zelf is de schrijver van Palestine Betrayed (2010), waarin op grond van nieuw vrijgegeven Britse archieven een gedetailleerde en baanbrekende studie wordt bewezen dat er géén etnische zuivering dóór de Joden ván de Arabieren heeft plaats gevonden gedurende de onafhankelijkheidsoorlog van Israël in 1948. De uitzonderlijke verdrijvingen die plaats vonden door Joden werden gedicteerd door de oorlogsomstandigheden van de oorlog die door de Arabieren begonnen was en volgehouden werd.

Op Martin Kramer ben ik zéér kritisch geweest in een artikel waarin ik hem een mogelijk Stockholmsyndroom toedichtte vanwege de uitgave van een zwaarlijvig weledelzeergeleerd boek over Joodse 19e eeuwse historiografie waarin hij volgens mij te weinig afstand nam van de islamofilie van de behandelde naïeve 19e eeuwers.

Maar nu vestigt Efraim Karsh dus mijn aandacht op een zeer lang en gedetailleerd artikel van diezelfde Martin Kramer – ik heb op dit moment geen tijd om het zelfstandig te beoordelen – waarin klaarblijkelijk de controverse rond de vermeende massamoord door de Joden in 1948 in “Lydda” – en waarover door Shavits boek zoveel ophef is ontstaan – beslecht wordt.

Karsh:

“Martin Kramer has performed a signal service by putting to rest the canard of an Israeli massacre of Palestinian Arab civilians in that city in July 1948. The charge has been most recently circulated by Ari Shavit in his best-selling My Promised Land. But Lydda is hardly the only instance of such allegations at the time of the founding of the Jewish state—or, for that matter, long afterward. As Kramer suggests at the outset of his investigation, “time and again over the decades, Israeli soldiers have stood accused of just such wanton killing when in fact they were doing what every soldier is trained to do: fire on an armed enemy, especially when that enemy is firing at him.”

Ja, tot op de dag van vandaag heeft het Arabisch-islamitische en Palmaffiaanse liegen over zogenaamde wreedheden door Joden de geschiedenis van Israël tot één antisemitische karikatuur gemaakt. Daarbij worden die Arabisch-islamieten en Palmaffiosi sinds de jaren 1970 zwaar ondersteund door een leger van linkse collaborateurs in het Westen. Eergisteren schreef ik nog over die antisemitische rat Monique van Hoogstraten uit het antisemitische rattenhol dat NOS-journaal heet en dat deel uitmaakt van de algemene antisemitische rattenkolonie van de Nederlandse mainstream-media.

Ik heb de indruk dat althans de Nederlandse mainstream-media enigszins tot bezinning aan het komen zijn inzake islam en Israël, maar toch, deze eigenste morgen nog, terwijl ik dit stukje zit te tikken: kijk op 03:00 alwaar een blond presenteermeisje een stukje informatie invlecht dat ongetwijfeld door Monique van Hoogstraten uit betrouwbare Palmaffiose bron is vernomen:

Volgens Palestijnse Autoriteiten zijn er zeker 23 mensen omgekomen door bombardementen van het Israëlische leger op de Gazastrook. Onder hen zouden 17 burgers zijn.

______________
Dit stuk is doorgeplaatst op E. J. Bron